Contact
  1. ‘Wat zijn we dankbaar dat we weer samen zijn’

Gelukkig zijn er ook mensen met corona met wie het weer beter gaat. Zoals Joke en Albert Leusink. Drie weken geleden kregen zij klachten en die verslechterden in een rap tempo. Met Albert ging het op een gegeven moment zo slecht, dat hij in Isala moest worden opgenomen.

Joke Leutink en Albert Leutink

Foto: Uit het eigen archief van Joke en Albert Leusink

‘Ik begin eindelijk weer wat meer lucht te krijgen’, vertelt Albert aan de telefoon, inmiddels weer vanuit zijn eigen woonkamer. Ruim een week geleden mocht hij met zijn vrouw Joke mee naar huis, na zes dagen op een cohort-afdeling in het ziekenhuis te hebben gelegen.

Benauwd

Drie weken geleden gaat het mis met het stel. ‘We werden allebei ziek’, vertelt Albert. ‘Ikzelf had eerst alleen wat lichte klachten, een beetje last van m’n spieren en gewrichten. Joke was gelijk al heel ziek en benauwd. Die maandag ben ik zelfs nog naar m’n werk gegaan maar ik had al snel door dat dat niet verstandig was en ben weer naar huis gegaan. De klachten werden met de dag erger, ook ik kreeg het erg benauwd. Zelfs naar het toilet lopen was bijna al te veel.’

‘Die week hebben we verschillende keren met de huisarts en de GGD gebeld maar we mochten er niet heen in verband met het besmettingsrisico. We hebben het tijdens het weekend nog aangekeken maar daarna kon het niet langer.’ Omdat Albert diabetespatiënt is en tot de risicogroep behoort, wordt hij die maandag daarop door de huisarts onderzocht in een speciale kamer voor mensen met verdenking op corona. Die hoort iets in zijn longen wat hem niet bevalt en verwijst hem door naar het ziekenhuis.

Achterlaten

Op de Spoedeisende hulp wordt hij opgevangen in een eenpersoonskamer en in isolatie verder onderzocht. Het tekort aan zuurstof is zorgwekkend. ‘Tot in de avond heb ik nog in die kamer gelegen en daarna ben ik overgebracht naar de cohort-afdeling. Maar eerlijk gezegd heb ik van die overdracht niks meer meegekregen, zo verzwakt was ik inmiddels.’

Joke – zelf dan ook nog ziek – kan niet anders dan naar huis gaan. ‘Je kunt je niet voorstellen hoe erg dat is om je geliefde alleen achter te moeten laten’, vertelt zij hoorbaar geëmotioneerd. ‘Niet wetende of het goedkomt en of je hem weer ziet. Gelukkig hebben wij hele lieve buren en vrienden die mij geholpen hebben met boodschappen, warm eten, een bloemetje of gewoon een lief appje. Daar ben ik hen heel dankbaar voor.’

Steun

De volgende dag geeft de test aan wat iedereen eigenlijk al verwacht. Albert heeft corona. In de zes dagen dat hij op de cohort ligt, is het een komen en gaan van patiënten. Albert: ‘Patiënten die in slechts twee uur tijd heel hard achteruit gaan en naar de IC worden overgebracht. Heel heftig om te zien en ik mag van geluk spreken dat mij dat lot bespaard is gebleven.’

Niemand mag die week bij hem op bezoek komen. Gelukkig ondervindt hij veel steun aan de verpleegkundigen die hem behandelen. ‘Stuk voor stuk hele zorgzame, meestal ook jonge mensen, die heel goed op je letten en regelmatig vragen of ze nog wat voor je kunnen doen.’

‘Ondertussen zie je hun wangen gedurende de dag steeds roder worden van het harde werken. Ik heb veel respect voor ze, die krijgen momenteel heel wat voor de kiezen. Zij deden ook hun best om voor iedereen die daar lag videobellen mogelijk te maken. Toen ik weer een beetje bij was, heb ik dat met Joke gedaan. Het is heel fijn om elkaar even te kunnen zien in zo’n heftige tijd.’

Dankbaar

Het was een hele angstige periode, maar gelukkig knapt Albert genoeg op om weer naar huis te mogen. Hij is nog steeds herstellende, zijn longen hebben behoorlijke schade opgelopen en het duurt wel even voordat hij een beetje de oude is. ‘Maar wat zijn we dankbaar dat we weer bij elkaar kunnen zijn. Dankbaar ben ik ook dat ik er nog ben. En voor de zorgverleners op de afdeling waar ik lag. Maar ook veel meer dan vroeger voor de kleine dingen.’

‘Afgelopen zaterdag bijvoorbeeld hoorde ik buiten een motor ronken. Motors zijn een gezamenlijke hobby van mij en m’n zwager. Ik deed de deur open en zag hem daar staan met zijn motor. “Het lijkt mij niet verstandig om al in de buurt te komen’, zei ik tegen hem. “Dat weet ik”, antwoordde hij. “Ik wilde je alleen even zien.” Dat deed me heel veel.’

Gerelateerd nieuws