Contact
  1. eNose ruikt uitzaaiingen in adem patiënt

Het Radboud MC doet al een tijdje onderzoek naar het gebruik van de eNose in het bevolkingsonderzoek darmkanker. De tumorwerkgroep en researchgroep colorectaal kanker (darmkanker) in Isala vroegen zich daarom af of de eNose misschien ook ingezet kan worden om uitzaaiingen op te sporen na een darmoperatie. Dat lijkt inderdaad zo te zijn, want de resultaten van de pilot van vorig jaar zijn veelbelovend. Daarom nu een groter onderzoek.

Erik van Westreenen, Ivonne Schoenaker, Wouter de Vos met eNose

Erik van Westreenen, Ivonne Schoen Aker en Wouter de Vos met de eNose (fotograaf: Pieter Magielsen)

Maar hoe werkt de eNose eigenlijk? ‘Wanneer je een tumor in je lichaam hebt, verandert je stofwisseling’, legt verpleegkundig specialist Ivonne Schoenaker MDL oncologie uit. Die verandering kun je meten in de lucht die je uitademt. Wij noemen dit vluchtige organische stoffen (VOC’s). Eigenlijk het eindproduct van de stofwisseling. Patiënten moeten vijf minuten in de eNose ademen. De sensoren in de eNose reageren op de adem van de patiënt en zo krijg je een breathprint. Oftewel een afdruk van je adem. Wij hebben een pilot gedaan bij 62 patiënten. Wij wisten wie wel (26 personen) of geen (36 personen) uitzaaiingen had. Die informatie gaven wij ook aan de eNose. In de uitkomsten, oftewel de breathprints, zagen wij inderdaad verschillen tussen patiënten die wel en geen uitzaaiingen hadden. Daarom gaan wij verder met een groter onderzoek. Dat kan dankzij een subsidie van het I&W (Innovatie en Wetenschap) fonds van Isala.’

Algoritme

Aan de tweede fase van het onderzoek, de verificatie fase, wil Ivonne en haar team 733 patiënten mee laten doen. ‘Wij willen daarom graag samenwerken met andere centra, zodat wij sneller de benodigde data bij elkaar hebben. De eNose werkt op basis van een algoritme en dat algoritme moeten wij zo perfect mogelijk maken. Dat doe je door zo veel mogelijk gegevens van patiënten in het apparaat te stoppen. Je vertelt het apparaat of de adem komt van een patiënt met uitzaaiingen of zonder uitzaaiingen. Zo leert het apparaat steeds beter alle verschillende plaatjes van adem herkennen. Vergelijk het maar met een computer die je plaatjes van een hond wilt laten herkennen. Een herder of labrador gaat meteen goed, maar de computer moet uiteindelijk ook afbeeldingen van een poedel of pekineesje kunnen herkennen als hondenplaatjes. Uiteindelijk hebben wij een stabiele formule en dan volgt de laatste fase van het onderzoek.’

Bureau huisarts

De laatste fase is de validatie. Ivonne: ‘Dan vertellen wij de eNose niet meer of iemand wel of niet uitzaaiingen heeft. Natuurlijk controleren wij of de eNOse de juiste diagnose geeft. Dat doen wij met de reguliere onderzoeken zoals scans en bloedonderzoek. Als de eNose straks het perfecte algoritme heeft en sensitief genoeg is, hopen wij dat de eNose minsten net zo goed of zelf beter kan vertellen of een patiënt uitzaaiingen heeft dan dat de normale onderzoeken nu doen. Daar zitten nu best vaak vals-positieve uitslagen tussen. Bovendien is het onderzoek vervelender en patiënten moeten vaak lang wachten op een uitslag en dat geeft veel stress. Ik denk zelfs dat uiteindelijk dit apparaat op het bureau van een huisarts komt te staan. Een goed algoritme, voor deze onderzoeken of andere, zijn heel waardevol.’

Diverse onderzoekspopulatie

Patiënten doen graag mee aan het onderzoek. Ivonne: ‘Het is niet belastend en wij plannen het op een moment dat ze toch al in het ziekenhuis moeten zijn. De onderzoekspopulatie is heel divers van jong tot tachtig plus. Dat is alleen maar positief natuurlijk. Dat wij dit onderzoek opzetten, is te danken aan overlegvormen als de tumorwerkgroep colorectaal kanker en de colorectale researchgroep. Je zit dan met verschillende specialismen bij elkaar en daardoor krijg je veel nieuwe ideeën voor onderzoek.’

Meer informatie

Maag- darm- en leveroncologie 

 

Gerelateerd nieuws