Traumazorg in Isala Traumazorg in Isala
- Isala
- Patiëntenfolders
- 6620-Traumazorg in Isala
Mijn behandelend specialist:
Mijn verwonding(en):
Welkom in Isala
Zo is er nog niets aan de hand en zo bent u opgenomen in het ziekenhuis. Een opname via de Spoedeisende hulp (SEH) van een ziekenhuis komt onverwacht en brengt altijd vragen en onzekerheid met zich mee. Zowel bij uzelf als bij uw familie. Juist daarom heeft Isala deze brochure voor u ontwikkeld. Uiteraard is deze brochure geen vervanging van de mondelinge informatie die u persoonlijk van de zorgverleners ontvangt, maar zo kunt u alles nog eens rustig nalezen op een tijdstip waarop het u uitkomt. Bovendien staat voorin deze brochure wie uw behandelend arts is en wat uw trauma (verwonding(en)) is. Ook kunt u lezen welke zorgverleners u kunt tegenkomen in het ziekenhuis, wat de behandelingen zijn van veelvoorkomende trauma’s en vindt u antwoorden op veelgestelde vragen.
Meer informatie
Wilt u meer weten over bijvoorbeeld uw rechten en plichten als patiënt of over de faciliteiten die in Isala aanwezig zijn, dan verwijzen we u naar de patiënteninformatie Opname in Isala.
Vragen of opmerkingen
Mocht u na het lezen van deze informatie nog vragen of opmerkingen hebben, dan staan wij – de medewerkers van Isala – natuurlijk ook voor u klaar.
Namens alle medewerkers van Isala wensen wij u een prettig verblijf en spoedig herstel toe.
De afdeling Traumachirurgie
De afdeling Traumachirurgie is een samenwerkingsverband van de afdeling Chirurgie en de afdeling Orthopedie. Drie traumachirurgen en vier orthopedisch chirurgen uit deze groep specialisten zijn samen verantwoordelijk voor de zorg van de traumapatiënten in Isala.
Isala is één van de elf traumacentra in Nederland en verleent deskundige klinische zorg aan traumapatiënten uit de regio Zwolle. Voor ernstig gewonde patienten doet Isala dat voor de regio van het Netwerk Acute Zorg Zwolle. Hieronder vallen de ziekenhuizen in Meppel, Hardenberg, Harderwijk, Apeldoorn, Zutphen en Deventer, zie ook www.netwerkacutezorg.nl.
Ons behandelprogramma komt tegemoet aan alle behoeften van de patiënt, waaronder de eerste levensreddende maatregelen, intensive care, chirurgie en revalidatie. Als erkend traumacentrum zijn we gedreven om met onze uitstekende klinische expertise en ons medeleven te voldoen aan de behoeften van onze patiënten en hun families.
Samen werken aan herstel
De afdeling Traumachirurgie wordt geleid door artsen die gespecialiseerd zijn in de behandeling van letsel. Er is echter een heel team van mensen nodig om u op weg te helpen naar herstel. Wij stellen graag dit team aan u voor en proberen u een idee te geven van wat u kunt verwachten tijdens uw verblijf. We realiseren ons dat u en uw naasten waarschijnlijk veel vragen hebben en bezorgd zijn over uw letsel, behandeling, herstel en hoe het is om patiënt te zijn bij Isala.
We begrijpen dat een onverwacht letsel veel stress kan veroorzaken en dat een ziekenhuisopname verwarrend en beangstigend kan zijn. Juist daarom beschrijven wij in alledaagse woorden en termen letsels, de behandeling en de soorten zorg en diensten die u kunt ontvangen om te herstellen van uw letsel. Heeft u nog vragen over deze informatie, aarzel niet om ze te stellen. U bent een belangrijk deel van het team en we willen dat u zich goed geïnformeerd voelt.
Wie komt u tegen op de afdeling Traumachirurgie?
Op de afdeling Traumachirurgie komt u verschillende zorgverleners tegen. De behandelend medisch specialist is verantwoordelijk voor uw algehele klinische begeleiding. Deze arts (uw behandelend arts) werkt nauw samen met u, uw naasten, een team van (orthopedisch) chirurgen in opleiding, traumacoördinatoren en gediplomeerd verpleegkundigen bij het organiseren van uw dagelijkse medische zorg. Afhankelijk van uw specifieke behoeften kunnen ook andere specialisten en teams bij uw zorg betrokken zijn.
U en uw naasten zijn het belangrijkste deel van ons team. Hieronder vindt u de andere teamleden en een beschrijving van hun rol:
Behandelend medisch specialist
De arts die uw behandeling stuurt en de uiteindelijke verantwoordelijkheid heeft voor alle behandelingen en zorgplannen. Vaak zal de behandelend arts ook alle operaties uitvoeren die u nodig heeft. Als hij niet beschikbaar is op het tijdstip van de operatie, dan zal een andere specialist de operatie uitvoeren.
Specialisten in opleiding
Een arts die zijn medische opleiding heeft voltooid en bezig is met een gespecialiseerde opleiding tot chirurg of orthopedisch chirurg. Op de afdeling Traumachirurgie zijn chirurgen in opleiding aanwezig die net aan hun opleiding zijn begonnen en artsen die hun opleiding aan het voltooien zijn (en binnenkort het ziekenhuis zullen verlaten om zelfstandig een praktijk te voeren). De artsen in opleiding zijn cruciale leden van het team. Hoewel de behandelend chirurgen uiteindelijk uw behandeling begeleiden, zijn zij erg afhankelijk van de artsen in opleiding voor hulp.
Physician assistant (PA)
Een zorgverlener die een opleiding op HBO-Master niveau heeft gevolgd. De physician assistant werkt onder supervisie van de specialist en biedt professionele medische zorg. Hij kan een deel van de werkzaamheden van de medisch specialist zelfstandig uitvoeren.
Verpleegkundig specialist
Een verpleegkundig specialist is een verpleegkundige die na de opleiding HBO-verpleegkunde een academische vervolgopleiding heeft gevolgd en zo verpleegkundige kennis kan combineren met medische kennis.
Verpleegkundige
Een gediplomeerde verpleegkundige die samenwerkt met u en uw familie om de dagelijkse activiteiten rondom uw zorg te coördineren. Deze verpleegkundige werkt op uw afdeling in de dagelijkse verzorging, geeft informatie, helpt bij het beheersen van uw pijn, voorkomt complicaties en vergroot uw beweeglijkheid.
Fysiotherapeut
Een revalidatiezorgverlener die uw herstel probeert te bevorderen en u begeleidt bij het verbeteren van lichamelijke functies, zoals kracht en coördinatie en u leert omgaan met mogelijke beperkingen. De fysiotherapeut geeft oefeningen en functionele training waarmee u uw beste functioneren kunt bereiken.
Gipsverbandmeester
Een zorgverlener die gespecialiseerd is in het aanleggen van gips en andere vormen van spalken die breukgenezing bevorderen. Deze zorgverlener is werkzaam op de gipskamer van Isala.
Diëtist/Voedingsdeskundige
Een zorgverlener die een specifieke klinische opleiding gevolgd heeft en ingeschakeld wordt bij problemen met het dieet en de voedingstoestand.
Specialist van het Pijncentrum
Een dienst van Isala gespecialiseerd in pijnbeheersing. Deze zorgverlener wordt geraadpleegd als standaard pijnbeheersingsmethoden niet werken.
