Contact
  1. 5920-Trombosebeen of -arm

U heeft van uw arts te horen gekregen dat u een trombosebeen of -arm heeft of dat hiervoor een vermoeden is. Bij een trombosebeen of -arm zit er een bloedprop in een van de aderen diep in uw been of arm. In deze folder leest u meer over hoe dit ontstaat en hoe we u behandelen.

Wat is een trombosebeen of - arm?

We spreken over een trombosebeen als er een bloedprop (trombus) zit in een van de aderen die diep in uw been of arm liggen. In uw lichaam stroomt het bloed via de aderen terug naar het hart. Door een stolsel raakt de bloedbaan verstopt. Daardoor kan het bloed niet goed terugstromen. Bij kleine bloedstolsels krijgt u niet altijd klachten. Wanneer er grote stolsels zijn, zwelt uw been of arm vaak op, ontstaat er pijn en wordt de huid glanzend, warm en rood.

Waardoor ontstaat een trombose?

U kunt een trombosebeen of –arm krijgen als uw bloedstroom verstoort raakt. Dit kan komen door:

  • lang stil zitten of liggen bijv. door ziekte, operatie, lange vliegreis;
  • gipsimmobilisatie;
  • uitdroging.

Ook een beschadiging van de wand van een bloedvat kan een oorzaak staan. Zo’n beschadiging kan komen door:

  • een ongeval;
  • een operatie;
  • een ontsteking.

Een derde belangrijke oorzaak is wanneer uw bloed verandert van samenstelling. Bijvoorbeeld door:

  • een zwangerschap;
  • wanneer u anticonceptiepil gebruikt;
  • een ziekte zoals ontsteking, reuma, bloedziekten, kanker;
  • wanneer u geneesmiddelen gebruikt, bijvoorbeeld chemo- of hormoontherapie.

Andere oorzaken van een trombosebeen of –arm:

  • roken;
  • overgewicht;
  • spataderen;
  • wanneer u eerder trombose heeft gehad;
  • wanneer trombose in uw familie voorkomt.

Vaak is er sprake van een combinatie van factoren die een rol spelen bij het ontstaan van een trombosebeen of -arm. Ook komt het nogal eens voor dat er geen duidelijke oorzaak is.

Hoe wordt een trombosebeen vastgesteld?

Met een echo kunnen we onderzoeken of er sprake is van trombose in uw arm of been. In de meeste gevallen is dit onderzoek voldoende om de diagnose te stellen.

De behandeling

Een trombosebeen of –arm wordt behandeld met bloed verdunnende medicijnen. Uw been of arm wordt ingezwachteld. En u draagt voor een langere periode een therapeutische elastische kous (compressietherapie). De behandeling zorgt ervoor dat bloedstolsels niet groter worden en uw klachten verminderen.

Bloed verdunnende medicijnen

Door bloed verdunnende medicijnen wordt de trombose niet erger en voorkomt dat een stolsel in uw longen kan komen en u een longembolie krijgt. Uw lichaam krijgt de kans om het stolsel af te breken of in te kapselen. Dit duurt ongeveer drie maanden. Er zijn verschillende medicijnen beschikbaar. Afhankelijk van uw situatie bepaalt uw arts welke en hoe lang u medicijnen neemt. Hieronder lees u meer over deze medicijnen.

Directe orale anticoagulantie (DOAC)

DOAC’s, oftewel 'directe orale anticoagulantia', werken door rechtstreeks het stollingseiwit in uw bloed te remmen. Het is belangrijk dat het medicijn iedere dag op hetzelfde tijdstip wordt ingenomen. Deze medicijnen werken binnen een uur na inname. Uw arts kan de volgende medicijnen voorschrijven: Rivaroxaban (Xarelto), Apixaban (Eliquis), Dagibatran (Pradaxa) of Edoxaban ( Lixiana).

Coumarine

Deze antistollingsmiddelen gaan de werking van vitamine K tegen. Als u een coumarine gaat gebruiken komt u onder controle van de trombosedienst. Omdat de werking van deze bloedverdunner pas na enige dagen optimaal is, krijgt u de eerste dagen uw bloedverdunners via een injectie met Fraxiparine of Fraxodi toegediend. De trombosedienst bepaalt wanneer met de injecties gestopt kan worden. Vaak is dit na vijf dagen.
Uw arts kan de volgende medicijnen voorschrijven: Acenocoumarol (Sintrommitis) of fenprocoumon (Marcoumar). Deze tabletten kunnen wisselende waardes geven. Door middel van bloedonderzoek controleert de trombosedienst de dikte van uw bloed en past uw dosering hierop aan. De tabletten neemt u iedere dag op hetzelfde tijdstip in.

