
'Ergens tussen domme pech en dikke mazzel'
- Isala
- Ervaringen
- 'Ergens tussen domme pech en dikke mazzel'
Bert Jansen (Doetinchem, 1966) woont met zijn vriendin en hun twee dochters (8) in Meppel. Anderhalf jaar geleden werd een agressieve tumor in zijn hoofd ontdekt. Hij is journalist/copywriter. Voor Isala schreef hij een blog over zijn ziekte, de onzekerheid en de impact.
Onderweg naar het ziekenhuis kan de buschauffeur niet tijdig remmen voor het overstekende gezin Zwaan. De kleintjes drukken zich op het asfalt en komen ongeschonden onder de voortrollende bus vandaan. Moeder de Zwaan - een paar veren zie ik voorbijfladderen - waggelt verfomfaaid achter haar kroost aan. Voorlopig zwemt mams niet voorop. Jammer voor het hele gezin, maar eigenlijk heeft de zwaan dikke mazzel gehad. Geluk en ongeluk lijken vaak als paar aan het leven te kleven. Sinds er anderhalf jaar geleden een agressieve tumor in mijn hoofd werd ontdekt, kan ik daarover meepraten. Het is een behoorlijk rottig verhaal om te vertellen, dus ik probeer meestal ook te benadrukken dat ik - naast al het misfortuin - ook veel geluk heb gehad. Geluk dat ik er nog ben, bij voorbeeld.
‘Een hersenpatiënt merkt vaak als laatst, dat hij iets mankeert’, verklaarde de neuroloog achteraf mijn gedraal. Gelukkig dat mijn lief me - na lang aandringen - mee naar de huisartsenpost troonde. Een uur later lag ik in een ambulance op weg naar Zwolle, met medeneming van mijn vrouw en een cd-rom vol CT-scans. Die digitale patiëntgegevens mochten vanwege mijn privacy niet per e-mail uitgewisseld worden. Bij nadere bestudering van mijn allereerste MRI, liet de neurochirurg er in Isala ook geen gras over groeien. De vuistdikke hersentumor moest de volgende morgen operatief verwijderd worden.
Er was weinig tijd om te piekeren over de gevolgen van de zware operatie. Aan het bed hield de chirurg me een mogelijke beperking van mijn gezichtsvermogen voor. Geschrokken drukte ik hem op het hart: ‘Ga maar lekker vroeg slapen’. Ik mocht van geluk spreken dat de tumor op een plek zat, waar nog te opereren viel.
Elke (ex-)kankerpatiënt, vertelt een eigen, geheel ander verhaal. Het type, de plek en aard bepalen immers je volledige toekomstperspectief. De weefselkweek wees bij mij een glioblastoma multiforme uit. Hip afgekort tot GBM, blijft het de kwaadaardigste en meest voorkomende hersentumor. De stelligste verklaring van de oncoloog, voor het ontstaan van de GBM, luidde: ‘Domme pech’. Bij het eerste artsengesprek na mijn ziekenhuis-ontslag, spraken we af het kleine restant van de hersentumor, het komend half jaar met chemo- en radiotherapie tot staan te brengen. Met dat doel werd een strijdlustig behandelteam van specialisten samengesteld. Nog steeds balt de vertrouwde regie-verpleegkundige alle oncologische kennis en kunde in het ziekenhuis, samen rond mij.
Alle clichés die ik ooit hoorde over kanker, blijken waar. Mijn leven stond op z’n kop en de grond zakte onder mijn voeten vandaan. Ik stapte in een achtbaan. Niet langer was ik de buschauffeur op lijn 1 van mijn eigen leven. Sinds de hersenoperatie, mag ik toch al niet meer autorijden. Vrienden, familieleden en andere bevriende automobilisten bieden me spontaan een lift aan. En anders rijden er treinen naar Zwolle en bussen naar de Isala.
Sinds de nabehandeling is afgesloten, moet ik me elke drie maanden in het ziekenhuis melden voor een controlescan. Zoals vandaag dus. Geroutineerd leg ik mijn I.D. (komt mijn rijbewijs toch van pas!) in de ontvangstzuil en scheur de afspraakbon af. Op afdeling V3.1, wacht de medewerkster mij op. Alle kledingstukken en -accessoires met metaal, laat ik achter in de kleedkamer. Nee, geen prothese of pacemaker in mijn lijf. ‘En geen achtergebleven kogels,’ hoor ik mezelf voor de zoveelste keer, hetzelfde grapje maken. De radiologie-verpleegkundige waarschuwt voor de luide klik, als zij de scanhelm over mijn hoofd plaatst. De echte herrie moet nog komen. Muziek op de koptelefoon komt zelden boven het gepiep en geknars van deze hypermoderne camera uit.
Een zwarte stip onder in het helmruitje, eist mijn aandacht op. Het is dan ook de bedoeling dat de patiënt zijn blik fixeert en lekker tot rust komt. Zodra de tafel zoemend in de scantunnel schuift, is stokstijf stilliggen het enige wat je rest. Met wederom messcherpe scans van mijn brein, als resultaat. De nieuwe MRI-beelden komen eerst de specialisten onder ogen. Over een week staat het vervolggesprek gepland met de neuroloog en de regie-verpleegkundige. Weliswaar heb ik in de spreekkamer op de afdeling neurologie, door dik en dun mijn lieve partner aan mijn zijde. Elk kwartaalgesprek dat we samen ingaan, is toch weer spannender dan het vorige. De scans toonden tot dusver een stabiele toestand in mijn hoofd. ‘Het monster blijft in coma, de hond aan de ketting’. Prozaïsch probeer ik de woorden tumor, kanker en groei te vermijden, zonder de ernst ervan af te lachen. Want wij beseffen dat niet elk volgend kwartaalgesprek weer positief zal zijn. En dat we dan die zelfde middag nog, weer eerlijk en open moeten zijn tegen onze meisjes.
De tweede dosis contrastvloeistof voel ik mijn arm instromen en doezel bijna weg in een middagslaapje. Door mijn wimpers vervaagt de zachtgele rand van het scanmasker. We zijn net terug van vakantie, dus het kost me weinig moeite er een zonovergoten zandstrand in te ontwaren. Met in de verte altijd die bewoonde rots in de woelige oceaan. Misschien is dat de boodschap van de stip op het ruitje: ‘Richt je op een vast punt aan de horizon. Blijf het mooie zien en de liefde voelen. Want ergens tussen domme pech en dikke mazzel schuilt hoop en zelfs een beetje humor.