Transferverpleegkundige
Een verpleegkundige die samen met u en uw familie beoordeelt hoe het ontslag uit het ziekenhuis het beste kan gebeuren. Indien een patiënt niet naar zijn eigen woonomgeving kan terugkeren, zoekt deze verpleegkundige naar een passende oplossing.
De stappen na uw binnenkomst in het ziekenhuis
Patiënten die het ziekenhuis binnenkomen via de Spoedeisende hulp (SEH) worden vaak:
- of geopereerd;
- of komen op de Intensive care terecht;
- of worden opgenomen op een verpleegafdeling.
De zorgfasen die u doorloopt hangen af van wanneer u het letsel heeft opgelopen, welk deel van uw lichaam gewond is en hoe ernstig het letsel is. De zorgfasen staan hieronder beschreven.
Eerste zorgfase - levensreddende maatregelen
In veel gevallen start de eerste zorgfase op de SEH. Hier werkt het traumateam, dat bestaat uit verschillende SEH-artsen, ongevalschirurgen en verpleegkundigen, samen om snel een diagnose te stellen, letsel te behandelen en te bepalen welke onderzoeken nodig zijn. Dit kunnen bloedonderzoeken, röntgenfoto's, CT-scans, MRI-scans en/of andere speciale onderzoeken zijn die bijdragen aan de snelle diagnose van letsels. De opvang vindt plaats volgens een vast internationaal opgezet schema (ATLS) om snel ernstige letsels te herkennen en te behandelen. In ons traumacentrum is hiervoor een speciaal team ingesteld.
Soms zal een traumateam een arts van een andere afdeling erbij roepen voor verdere beoordeling. Traumapatiënten blijven vaak verschillende uren op de SEH om zorg en behandeling te krijgen. Ons voornaamste doel in deze eerste behandelfase is om ervoor te zorgen dat levens- of ledemaatbedreigende letsels als eerste behandeld worden.
Het is mogelijk dat minder ernstige letsels tijdens de eerste evaluatie over het hoofd worden gezien. Als u op een andere plaats pijn heeft dan waar de bekende letsels voorkomen, vertel dit dan alstublieft aan uw arts.
Tweede zorgfase – na de spoedeisende fase
De tweede zorgfase is afhankelijk van de stabiliteit van een patiënt en het type letsel dat hij heeft opgelopen. De volgende opties zijn mogelijk:
- U wordt opgenomen op de Acute opname afdeling (AOA), voor verdere behandeling. U verblijft hier dan maximaal 48 uur.
- U wordt opgenomen op een van de verpleegafdelingen om mogelijk op een later tijdstip geopereerd te worden.
- Bij (zeer) ernstig letsel kan een directe opname op de Intensive care of Step Down Unit nodig zijn.
- Bij (zeer) ernstig letsel kan een spoedoperatie nodig zijn; u gaat dan direct naar de operatiekamer.
Als u geopereerd wordt
Het medische team zal vroeg in uw behandeling en herstel bepalen of uw letsel baat heeft bij (een) operatie(s). De doelen van elke chirurgische ingreep zijn om stabiliteit en kracht te vergroten en de gewonde botten en weke delen (spieren en pezen) weer te laten functioneren.
Er zijn enkele soorten letsels waarbij het noodzakelijk is om meteen te opereren. Als het team vaststelt dat u één van deze letsels heeft, zult u meteen van de Spoedeisende hulp naar de operatiekamer worden gebracht voor de operatie. Bij de meeste letsels is het echter niet nodig dat er meteen geopereerd wordt. Veel van onze patiënten worden binnen 24 tot 48 uur nadat het letsel is opgelopen geopereerd. Tijdens het hele proces van de operatie is een team dat bestaat uit traumachirurgen, chirurgen in opleiding, een anesthesioloog en operatieverpleegkundigen betrokken bij uw zorg en behandeling. Deze teamleden zullen de details van de operatie en hun individuele rollen zoveel mogelijk aan u uitleggen.
Opname voor de operatie
Als u voor uw operatie opgenomen wordt op de Intensive care of een verpleegafdeling kunt u het volgende verwachten: uw chirurg bespreekt met u en uw naasten wat er kan gebeuren tijdens de operatie, hoe het team uw letsel behandelt en wat u kunt verwachten tijdens uw herstel. Een anesthesioloog spreekt uw medische geschiedenis met u door om te bepalen welk type narcose voor u het beste is. Hij zal beschrijven welk gevoel u door de narcose krijgt en welke rol hij speelt tijdens de operatie. Dit gesprek vindt afhankelijk van de planning enkele dagen voor de operatie plaats of op de operatiedag zelf.
We raden u van harte aan om alle zorgen en vragen met zowel uw chirurg als uw anesthesioloog te delen. Zij zijn er om u te helpen begrijpen wat er gebeurt tijdens de operatie en om u een idee te geven van wat u kunt verwachten.
Op de avond voor de operatie mag u vanaf middernacht niets meer eten of drinken (u moet nuchter blijven). U krijgt te horen hoe laat uw operatie ongeveer zal plaatsvinden. Het kan gebeuren dat we de dag of tijd van uw operatie moeten veranderen; we nemen elke dag nieuwe patiënten op die met spoed geopereerd moeten worden. Nieuwe spoedgevallen kunnen geplande operaties vertragen. We zullen ons best doen om u en uw verpleegkundige op de hoogte te houden van eventuele veranderingen in de planning.
Na de operatie
Nadat u geopereerd bent, wordt u naar de uitslaapkamer gebracht. Hier wordt u door verpleegkundigen en anesthesiologen geoberserveerd, terwijl u ontwaakt uit de narcose. Hoewel de omgeving rumoerig en druk kan zijn, zal de verpleegkundige dicht bij u in de buurt blijven om ervoor te zorgen dat u het zo aangenaam mogelijk heeft.
De verschillende afdelingen
Acute opname afdeling (AOA)
Veel patiënten met een letsel worden opgenomen op de AOA. Het verblijf duurt hier maximaal 48 uur. Soms kunnen patiënten hiervandaan naar huis terugkeren, bijvoorbeeld na een operatie of een periode van observatie. Bij een langer verblijf wordt een overplaatsing naar een verpleegafdeling geregeld. De AOA is een afdeling binnen Isala, waar meerdere specialismen patiënten opnemen met acute aandoeningen.
Verpleegafdeling
Traumapatiënten kunnen ook naar een verpleegafdeling worden gebracht. U komt op een één-, twee- of vierpersoonsverpleegkamer te liggen. Op de kamers worden zowel mannen als vrouwen verpleegd. Als u voor het eerst op een verpleegafdeling aankomt, helpt het verpleegkundig personeel u om te acclimatiseren in uw kamer. Wij kunnen uw familie of partner vragen om buiten de kamer of in de wachtkamer te wachten. Wij vragen uw begrip hiervoor.
Bezoek krijgen is belangrijk en plezierig, maar tegelijkertijd ook vermoeiend. Vooral als u een ingrijpend ongeval, onderzoek of ingreep achter de rug heeft. Daarom vragen wij u:
- niet meer dan twee bezoekers tegelijkertijd te ontvangen;
- rekening te houden met uw medepatiënten.