Let op!
Gebruikt u Sintrom of Fenprocoumon? Dan is het belangrijk de trombosedienst in te lichten wanneer u andere medicijnen krijgt voorgeschreven. Sommige medicijnen hebben invloed op de werking van de bloedverdunners. Ook is het belangrijk de trombosedienst te bellen als u last krijgt van een bloeding, bijvoorbeeld een forse bloedneus.

Heparine-injectie

Uw arts kan de volgende medicijnen voorschrijven: Een injectie met Fraxiparine. deze moet twee keer per dag toegediend worden. Of een injectie met Fraxodi, deze kan een keer per dag toegediend worden. De plaats van de injectie kan pijnlijk zijn en er kan een bloeduitstorting ontstaan. U of een naaste krijgt instructies om de injecties zelf toe te dienen.

Let op!
Door het gebruik van bloed verdunnende medicijnen heeft u een grotere kans op bloedingen. Ontstekingsremmende pijnstillers zoals Diclofenac en Ibuprofen hebben ook een bloed verdunnend effect. Daarom raden we het gebruik van dergelijke middelen af. Paracetamol is een pijnstiller die u wel kunt gebruiken.

 

Let op!
Het is belangrijk dat u andere dokters of uw tandarts, die een ingreep of onderzoek bij u willen doen, vertelt dat u bloed verdunnende medicijnen gebruikt. Zo kunnen zij tijdens een ingreep of onderzoek de kans op bloedingen verkleinen.

Zwachteltherapie en therapeutische kous

Door de trombose kan het zijn dat het bloed niet meer goed terugstroomt naar uw hart. Hierdoor kan er veel vocht in uw been of arm ontstaan. Daarom wordt uw been of arm ingezwachteld. Hierdoor verdwijnt het vocht. Dit inzwachtelen gebeurt op de polikliniek Dermatologie. U krijgt hier een verwijzing voor.

Is uw been of arm goed afgeslankt, dan krijgt u een therapeutisch elastische kous. Deze kous wordt op maat gemaakt. Meestal is dit een kous tot aan u knie. Soms is het nodig dat de kous tot aan uw lies zit. U mag deze kous ’s nachts af doen. Na een jaar kijkt de dermatoloog samen met u of u de kous niet meer hoeft te dragen.

Lopen

Hoewel het lopen de eerste dagen vaak pijn doet, mag dit wel. Overbelast uw been alleen niet. In het begin is het belangrijk om, als u zit, het been wat hoger te leggen. Ook kunt u zorgen dat uw bloed beter doorstroomt door met uw enkel te draaien en uw tenen naar u toe te trekken. Hierdoor gaat het vocht makkelijker uit het been. Voorkom ook dat u lang stilstaat.

Complicaties

Longembolie

Bij een trombosebeen of -arm is het risico op een longembolie erg groot. Soms schieten stukjes van het stolsel in de ader los. Deze worden door de bloedstroom meegevoerd en kunnen uiteindelijk in de longen een bloedvat verstoppen. Dit wordt een longembolie genoemd.

Een longembolie hoeft geen klachten te geven, maar kan in een klein deel van de gevallen leiden tot soms ernstige complicaties. Heeft u wel klachten die kunnen wijzen op een longembolie, zoals kortademigheid, hoesten of pijn bij de inademing, dan is het belangrijk om uw behandeld arts hiervan op de hoogte te stellen.

Posttrombotisch syndroom

Na een trombosebeen houdt een derde van de patiënten klachten aan zijn been. Dit wordt een posttrombotisch syndroom (PTS) genoemd. PTS is een chronische aandoening waarbij de klepjes in de aderen door het bloedstolsel zijn beschadigd. Hierdoor blijft er te veel bloed in het been achter. Dit geeft klachten van een moe, zwaar gevoel in het been. Later kan ook de huid van het onderbeen verkleuren en kunnen er spataderen ontstaan. Na verloop van langere tijd ontstaat bij een deel van de patiënten met deze klachten een zogenaamd open been. Door de steunkous trouw te dragen verkleint u de kans op deze vervelende complicatie.

Contact

Heeft u nog vragen, dan kunt u bellen met de locatie waar u onder behandeling bent:

Zwolle

Interne geneeskunde
088 624 60 40 (bereikbaar van maandag tot en met vrijdag van 8.30 tot 17.00 uur)

Kunt u niet komen? Laat het ons snel weten, dan maken wij een nieuwe afspraak.

Laatst gewijzigd 17 mei 2022 / 5920

Gerelateerde folders