De eerste soort lymfklierkanker die ontdekt werd, is het Hodgkin-lymfoom (vroeger de ziekte van Hodgkin). De ontdekker was dr. Thomas Hodgkin. Alle andere soorten die later ontdekt werden, heten samen non-Hodgkin-lymfomen.
Er zijn meer dan dertig verschillende soorten non-Hodgkin-lymfomen. Dat komt doordat er veel verschillende soorten lymfocyten in een lymfklier zitten. Ze zijn te herkennen onder een microscoop en door aanvullend onderzoek in het laboratorium. Het is belangrijk dat er nauwkeurig gekeken wordt naar het type, omdat de behandelingen en de vooruitzichten erg van elkaar verschillen.
Vaak is een opgezette lymfklier een eerste verschijnsel. Soms zijn er ook klachten als afvallen, heftig zweten gedurende de nacht en onbegrepen koorts.
Onderzoek
Om te bepalen of en welke vorm van lymfklierkanker u heeft, begint een arts met een gesprek. Tijdens dit gesprek inventariseert hij uw klachten. Ook krijgt u een lichamelijk onderzoek waarbij de arts onder meer uw lymfklieren, uw lever en uw milt voelt of bekijkt.
Om het juiste type non-Hodgkin-lymfoom vast te stellen, verwijdert een chirurg een stuk(je) van een lymfklier. Daarnaast wordt een PET-CT scan (gecombineerd röntgen en nucleair onderzoek) gedaan, krijgt u een bloedonderzoek en een beenmergonderzoek. Soms bekijkt een keel-, neus- en oorarts uw neus- en keelamandelen.
Door deze onderzoeken wordt duidelijk welke vorm van non-Hodgkin-lymfoom u heeft en waar de ziekte precies aanwezig is. Ook kan hierdoor het stadium van de ziekte worden bepaald.
Behandeling
Welke soort behandeling u krijgt, is afhankelijk van de soort non-Hodgkin-lymfoom en de uitgebreidheid. Soorten die heel langzaam groeien (ook wel indolente of laaggradige vormen genoemd) zijn meestal niet te genezen. Vaak hebben patiënten jarenlang geen klachten. De behandeling wordt pas gestart als u klachten heeft of heel grote lymfklieren.
Snelgroeiende, agressieve soorten non-Hodgkin-lymfoom kunnen bij een groot deel van de mensen worden genezen. De behandeling bestaat uit medicijnen, chemotherapie (cytostatica) en immunotherapie. Deze therapieën remmen de celgroei en doden cellen.
Soms, vooral wanneer een agressieve vorm non-Hodgkin-lymfoom zich op één plek bevindt, krijgt u na afloop van de chemotherapie een aantal bestralingen (radiotherapie). De bijwerkingen van de behandelingen zijn erg afhankelijk van het soort chemotherapie dat u krijgt.
Soms komt een non-Hodgkin-lymfoom weer terug, ook na het verdwijnen van de ziekte na een behandeling. In dat geval wordt opnieuw gezocht naar een andere behandeling.
Tot slot
Over de behandeling die uw arts aan u heeft voorgesteld, kunt u meer lezen in het Patiënten Informatie Dossier (PID) Hematologische aandoening onder het kopje ‘Behandeling’.
Contact
Heeft u nog vragen, dan kunt u bellen met de locatie waar u onder behandeling bent:
Zwolle
Oncologie (regieverpleegkundigen)
088 624 60 40 (bereikbaar van maandag tot en met vrijdag van 8.30 tot 17.00 uur)
Kunt u niet komen? Laat het ons snel weten, dan maken wij een nieuwe afspraak.