De bezoektijden op de verpleegafdeling zijn dagelijks van 14:30 - 17:00 uur en van 18:30 - 20:00 uur. Op zaterdag, zondag en feestdagen ook van 10:30 - 12:00 uur.
Hoe ziet een dag op een verpleegafdeling eruit?
Een arts-assistent of een physician assistant bezoekt u ’s ochtends om uw vorderingen te bekijken en de dagelijkse zorg en langetermijnzorg in te plannen. Deze bezoekjes heten 'visite lopen'. Hij inspecteert uw letsel om te bepalen in hoeverre u herstelt en of de huidige behandeling nog voldoende is of aangepast moet worden.
Zorgverleners van klinische afdelingen zoals Fysiotherapie, Ergotherapie, Diëtiek en Maatschappelijk werk bezoeken u zo nodig om uw vorderingen te bekijken en u te behandelen. Een transferverpleegkundige bespreekt met u en uw naasten uw ontslag uit het ziekenhuis en stelt een plan op voor uw zorg als u het ziekenhuis mag verlaten.
Uw voornaamste contactpunt als u op de afdeling verblijft, is uw verpleegkundige. Deze verpleegkundige heeft de hele dag door contact met de andere leden van het team om ervoor te zorgen dat het zorgplan wordt uitgevoerd zoals besloten is. Aarzelt u niet om met uw verpleegkundige te praten over eventuele vragen of zorgen.
Intensive care (IC)
Op de IC worden traumapatiënten nauw in de gaten gehouden. Tegelijkertijd gaan alle behandelingen door en kunnen uw therapieën beginnen (zoals bijvoorbeeld fysiotherapie en ergotherapie). U kunt verbonden zijn met apparatuur die uw hartslag, bloeddruk, zuurstofopname en eventuele druk door zwellingen in uw schedel meet. Deze apparatuur omvat vaak draden, slangetjes, beeldschermen en digitale onderdelen. U kunt er opgezwollen uitzien door alle vloeistoffen die u in het kader van uw behandeling toegediend krijgt. Dit is normaal.
U kunt zuurstof krijgen door een masker, neusslangetje (neuskatheter) of een beademingsbuis. Als er een buis gebruikt wordt, is de buis verbonden aan een beademingsapparaat om u te helpen ademhalen. Dit heet intubatie. Als u geïntubeerd bent, kunt u niet praten zolang de buis op zijn plaats zit.
De medewerkers van de IC houden voortdurend toezicht om te bepalen wanneer het veilig is om de buis te verwijderen zodat u zelfstandig kunt gaan ademen (dit heet extubatie). Het extubatieproces is een geleidelijk proces, dat ook wel afwennen van de beademing wordt genoemd. U kunt een zere keel hebben als de buis verwijderd is. Dit is normaal en verdwijnt na een paar dagen.
Een aantal intraveneuze slangetjes (via een infuus) kunnen geplaatst worden zodat u vloeistoffen, bloedproducten en medicatie kunt ontvangen. Een bloedtransfusie kan noodzakelijk zijn als uw bloedonderzoeken laten zien dat het zou helpen. Medicatie kan gebruikt worden om uw hartslag- en bloeddrukwaarden normaal te houden. U verblijft op de IC tot uw hartslag, bloeddruk en bloedonderzoeken stabiel zijn.
Vanaf het begin worden uw voedingsbehoeften aangepakt. Als u niet kunt eten, dan krijgt u voeding door een slangetje door uw mond of neus tot u in staat bent om zelf weer te eten. U kunt een buisje door uw neus of mond krijgen die tot in de maag loopt. Dit heet een nasogastrische sonde.
Step Down Unit
Sommige traumapatiënten met ernstig letsel worden overgebracht naar de Step Down Unit zodat ze goed geobserveerd kunnen worden. U krijgt hier een infuus en u wordt verbonden met apparatuur die uw hartslag, bloeddruk en zuurstofniveau controleert. Ook een fysiotherapeut en ergotherapeut zullen met u gaan samenwerken aan herstel. Na 24 tot 48 uur, als uw situatie stabiel is, wordt u overgebracht naar de verpleegafdeling. Familie en vrienden mogen u bezoeken terwijl u op de Step Down Unit ligt, maar ze moeten dit voor hun bezoek nog wel navragen bij de verpleegkundigen.
Wat moet ik mee laten nemen naar het ziekenhuis?
U hoeft maar een paar dingen bij u te hebben terwijl u in het ziekenhuis verblijft. Hieronder vallen toiletartikelen, gymschoenen of makkelijke schoenen, nachtkleding en eventueel wat te lezen. U kunt ook wat geld nodig hebben voor tijdschriften en andere kleine uitgaven. Als u een kunstgebit, bril, contactlenzen of een gehoorapparaat heeft, is het belangrijk dat u deze ook bij u houdt. U kunt deze zaken in uw nachtkastje leggen als u ze niet gebruikt.
Terwijl u hier bent, kunt u een lijst maken van alle medicatie die u thuis geregeld gebruikt, waarbij u ook de dosering vermeldt, en deze lijst overhandigen aan de verpleegkundige of arts. U moet echter geen medicatie meenemen van thuis, tenzij de arts u dit vraagt. U kunt beter geen waardevolle zaken, sieraden, creditcards of grote sommen geld bij u hebben terwijl u in Isala verblijft. Als niemand deze bezittingen voor u mee naar huis kan nemen, vraagt u dan een verpleegkundige om ze zolang in een kluis van het ziekenhuis voor u te bewaren.
Uw contactpersoon
We vragen aan uw naasten om een contactpersoon aan te wijzen die de verpleegkundige mag bellen voor nieuws. De contactpersoon kan op elk moment bellen om telefonisch te informeren naar de situatie van de patiënt, maar bij voorkeur niet tussen 7.30 en 9.30 uur in verband met de patiëntenoverdracht en verzorging.
De verpleegkundige geeft algemene informatie en beknopte inlichtingen over de toestand van de patiënt. Voor vragen over de medische toestand en behandeling kan de contactpersoon terecht bij de behandelend specialist(en).
Botten en botbreuken
Waar botten van gemaakt zijn
Een botbreuk wordt ook wel fractuur genoemd. Om te begrijpen waarom botten breken, is het handig om te weten wat botten doen en waar ze van gemaakt zijn.
De botten van het lichaam vormen het geraamte van de mens, ook wel het skelet genoemd, dat de zachtere delen van het lichaam ondersteunt en beschermt. Botten zijn levend weefsel. Ze groeien snel als je jong bent en vernieuwen zichzelf als ze breken. Botten hebben een kern die beenmerg heet en dat zachter is dan het buitenste deel van het bot. Beenmerg bevat cellen die zich ontwikkelen tot rode bloedcellen, die zuurstof naar alle delen van het lichaam brengen, en witte bloedcellen, die helpen om ziektes te bestrijden. Botten bevatten ook de mineralen calcium en fosfor. Deze mineralen zijn verbonden in een kristalachtige of roosterachtige structuur. Vanwege hun unieke structuur kunnen botten veel gewicht dragen.
