Excessief huilen Excessief huilen
- Isala
- Patiëntenfolders
- 6120-Excessief huilen
Een baby die excessief (= bovenmatig, buitensporig) huilt, wordt ook wel ‘huilbaby’ genoemd. Hier informeren we u eerst over normaal huilgedrag, vervolgens geven we u adviezen en ten slotte krijgt u informatie over een eventuele opname op de afdeling Kindergeneeskunde. Voor de leesbaarheid spreken we in deze brochure steeds over ‘hij’, maar de adviezen gelden zowel voor meisjes als jongens.
Huilbaby
Hoe stellen we vast of het huilen buitensporig is? We noemen een kind een huilbaby:
- als de baby ten minste drie uur op een dag, drie dagen per week, drie weken achter elkaar, huilt;
- of als de ouders het huilen van hun kind als problematisch ervaren.
Vaak slapen huilbaby’s kort en drinken onregelmatig, met kleine beetjes. Ze kunnen moeilijk tot rust komen, maaien met armen en benen, maken zich heel boos en zijn ontroostbaar. Daardoor raken ze oververmoeid, net als hun ouders, door de gebroken nachten. U belandt als het ware samen in een vicieuze cirkel die moeilijk te doorbreken lijkt.
Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat bij de meeste huilbaby’s (meer dan 95 procent) geen lichamelijke oorzaak wordt gevonden. Als er bij standaard lichamelijk onderzoek geen bijzonderheden worden gevonden, is verder (laboratorium)onderzoek dan ook niet nodig.
Huilen
Huilen heeft een functie. Het is voor uw baby de enige manier om te laten weten dat hij iets wil. Sommige kinderen huilen om in slaap te vallen. Dit huilmoment aan het einde van de dag is een van de manieren om opgedane prikkels en ervaringen van die dag te verwerken. Hierdoor ontladen ze, komen ze tot rust en kunnen ze daarna in een ontspannen slaap vallen.
Kinderen kunnen soms lang huilen. Vaak is dit geen continu huilen, maar een op- en neergaand patroon van jengelen, huilen, rust, jengelen, huilen, rust… om vervolgens van het ene op het andere moment in slaap te vallen.
Overprikkeld kind
Een overprikkeld kind reageert heftig op normale prikkels uit zijn omgeving. Op geluid, licht, beweging en aanraking kan een kind heftig reageren. Maar ook op eigen prikkels zoals ongecontroleerde bewegingen van armen of benen. Een kind dat overprikkeld is, kan het volgende laten zien:
- Onregelmatig slapen en drinken. Een overprikkeld kind heeft vaak hazenslaapjes van een half uur en korter en lijkt om niets wakker te worden. Vaak is er geen enkel ritme in zijn/haar drinken waardoor de ouder, zeker bij borstvoeding, snel gaat twijfelen aan de voeding (meestal onterecht). Soms drinkt het kind onrustig.
- Niet op eigen kracht in slaap kunnen komen en/of zichzelf uit de slaap houden en/of zichzelf wakker maken door maaiende armpjes.
- Veel jengelen.
- Veel huilen.
- Onrustig gedrag.
- Erg beweeglijk zijn.
- Spugen.
- Overstrekken.
- Moeilijk te troosten.
Moe en toch overactief
Vooral het druk doen en jengelen worden nogal eens verkeerd begrepen. Vaak zijn ouders gewend om bij deze twee signalen van alles te gaan doen met hun kind in plaats van hem/haar in bed te leggen. Op het moment dat uw baby gaat huilen, is hij vaak al zo moe dat het hem nauwelijks meer lukt om op eigen kracht in slaap te vallen.
Een kind dat huilt, wordt meestal opgepakt en getroost, wat op zich weer nieuwe prikkels zijn. De oorzaak van onrust/huilen is meestal oververmoeidheid. Signalen van vermoeidheid zijn:
- gapen;
- bleek worden;
- rode wangetjes of oortjes;
- wegkijken;
- zich van u afwenden;
- druk doen;
- jengelen;
- in de ogen wrijven.
Ouders van een prikkelbaar kind
Ouders van een prikkelbaar kind voelen zich vaak onmachtig. Ze willen hun kind graag helpen, maar weten tot nu toe niet de goede manier te vinden. Ze hebben van alles geprobeerd en alle goedbedoelde adviezen van mensen in hun omgeving en/of van consultatiebureau of huisarts hebben niet (voldoende) geholpen.
Door de vermoeidheid en alle vergeefse inspanningen kunnen ze zich steeds meer onzeker voelen. Een prikkelbaar kind vraagt veel aandacht en energie van de omgeving. De ouders zijn bij wijze van spreken 24 uur per dag met hun kind bezig. Als het kind slaapt, wachten ze in spanning op de volgende huilbui.
Wat kunt u zelf doen?
Hieronder hebben we enkele adviezen voor u op een rijtje gezet:
- Volg het ritme dat bij u en uw kind past. Neem daar de tijd voor en houd dat vol.
- Accepteer dat uw kind niet direct in slaap valt.
- Zorg voor rust.
- Zorg voor regelmaat in dagelijkse activiteiten.
- Leer signalen van vermoeidheid herkennen.
Regelmaat betekent niet: eten, spelen en slapen op vaste tijden, maar: eten, spelen en slapen in dezelfde volgorde, zodat uw kind in een bekende gedragsreeks komt. Dus niet de klok, maar uw kind is leidend.