Hoe botbreuken ontstaan
Botten zijn stijf, maar ze buigen of 'wijken' wel iets als er een kracht van buitenaf op wordt uitgeoefend. Als deze kracht stopt, neemt het bot weer zijn oorspronkelijke vorm aan. Bijvoorbeeld: als u vooruit valt en op uw uitgestrekte hand terechtkomt, krijgen de botten en het bindweefsel van uw pols een schok als u de grond raakt. De botten van de hand, pols en arm kunnen deze schok meestal absorberen door licht te wijken en daarna hun oorspronkelijke vorm en positie weer aan te nemen. Als de kracht echter te groot is, zullen de botten breken, net zoals een plastic liniaal breekt als je hem te ver doorbuigt.
Soorten botbreuken
De ernst van botbreuken is meestal afhankelijk van de kracht die de botbreuk veroorzaakt heeft en de stevigheid van het bot. Als het breekpunt van het bot maar licht overschreden is, kan het bot scheuren in plaats van helemaal breken. Als de kracht extreem groot is, zoals bij een botsing met de auto of een kogelwond, dan kan het bot verbrijzelen. Als het bot op zo'n manier breekt dat botfragmenten door de huid heen steken of een wond tot op het gebroken bot loopt, dan noemen we de breuk een 'open' botbreuk. Deze type botbreuk is vooral ernstig omdat zodra de huid open is, er infecties in zowel de wond als het bot kunnen voorkomen. 'Gesloten' botbreuken – botbreuken waarbij er geen botfragmenten door de huid heen steken – komen vaker voor.
Tekenen van een botbreuk
Tekenen dat een botbreuk heeft plaatsgevonden zijn onder andere: onvermogen om het lichaamsdeel in kwestie te bewegen, pijnklachten bij beweging, vervorming en zwelling. Het medische team zal u onderzoeken om te kijken of een of meer van deze tekenen aanwezig zijn. Ze zullen ook onderzoeken of u gevoel en doorbloeding heeft in het gebied onder de botbreuk en of u dit gebied kunt bewegen.
Ontwrichtingen
Een ontwrichting wordt ook wel luxatie genoemd. Er is sprake van een ontwrichting als een gewricht zijn bewegingsbereik overschrijdt en het gewricht niet langer in zijn kom blijft. Bij ontwrichtingen kan er veel letsel aan het zachte weefsel van het gewrichtskapsel en de omringende banden en spieren voorkomen, en mogelijk ook schade aan de aders, slagaders en zenuwen.
Verschijnselen van een ontwrichting zijn onder andere: ernstige pijn, vervorming van het gewricht, onvermogen om het gewricht te bewegen en zwelling.
Risico's en complicaties van een botbreuk of een ontwrichting
Hieronder staan andere letsels en mogelijke complicaties die kunnen optreden bij een botbreuk.
Letsel aan bloedvaten
Patiënten die een bot breken kunnen ook letsel hebben aan de aderen en slagaderen die het bot omringen. Deze soorten letsels kunnen bloedingen of verstoorde doorbloeding onder de breuk veroorzaken. Het team zal uw bloedonderzoeken in de gaten houden, uw letsel onderzoeken en uw hartslag en bloedsomloop goed controleren. Soms kunnen verdere onderzoeken zoals een foto van de bloedvaten (angiogram) en/of een operatie nodig zijn om de beschadigde (slag)ader te repareren.
Compartimentsyndroom
Patiënten met ernstige botbreuken of letsel door verbrijzelingsongelukken lopen het risico om het compartimentsyndroom te ontwikkelen. Dit syndroom komt het meest voor bij de benen en de onderarmen. Het compartimentsyndroom veroorzaakt een verhoogde druk in de zachte weefsels, wat op zijn beurt weer leidt tot een verminderde bloedtoevoer naar de aangedane spieren en zenuwen. Deze verminderde bloedtoevoer kan tot schade leiden als de druk niet verlicht wordt. Er wordt goed opgelet of er symptomen van compartimentsyndroom voorkomen, zoals een kloppende pijn die niet door pijnstilling verlicht kan worden, zwelling en toenemende pijn in de spier als deze opgerekt wordt en het hard aanvoelen van de huid over het lichaamsdeel (het compartiment). Als de druk in het compartiment te hoog is, wordt u naar de operatiekamer gebracht voor een operatie die een fasciotomie heet. Bij deze operatie worden de compartimenten geopend om de druk te verlichten. Als de zwelling in het gebied afneemt kunnen de wonden weer gesloten worden.
Zenuwschade
Patiënten met botbreuken kunnen ook schade aan de zenuwen dicht bij het aangedane gebied oplopen. Sommige zenuwletsels kunnen met de tijd verminderen als de zwelling afneemt.
Diep-veneuze trombose (DVT)
Een DVT is een bloedstolsel dat in een van de bloedvaten van het been of het bekken ontstaat. Traumapatiënten lopen het risico om DVT's te ontwikkelen door zowel de aard van het letsel en het gebrek aan beweging. U moet vaak voor een bepaalde tijd in bed blijven tot uw letsel gestabiliseerd of hersteld is. Tekenen van DVT zijn onder andere pijn of gevoeligheid over het gebied dat gewond is, zwelling, koorts en/of veranderingen in de kleur van de huid. Bij de meeste opgenomen patienten wordt uit voorzorg medicatie tegen trombosevorming gegeven.
Longembolie
Een longembolie is een bloedstolsel dat in het been of het bekken ontstaat en dan naar de longen verplaatst. Een traumapatiënt die niet actief is, loopt het risico op het ontwikkelen van een longembolie. Symptomen van deze complicatie zijn onder andere kortademigheid, moeite met ademhalen en lichte, snelle ademhalingen. Een longembolie is een ernstige complicatie die een vlotte behandeling behoeft.
Infectie
Alle breuken verhogen uw risico op infectie. Bij open breuken is dit risico nog groter. Wond- en botinfecties kunnen belemmerend werken voor uw herstel omdat ze de genezing van de botbreuk kunnen vertragen of verhinderen.
Longontsteking
Een patiënt die niet uit bed gaat of niet uit bed kan, kan sneller een longontsteking ontwikkelen als gevolg van de opbouw van afscheiding in de longen. Symptomen van longontsteking zijn koorts, koude rillingen en hoesten. Een röntgenfoto van uw borstkas (thoraxfoto) wordt gemaakt om de longontsteking op te sporen. Vervolgens kan een behandeling worden gestart met antibiotica. U kunt helpen om longontsteking te voorkomen door geregeld te hoesten en diep adem te halen en de spirometer regelmatig te gebruiken. Snel uit bed (mobiliseren) is een goede manier om een longontsteking te voorkomen. Zodra dit mogelijk is wordt u hierbij geholpen.
Zwelling en blaren
Bij een breuk of een ontwrichting kan letsel aan de weke delen vlakbij de plaats van de breuk of ontwrichting ontstaan, wat leidt tot blauwe plekken en zwellingen in dat gebied. U kunt de opdracht krijgen om de aangedane ledemaat hoog te houden en/of te koelen om de zwelling tegen te gaan. Aanzienlijke zwelling en blaarvorming kunnen ervoor zorgen dat de operatie uitgesteld moet worden.
Hoe breuken genezen
De genezing van breuken is verdeeld in drie fasen:
- ontstekingsfase
- herstelfase
- remodelleringsfase.
Ontstekingsfase
Deze fase begint meteen zodra het bot breekt. De eerste twee weken nadat uw bot gebroken is, stuurt het lichaam genezende cellen op het gebied af om het proces van breukheling (consolidatie) te beginnen. Aan het eind van deze fase zal het bot weer aaneengegroeid zijn met behulp van bindweefsel. U kunt dit weefsel niet op de röntgenfoto zien die twee weken na de breuk genomen wordt, maar wees gerust: het genezingsproces is begonnen.
Herstelfase
Na de ontstekingsfase begint de herstelfase. Deze fase duurt meestal zes weken, maar kan ook langer duren. Bij ongevallen waarbij veel kracht is uitgeoefend, zoals bij een val van grote hoogte of een motorvoertuigongeval kan deze fase wel 16 weken duren. In het begin van deze fase begint het lichaam nieuw weefsel te vormen dat als de 'bouwstenen' van het bot dient. Later in deze fase begint het lichaam daadwerkelijk bot te vormen. Aan het einde van deze fase heeft het lichaam de breuk daadwerkelijk overbrugd met nieuw botweefsel en wordt het bot als genezen beschouwd. Hoewel het bot nu sterk genoeg is om uw gewicht te dragen en u activiteiten kunt ondernemen, is er nog een lange weg te gaan in het genezingsproces.
Remodelleringsfase
Als het lichaam de breuk eenmaal heeft gerepareerd, is het werk nog niet gedaan. Het lichaam wil het bot 'remodelleren' om het sterker te maken. U zult merken dat als de breuk genezen is, u nog steeds kunt zien waar het bot gebroken is. Het lichaam probeert om het bot eruit te laten zien zoals het eruitzag voor het gebroken werd. Bij kinderen kan het lichaam het bot er weer uit laten zien zoals voor de breuk. (Als kinderen een bot breken, is na een paar jaar niet meer zichtbaar waar de breuk heeft gezeten.) Tijdens het eerste jaar na de breuk is het remodelleringsproces op volle toeren bezig.
Na een letsel verwachten patiënten vaak dat ze binnen een paar weken weer helemaal beter zijn en dat alles weer normaal is. Helaas is dit zelden het geval – zelfs bij eenvoudige letsels. Neem bijvoorbeeld een breuk van de kleine teen. Een breuk van de kleine teen vereist geen gipsverband en geneest zonder enkele behandeling. Het zal echter voor zes weken te pijnlijk zijn om nauwe schoenen te dragen en als u uw teen stoot bij het aantrekken van sokken voelt u hevige pijn. De voet – en vooral de teen – blijven gezwollen. Na zes weken trekt de hevige pijn weg, maar de teen is nog steeds te gezwollen om in schoenen te passen. De hevige pijn wordt vervangen door pijntjes en stijfheid die verergeren bij beweging. De pijn is niet hevig, maar wel zo ergerlijk dat u er minder door zult willen gaan lopen. De teen blijft nog een jaar gezwollen, waarbij de pijn met de tijd afneemt. Na een jaar zal de teen echter nog steeds af en toe opzwellen en pijn doen bij wisselende weersomstandigheden. U kunt zich nu waarschijnlijk voorstellen hoe het is als grotere botten breken.
Letseltypen en omschrijving
Ruggengraat
De ruggengraat is een lange, beenachtige kolom in de rug die het ruggenmerg beschermt. Het ruggenmerg is een bundel zenuwen waardoor informatie over beweging en gevoel tussen het lichaam en het brein heen en weer reist. Ernstig letsel aan dit gebied wordt meestal veroorzaakt door auto-ongelukken, sportongevallen, valpartijen en schotwonden. Het is belangrijk om de ruggengraat te behandelen, zodat het ruggenmerg beschermd wordt tegen ernstige schade.
Als u niet in staat bent om uw nek te bewegen, u andere ernstige verwondingen heeft die onmiddellijke medische hulp vereisen, u niet volledig bij bewustzijn bent of onder invloed bent van drugs of alcohol wordt doorgaans een CT-scan gemaakt om breuken aan de wervelkolom uit te sluiten.
Afbeelding 1: De wervelkolom.
Schouder en arm
Sleutelbeenbreuk
Een sleutelbeenbreuk is meestal het resultaat van een val of van directe kracht die uitgeoefend is op de arm of de schouder. Het kan voorkomen in alle leeftijdsgroepen. De meest voorkomende behandeling is een draagband en zwachtel. Terwijl het bot geneest, kan er een grote 'bult' ontstaan. Dit maakt deel uit van het herstelproces. De grote bult verdwijnt meestal na lange tijd, maar er kan een kleine bult achterblijven.
Schouderbladbreuk
Breuken van het schouderblad komen zelden voor, hoewel ze wel gezien worden bij traumapatiënten als resultaat van een stomp trauma waarbij veel kracht is uitgeoefend, zoals bij een auto-ongeluk, motorongeluk of een val. De normale behandeling is een draagband; bij dit letsel kan echter ook geopereerd moeten worden. Het is belangrijk om het bewegen van uw schouder met uw arts te bespreken, aangezien het zes maanden tot een jaar kan duren voor u volledige beweeglijkheid van uw schouder terug heeft. Omdat dit soort letsel voortkomt uit een stomp trauma waarbij veel kracht kwam kijken, is er vaak ook sprake van andere breuken.
Schouderbreuk
Een breuk van de schouder (kom (glenoid), kop van de bovenarm(humerus)) is meestal het resultaat van een val op een uitgestrekte arm of van kracht die direct op de schouder is uitgeoefend. Bij dit letsel kan een operatie nodig zijn.
Bovenarmbreuk
Een bovenarmbreuk (humerus) is meestal het gevolg van een directe slag op de bovenarm, een val op de bovenarm of een auto-ongeluk. Afhankelijk van uw leeftijd, kan de behandeling een gipsverband, draagband of operatie omvatten.
Elleboogbreuk
Een elleboogbreuk is meestal het resultaat van directe kracht of een val op het puntje van de elleboog. Er zijn verschillende soorten elleboogbreuken, dus informeer bij uw arts naar uw soort breuk. De meest voorkomende behandeling bij deze breuk is een operatie.
Onderarmbreuk
Breuken van de onderarm (spaakbeen of ellepijp) zijn meestal het gevolg van een val op een uitgestrekte arm of directe kracht op uw onderarm. Het is mogelijk om één of beide botten in uw onderarm te breken. De behandeling is afhankelijk van de ernst van de breuk, welk bot gebroken is en waar de breuk zich bevindt. Behandelingen voor deze soort breuk bestaan meestal uit een gipsverband of operatie.
Scheepvormigbeentje breuk
Een breuk van het scheepvormig beentje (scaphoid) bevindt zich aan de duimkant van uw hand. Het is vaak het gevolg van een val op een uitgestrekte pols of een auto-ongeluk. De behandeling van deze breuk kan beginnen met een gipsverband. Als het bot niet geneest, kan een operatie nodig zijn. Deze breuk heeft vaak enige tijd nodig om te genezen.
Afbeelding 2: De hand.
Het bekken en de heupkom
Bekkenbreuk
Een bekkenbreuk is meestal het gevolg van een groot trauma, zoals een auto-ongeluk, een werkongeval, een val van grote hoogte bij jonge patiënten, of een val vanuit staande positie bij oudere patiënten. Er zijn drie botten in het bekken die kunnen breken en de behandeling hangt af van het bot dat is gebroken en de ernst van de breuk. Bij de ernstigere bekkenbreuken kan bloedverlies en ander letsel voorkomen. Veelvoorkomende behandelingen van een gebroken bekken lopen van beperkt gewicht op de benen laten rusten tot het operatief verhelpen van de breuk. De eerste zes maanden na het oplopen van de breuk bieden de meeste verlichting.