Aandacht en spelen
Samen tutten en spelen zijn van groot belang voor de algemene ontwikkeling. U en uw kind hebben wederzijds contact nodig om te genieten van elkaar en elkaar beter te leren kennen. Voor heel kleine kinderen zijn lichamelijk contact en oogcontact al een vorm van aandacht. U doet vaak de eerste pogingen om lachjes en mondbewegingen uit te lokken. U praat tegen uw kind met een ontspannen gezicht. Van positieve aandacht groeit uw kind, maar het kost ook veel energie, dus op tijd stoppen.
Het alleen spelen, dus zonder communicatie met ouders en/of broertjes en zusjes, is ook belangrijk voor de ontwikkeling. Uw kind leert (zelfstandig) te spelen en zichzelf te vermaken. Als uw kind na de voeding en het samen tutten al moe is, is de box teveel en wil uw kind naar bed. U kunt uw kind in de box op een afstandje in de gaten houden totdat hij moe is. Zo’n vijf tot tien minuten alleen spelen is soms al veel en dus voldoende om vervolgens uw kind naar bed te brengen.
Communicatie
Praten met uw kind is van groot belang. Het uiten van emoties is prima. Kinderen voelen feilloos aan of wat er gezegd wordt overeenkomt met wat ze voelen. Vertel gerust over uw gevoelens van verdriet of onmacht. Dit werkt beter dan gemaakt vrolijk doen of heel stil worden. Als uw lichaamstaal iets anders ‘zegt’ dan u met woorden vertelt, is dit verwarrend voor uw kind.
Volledige stilte in de omgang met het kind geeft het kind een onveilig gevoel. Het is belangrijk om normaal te teuten met het kind en als het zo uitkomt, kan zelfs samen huilen ook opluchten. Benoem het gehuil niet in de negatieve sfeer (“Nee, nee, nou niet huilen..”) maar gebruik ‘ja-reeksen’ (“Ja, mama/papa zal je helpen, je vindt het niet zo fijn”, “Ja, moet je zo naar buiten kijken, daar zijn de bomen, de lucht”, et cetera.).
Wat betekent dit voor u?
Een vaste volgorde van activiteiten, waarin regelmaat, voorspelbaarheid en prikkelvermindering de basis vormen, kan vaak snel effect hebben op het huilgedrag van uw kind.
Opname op de kinderafdeling V4.3
Hiervoor heeft u gelezen wat excessief huilgedrag is en wat u zelf eraan kunt doen. Maar toch kan soms een ziekenhuisopname van uw kind op de kinderafdeling nodig zijn, zodat uw kind tijdens een vastgestelde periode zorgvuldig geobserveerd (in de gaten gehouden, bekeken) kan worden. Bij ongeveer dertig tot vijftig procent van de kinderen die bij de kinderarts komen vanwege excessief huilen, is uiteindelijk een ziekenhuisopname nodig.
Verloop van de opname
- De opname zal bestaan uit een observatieperiode van minimaal twee keer 24 uur. Er wordt geen behandeling gestart.
- Gedurende de observatieperiode noteren de verpleegkundigen het huilgedrag van uw kind: wanneer hij huilt, hoe vaak, hoelang, en eventuele bijzonderheden. Hierbij maken ze gebruik van een zogenoemde huillijst.
- Alle behandelingen, medicijnen en/of voeding die eerder zijn voorgeschreven en geen effect hebben gehad op het huilen, zullen gestopt worden. Op deze manier ontstaat een zo helder mogelijk beeld van uw kind.
- Tijdens de observatieperiode wordt een korte video-opname gemaakt van u en uw kind, bijvoorbeeld tijdens een spel-, eet- of verzorgingsmoment. Op een later moment kijkt u samen met de Video interactie begeleider (VIB’er) de video-opname terug. Ze bespreekt de communicatie tussen u en uw kind.
Dagprogramma
De pedagogisch medewerker bespreekt met u het dagprogramma van uw kind en past dit in overleg met u zo nodig aan.
Hoe gaan wij om met het huilen van uw kind
- Als uw kind huilt, dan gaat de verpleegkundige even kijken. Hierbij wordt de luier gecontroleerd en wordt gekeken of hij nog goed ligt. In overleg met u kan gebruik worden gemaakt van een fopspeen. Het streven is om uw kind in eerste instantie in bed te troosten.
- ’s Nachts wordt er kort geknuffeld en niet gespeeld.
Aanwezigheid van ouders tijdens de observatieperiode
We spreken graag met u af op welke momenten u aanwezig bent bij uw kind. Dit zal worden verwerkt in het dagprogramma. We adviseren u om tijd voor uzelf te nemen gedurende de observatieperiode zodat u kunt uitrusten.
Weer naar huis
Na de observatieperiode spreekt u met de verpleegkundig specialist of kinderarts. Tijdens dit gesprek komen de bevindingen van de observatieperiode aan de orde. Ook wordt een plan opgesteld ‘Hoe nu verder’. Na ontslag uit het ziekenhuis krijgt u een afspraak mee voor een volgend polikliniekbezoek.
Contact
Heeft u nog vragen, dan kunt u bellen met de afdeling waar u onder behandeling bent.
Zwolle, Kampen en Heerde
Kindergeneeskunde
088 624 50 50 (bereikbaar op werkdagen van 8.30 tot 17.00 uur)
Meppel en Steenwijk
Kindergeneeskunde
088 624 32 45 (bereikbaar op werkdagen van 8.30 tot 16.30 uur)
Kunt u niet komen? Laat het ons snel weten, dan maken wij een nieuwe afspraak.