Heupkombreuk
Een breuk van de heupkom is meestal het gevolg van een auto-ongeluk. Bij dit type letsel is de kom die het bekken aan het dijbeen verbindt gebroken. De meest voorkomende behandeling voor dit soort breuk is een operatie.
Afbeelding 3: De heup.
Heup en been
Heupbreuk
Heupbreuken komen vaker voor bij oudere personen die zijn gevallen. Ze kunnen ook veroorzaakt worden door een directe val op de heup. Nadat de heup gebroken is, is het normaal dat uw been naar buiten draait en korter is. De gebruikelijke behandeling voor een heupbreuk is een operatie, waarbij een verblijf in een revalidatiecentrum meestal vereist is als deel van het herstelproces.
Dijbeenbreuk
Een dijbeenbreuk (femurfractuur) is meestal het gevolg van een grote kracht of ongeval. Er is aanzienlijke kracht voor nodig om een normaal dijbeen te breken – het is het langste en sterkste bot in het lichaam. De gebruikelijke behandeling voor deze breuk is een operatie. Af en toe wordt tractie gebruikt om de breuk te stabiliseren tot de operatie kan worden uitgevoerd.
Knieschijfbreuk
Een knieschijfbreuk (patellafractuur) is meestal het gevolg van een directe kracht op de knie. Het kan worden veroorzaakt door een val, auto-ongeluk of een botsing tussen een auto en een voetganger. Afhankelijk van de ernst van het letsel kan deze breuk behandeld worden met een kniebrace of een operatie.
Afbeelding 4: De knie.
Scheenbeen- en/of kuitbeenbreuk
Scheenbeen- en/of kuitbeenbreuken (tibia/fibulafractuur) zijn vaak het gevolg van een directe kracht op het onderbeen. Deze soort breuken wordt veroorzaakt door onder andere een val van hoogte en botsingen met een auto. Omdat het scheenbeen vlak onder de huid ligt is er vaker sprake van een open breuk. Dit heeft gevolgen voor de behandeling en complicaties. Behandelingen lopen uiteen van een simpel gipsverband tot operaties.
Enkelbreuk
Enkelbreuken kunnen worden veroorzaakt door een verscheidenheid aan ongevallen, zoals een val, een directe kracht op de enkel of een botsing met een auto. De behandeling van enkelbreuken hangt af van de ernst en type van de breuk. Enkelbreuken worden behandeld met spalken, gipsverband of operaties.
Afbeelding 5: De enkel.
Hielbeenbreuk
Hielbeenbreuken (calcaneusfractuur) zijn vaak het gevolg van een val van grote hoogte waarbij de patiënt recht op de voet landt. Dit type letsel zorgt vaak voor aanzienlijke zwelling en wordt vaak vergezeld door breuken in de rug. De behandeling van deze breuken verschilt van spalken en gipsverbanden tot operaties. Operaties worden vaak uitgevoerd als de zwelling is afgenomen.
Soorten behandeling bij botbreuken
Open reductie en interne fixatie
Tijdens de operatie worden de botfragmenten vrijgelegd en goed op elkaar gezet (gereduceerd). Dan worden ze gefixeerd met speciale schroeven of met metalen platen die aan de buitenkant van het bot bevestigd worden. De botfragmenten kunnen ook bij elkaar gehouden worden door pennen die in de mergruimte in het binnenste van het bot aangebracht worden.
Externe fixatie
Bij dit type behandeling worden pennen of schroeven boven en onder de breuk in het bot gezet. De pennen of schroeven worden bevestigd aan een metalen staaf of staven buiten de huid. Dit vormt een stabiliserend raamwerk dat de botten in de juiste houding houdt zodat ze kunnen genezen. Na een gepaste tijdsperiode wordt het raamwerk (de fixateur externe) verwijderd. Hierna kan het nodig zijn om het bot intern vast te zetten.
Gips- en kunststofverbanden, spalken, draagbanden en braces
Deze hulpmiddelen zijn allemaal ontworpen om ervoor te zorgen dat het gebied dat geopereerd en/of gewond is beschermd wordt en in goede stand gehouden kan worden, zodat optimale genezing kan plaatsvinden. Sommige middelen kunnen afgedaan worden voor wassen en/of verzorging, maar dat zal afhangen van uw specifieke letsel, operatie en in hoeverre het letsel al genezen is. Uw arts zal bepalen wanneer het geschikte moment is om deze hulpmiddelen af te doen.
- Als uw verband te strak aanvoelt en uw tenen of vingers er blauwachtig uitzien, of als u een verdoofd of tintelend gevoel heeft in uw tenen of vingers, geef dit dan aan bij de verpleegkundige. Als uw verband te los gaat zitten – wat kan gebeuren als de zwelling afneemt – kan het nodig zijn om het verband te laten vervangen.
- Braces zijn beschermende hulpmiddelen die verwijderd kunnen worden, meestal gemaakt van kunststof, met klittenbandsluitingen. Ze kunnen overdag of 's nachts gedragen worden om bescherming te bieden en soms om de beweging van gewrichten te beperken en de beste positie aan te houden. Uw spalk kan verwijderd worden om uw huid te wassen en te drogen en om te spalk schoon te maken. Als u rode plekken op de huid krijgt doordat de spalk ertegenaan wrijft, moet u dit aan uw therapeut doorgeven, zodat de brace kan worden aangepast.
Looprekken, krukken en stokken
Al deze hulpmiddelen bieden steun via uw armen om de hoeveelheid gewicht die op uw gewonde been rust te beperken en om uw evenwicht en veiligheid te verbeteren. Het hulpmiddel zal worden geselecteerd op basis van uw capaciteiten en de hoeveelheid gewicht die u kunt verdragen. Looprekken, stokken en krukken moeten allemaal aan uw specifieke lengte worden aangepast door de therapeut, die u ook zal laten zien hoe u deze hulpmiddelen moet gebruiken. Als u van uw arts maar een beperkte hoeveelheid belasting mag hebben, dan kunt u een looprek gebruiken als u voor het eerst weer gaat lopen. Als uw kracht en evenwicht voldoende zijn, kunt u doorgaan met krukken, die meer vrijheid bieden om thuis rond te lopen. Daarna kunt u doorgaan met een stok. U moet echter uw volle gewicht op uw been kunnen laten rusten voordat u een stok kunt gaan gebruiken.
De mate van gewichtsbelasting die door uw arts bepaald is, kan zijn:
- Onbelast. Er mag geen lichaamsgewicht op het gewonde been rusten.
- Aantippen. Er mag bijna geen lichaamsgewicht op het gewonde been rusten; u mag de vloer aanraken met uw voet om uw evenwicht te bewaren.
- Gedeeltelijk (partieel) belasten. Een deel van het lichaamsgewicht mag op het gewonde been rusten.
- Volledige gewichtsbelasting. U mag uw volledige lichaamsgewicht op het gewonde been laten rusten.
Een belangrijk deel van het succes van de behandeling ligt in handen van de patiënt. Een gipsverband of fixatiehulpmiddel kan ongemakkelijk en lastig zijn, maar zonder deze middelen kunnen gebroken botten niet fatsoenlijk genezen. Het doen van oefeningen tijdens het herstelproces en nadat het bot genezen is, helpt om normale spierkracht, gewrichtsbewegingen en flexibiliteit te herstellen. U kunt meehelpen om uw gebroken bot goed te laten genezen door naar het advies van uw arts te luisteren en dit advies op te volgen.
Veelvoorkomende gevolgen van letsel
Pijn
Pijn en ongemak zijn te verwachten na een ernstig letsel. Uw team doet er alles aan om uw pijn te verminderen zodat u zich comfortabel voelt. Om uw pijn te verminderen, wordt u regelmatig gevraagd om de hoeveelheid pijn die u voelt op een schaal van 0 tot 10 aan te geven:
< 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 1 0 > (0= geen pijn en 10= ernstige pijn)
Als u ooit het idee heeft dat de pijn niet goed wordt beheerst, vertel dit dan zo snel mogelijk aan uw verpleegkundige.
De twee meest voorkomende methoden van pijnbestrijding zijn door de patiënt zelf geregelde pijnstilling (patient controlled analgesia, PCA) en pijnstillers in tabletvorm. PCA is een systeem dat u zelf met uw hand bedient en dat pijnstillers via uw infuus toedient. Als u voelt dat de pijn erger wordt, kunt u uzelf een dosis pijnstillers geven door op de knop te drukken die een pomp bedient. De pomp zal dan de pijnstillers door het infuus toedienen en het effect is bijna onmiddellijk merkbaar. 's Nachts kan de pomp automatisch geprogrammeerd worden zodat de medicatie tijdens uw slaap veilig kan worden toegediend. Het is niet gevaarlijk om op deze manier pijnstillers toe te dienen, want de pomp is beperkt tot een bepaalde dosis.
Doorgaans wordt snel overgegaan naar pijnstillers in tabletvorm. Sommige medicijnen zijn verdovende middelen, waar mensen die deze medicijnen voor pijn nemen in zeldzame gevallen na lang gebruik aan verslaafd kunnen raken. De meeste mensen die verdovende middelen tegen pijn innemen, raken er niet aan verslaafd.
We weten door ervaring dat pijn het herstel van een operatie bemoeilijkt, dus het is belangrijk dat u uw pijnstillers inneemt om uw lichaam te helpen herstellen. Terwijl u in het ziekenhuis ligt, zullen uw artsen en verpleegkundigen met u samenwerken om een slim en effectief pijnstillingsplan op te stellen dat u helpt om de pijn te beheersen. Het is niet erg om pijnstillers te nemen als u pijn heeft. U moet zich vrij voelen om sterke pijnstillers te gebruiken bij ernstige pijn en niet-verdovende pijnstillers zoals paracetamol voor lichte of matige pijn. Aarzelt u alstublieft niet om bij uw team te informeren naar dit zeer belangrijke onderdeel van uw zorg.
Hoesten, diep ademhalen
Veel letselpatiënten moeten ten minste elke twee uur hoesten en diep ademhalen om longontsteking te voorkomen en de longen te helpen uitzetten. Zo nodig zal getoond worden hoe u hierbij een ademhalingshulpmiddel, een spirometer, kunt gebruiken.
Huidverzorging
Wellicht durft u niet goed te bewegen in bed vanwege de pijn of omdat u bang bent dat dit verder letsel veroorzaakt. Toch is bewegen in bed belangrijk om huidklachten, zogenaamde doorligplekken, te voorkomen. Veelvoorkomende plekken waar doorligplekken kunnen voorkomen zijn de rug, onderrug, billen, hielen, ellebogen en heupen. Uw verpleegkundige zal dikwijls uw huid controleren en helpt u om dagelijks meerdere malen van positie te veranderen of van zijde te wisselen. Deze bewegingen helpen te voorkomen dat u doorligplekken krijgt.
Eten en drinken
Voor een operatie moet u nuchter zijn, en mag u dus niet eten of drinken. De verpleegkundige informeert u hierover. Of u na een operatie mag eten of drinken hangt af van verschillende zaken, waaronder uw letsel, het soort medicijnen dat gebruikt wordt, of u misselijk bent en hoe goed uw maag en darmen na een eventuele operatie functioneren. Als u mag eten en drinken, zult u langzaam moeten beginnen en het advies van uw arts moeten opvolgen.
Medicatie
Naast pijnstilling kunt u ook antibiotica krijgen om infecties te voorkomen en/of te behandelen. U kunt ook medicatie krijgen die de vorming van bloedstolsels tegengaat. Als u weer zelf kunt eten, kunt u een laxeermiddel krijgen om constipatie en persen te voorkomen. Het is niet ongebruikelijk dat uw stoelgang vertraagd wordt door de narcose, bedrust of pijnstillers. Informeer uw verpleegkundige als u zich niet kunt ontlasten.
Urinekatheter
Direct na een ongeval of een operatie is het soms lastig om te plassen. Tijdens de eerste dagen nadat u het letsel heeft opgelopen, kan er een slangetje (urinekatheter) geplaatst worden om uw blaas te laten leeglopen. Deze urinekatheter wordt meestal geplaatst terwijl u op de Spoedeisende hulp of in de operatiekamer bent. Hoewel de urinekatheter de urine uit de blaas laat lopen, kunt u alsnog het gevoel hebben dat u moet plassen. Dit gevoel is normaal, maar voelt u zich vrij om het met uw verpleegkundige te bespreken.
Uw revalidatie
Revalidatie na letsel
Het herstel van uw letsel begint in het ziekenhuis en gaat mogelijk nog door in andere instellingen. Deze fase van zorg zal in de meeste gevallen meerdere maanden duren. U kunt zorg nodig hebben in een revalidatiecentrum of u kunt uw herstel vervolgen in een poliklinische omgeving of thuis.
Revalidatiecentrum
Voor veel traumapatiënten zal de volgende stap in het herstelproces plaatsvinden in een revalidatie-omgeving. Sommige patiënten die nog een aanzienlijke hoeveelheid zorg nodig hebben, zullen in een revalidatiecentrum moeten verblijven. Een revalidatiearts op de afdeling zal beoordelen of u hiervoor in aanmerking komt. In het revalidatiecentrum zijn deskundige therapeuten, verpleegkundigen en artsen aanwezig die dagelijks met u samenwerken om uw onafhankelijkheid en bewegingsmogelijkheid terug te krijgen. Een specifiek zorgplan en doelen zullen samen met u en uw naasten bepaald worden zodra u overgebracht bent naar een revalidatiecentrum.
Verpleeginstelling
Als u minder medische zorg nodig heeft als u ontslagen wordt uit het ziekenhuis, maar nog niet zelfstandig genoeg bent om terug te keren naar huis, dan biedt een verpleeginstelling het juiste niveau van zorg voor u. In deze instelling kunt u beginnen om de kracht en mate van functioneren terug te krijgen die u had voordat u uw letsel opliep.
Thuis met (eventueel) thuiszorg en fysiotherapie
Bij ontslag uit het ziekenhuis wordt gekeken of u thuis extra zorg nodig heeft. De transferverpleegkundige en de fysiotherapeut zullen dit aangeven.
Een plaatselijke thuiszorgorganisatie kan verpleegkundigen bij u thuis laten komen. Deze zullen u helpen om uw therapie te blijven volgen en zullen uw naasten leren hoe ze voor u kunnen zorgen gedurende de tijd dat u aan huis gebonden bent. Deze soort zorg kan ook aanbevolen worden als u naar huis gaat vanuit een revalidatiecentrum of verpleeginstelling.
Vervolgafspraken
Bij ontslag uit het ziekenhuis krijgt u een poliklinische vervolgafspraak mee. Uw verpleegkundige zal u hierover informeren. De afspraak wordt vaak gecombineerd met het bezoek aan de Gipskamer.
Veelgestelde vragen
Hoe lang moet ik mijn krukken, looprek of stok gebruiken?
Bij veel breuken kunt u geen gewicht laten rusten op de breuk tot hij volledig genezen is. Uw arts zal u vertellen wanneer het weer veilig is om gewicht te laten rusten op het bot, zodat u kunt lopen zonder het gebruik van de krukken.
Wanneer kan ik meer gewicht op mijn been laten rusten?
Voordat u het ziekenhuis verlaat, krijgt u uitleg over welke gewichtbelasting u op uw been kunt laten rusten. Als u het gewicht dat op het been rust kunt verdragen, dan kunt u meer gewicht op uw been laten rusten, zolang het comfortabel voelt. Als u het been niet of slechts gedeeltelijk mag belasten, onderzoekt uw arts bij de volgende afspraak uw been om te bepalen wanneer u veilig meer gewicht kunt dragen.
Hoe lang moet mijn gips omblijven?
Uw arts spreekt met u af hoe lang het gips of de brace om moet blijven en de afdeling maakt een afspraak op de polikliniek of gipskamer.
Mag ik douchen?
Ja, tenzij de arts nadrukkelijk aangeeft dat het niet toegestaan is. Uw gipsverband moet worden bedekt met een badmuts of plastic tas om het droog te houden.
Wanneer kan ik weer autorijden?
Deze vraag is niet makkelijk te beantwoorden, want er is meer aan de orde dan alleen de verklaring van de arts, die gebaseerd is op uw veiligheid en herstelproces. Als uw arts aangeeft dat een auto besturen medisch verantwoord is met betrekking tot uw letsel dan moet u zelf beslissen of u zich in staat voelt om verantwoord auto te rijden.
Wat moet ik doen als ik na mijn herstel twijfel of ik nog kan rijden?
Als u na het herstel van uw letsel twijfelt aan uw rijgeschiktheid, kunt u dit bij het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) laten toetsen. U stuurt dan een Eigen Verklaring (EV) in, soms vergezeld door een doktersverklaring, en daarna kan het CBR u mogelijk ook nog onafhankelijk medisch laten keuren. Hierbij wordt ook gekeken of uw auto aangepast moet worden.
Wat gebeurt er met de metalen pinnen, schroeven en platen? Zullen deze een metaaldetector laten afgaan? Zullen ze permanent in mijn lichaam blijven of worden ze verwijderd?
Afhankelijk van uw botbreuk zal het metaal in uw lichaam permanent blijven zitten. Bij sommige breuken is het nodig dat het metaal verwijderd wordt. U kunt hiernaar informeren bij uw chirurg. Wat de metaaldetectoren betreft: deze zijn meestal niet gevoelig genoeg afgesteld om het metaal te detecteren. Als ze toch afgaan, kunt u uitleggen aan het beveiligingspersoneel dat u een operatie heeft ondergaan waarbij fixatie met metaal nodig was. De beslissing om u te fouilleren ligt bij de autoriteiten.
Hoe lang duurt het voor ik weer naar de sportschool kan gaan of een sport kan uitoefenen?
U kunt deze vraag bespreken met uw chirurg tijdens uw eerste poliklinische afspraak.
Hoe lang moet ik in het ziekenhuis verblijven?
Dit is afhankelijk van de ernst van uw letsel. Het varieert van een dag observatie tot langdurige opname. De meeste traumapatiënten blijven vier tot vijf dagen in het ziekenhuis. U kunt eerder of later ontslagen worden afhankelijk van de aard van uw letsel en het advies van uw arts.
Wanneer moet ik mijn arts weer bezoeken?
Voordat u ontslagen wordt uit het ziekenhuis, krijgt u afspraken mee wanneer en waar u uw arts weer moet bezoeken.
Wanneer worden mijn hechtingen en nieten verwijderd? Moet ik ze er zelf uit halen, naar mijn huisarts gaan of teruggaan naar mijn chirurg?
Hechtingen en huidnietjes worden tien tot veertien dagen na de operatie verwijderd. Dit kan op de polikliniek, op de gipskamer of bij de huisarts. Uw verpleegkundige kan met u bespreken wat voor u het meest praktisch is. U moet niet proberen om de hechtingen/nieten zelf te verwijderen.
Hoe vaak moet ik mijn verband verwisselen?
Het antwoord op deze vraag hangt af van het soort wond of incisie dat u heeft. Het team zal deze kwestie met u bepreken voor u het ziekenhuis verlaat, en uw verpleegkundige zal u laten zien hoe u het verband thuis kunt verwisselen. Soms kan een wijkverpleegkundige bij u thuis meehelpen bij het verwisselen van het verband of ondersteuning geven aan u en/of uw naasten.
Hoe lang moet ik mijn medicatie blijven gebruiken?
Het antwoord op deze vraag hangt af van het type medicatie dat u moet gebruiken. Als u bloedverdunnende medicijnen gebruikt, of antibiotica voor een infectie, dan moet u deze middelen zo lang gebruiken als de arts noodzakelijk acht. Pijnstillers moeten alleen gebruikt worden als ze nodig zijn, omdat de verwachting is dat de pijn zal afnemen als de breuk heelt. (Zie het vorige gedeelte over pijn bij 'Veelvoorkomende gevolgen bij letsel'.)
Hoe wordt het personeel van het revalidatiecentrum of de thuiszorgorganisatie op de hoogte gebracht?
Voordat u het ziekenhuis verlaat, schrijft het behandelteam een verwijzing voor het volgende 'team' van het revalidatiecentrum of de thuiszorgorganisatie die u zullen helpen uw herstel voort te zetten. De verwijzing is een document dat alle informatie bevat over uw volledige medische geschiedenis, uw medicatie, uw therapieplan en alle beperkingen die bedoeld zijn om u te beschermen – zoals het voorschrift om maar beperkt gewicht te laten rusten op een been.
Contact
Heeft u nog vragen, dan kunt u bellen met de afdeling waar u onder behandeling bent.
Traumachirurgie
088 624 62 85 (bereikbaar van maandag tot en met vrijdag van 8.30 tot 17.00 uur)
Orthopedie
Zwolle, Kampen of Heerde
Orthopedie
088 624 56 56 (bereikbaar van maandag tot en met vrijdag van 8.30 tot 17.00 uur)
Meppel of Steenwijk
Orthopedie
088 624 96 56 (bereikbaar van maandag tot en met vrijdag van 8.30 tot 17.00 uur)
Fractuur- en Osteoporosepolikliniek
088 624 47 60 (bereikbaar van maandag tot en met donderdag van 8.00 tot 8.30 en van 11.00 tot 11.30 uur)
Kunt u niet komen? Laat het ons snel weten, dan maken wij een nieuwe afspraak.