Contact
  1. 6670-Endeldarmkanker (PID): H3 Behandeling endeldarmkanker

Patiënten Informatie Dossier

Er zijn verschillende behandelingen mogelijk bij endeldarmkanker. Als een behandeling gericht is op genezen, spreken we van een curatieve behandeling. Als er geen genezende behandeling mogelijk is, dan spreken we van een palliatieve behandeling. Welke behandeling voor u het beste is, hangt af van verschillende factoren. Hier leest u daar meer over.

Bij uw behandeling zijn meerdere zorgverleners van verschillende vakgebieden (disciplines) betrokken: maag-, darm- en leverarts, chirurg, regieverpleegkundige oncologie, diëtist en internist-oncoloog. Afhankelijk van uw situatie komt u in aanraking met deze zorgverleners. Hoe uw behandeling eruit ziet, hangt af van het stadium van de ziekte en uw wensen als patiënt.

De behandeling van endeldarmkanker gebeurt door:

  • verwijdering door endoscopie (kijkonderzoek);
  • operatie van de tumor in de darm (deel van de endeldarm wordt verwijderd);
  • bestraling, gevolgd door operatie;
  • bestraling en chemotherapie, gevolgd door operatie;
  • behandeling met medicijnen (chemotherapie, immunotherapie, doelgerichte therapie).

In deze folder leest u een omschrijving van de verschillende behandelmethoden.

Filmpje endeldarmoperatie

In onze digitale folder leest u meer over deze operatie en het herstel na de operatie. In het filmpje krijgt u uitleg over de operatie van de dikke darm. Een operatie aan de endeldarm gaat op dezelfde manier. Bij een operatie aan de endeldarm neemt de chirurg een deel van uw endeldarm weg in plaats van de dikke darm.

Verwijdering door endoscopie

Als tijdens het kijkonderzoek een verdenking is op een klein, oppervlakkig tumor (poliep) dan kan de maag-, darm- en leverarts deze verwijderen tijdens een endoscopisch onderzoek. Dit kan op verschillende manieren. Uw arts beoordeelt tijdens de endoscopie wat de beste manier is. Dit hangt hangt onder andere af van de grootte van de poliep.

Vervolgens onderzoekt en beoordeelt de patholoog de tumor. Hij bekijkt of de tumor kenmerken heeft die het risico op uitzaaiingen in lymfeklieren groot maakt. Als dit niet zo is, is dat goed nieuws. Met het weghalen van de tumor tijdens de endoscopie is de behandeling dan klaar.

Complicaties

Bij een verwijdering door endoscopie kunnen complicaties optreden zoals een bloeding of een gaatje in de darm (perforatie). U wordt hierover eerst uitgebreid geïnformeerd.

Operatie van de tumor in de darm

Een operatie van de tumor in de endeldarm kan op verschillende manieren worden uitgevoerd:

Verschillende operatiemethoden

Een operatie van de tumor in de darm kan op verschillende manieren worden uitgevoerd. Uw behandelend arts geeft aan op welke manier u geopereerd zult worden:

TAMIS-TEM

Bij een oppervlakkig gelegen tumor in de endeldarm of een poliep die nog niet kwaadaardig is, kan de tumor via de anus (transanaal) worden verwijderd. Dit heet een Transanale Endoscopische Microchirurgie (TEM) operatie. Tijdens deze operatie worden via een buis instrumenten in de endeldarm gebracht. De endeldarm wordt opgeblazen met CO2. De chirurg verwijdert de tumor ruim. Hierbij wordt ook een deel van de endeldarmwand meegenomen. Hierna wordt de wond soms gehecht en soms opengelaten. Het weggehaalde weefsel wordt onderzocht. Afhankelijk van de uitslag van het weggenomen weefsel kan een aanvullende behandeling nodig zijn.

Doordat de operatie dichtbij de anus wordt uitgevoerd kan dit gevolgen hebben voor uw ontlastingspatroon, continentie en leven. Verderop in dit hoofdstuk en in de folder ‘LAR-syndroom na endeldarmoperatie’ leest u daar meer over.

Complicaties

Bij een TAMIS-TEM kunnen complicaties optreden zoals een trombose/longembolie, nabloeding, LAR-syndroom, urinewegproblemen, koorts en darmperforatie. Ook kan het na de operatie nodig zijn om een stoma aan te leggen. U wordt hierover eerst uitgebreid geïnformeerd.

Medische illustratie TAMIS-TEM operatie

Afbeelding 1: TAMIS-TEM

Verwijdering van de endeldarm met behoud van de anus (Low Anterior Resectie)

Afhankelijk van het stadium van de endeldarmkanker kan het nodig om de gehele of een deel van uw endeldarm te verwijderen. De endeldarm wordt verwijderd met het omliggende weefsel en de lymfeklieren en bloedvaten. Deze operatie kan plaatsvinden via een open buikoperatie of via een kijkoperatie, waarbij soms ook een deel van de ingreep via de anus plaatsvindt.

Bij een kijkoperatie voert de chirurg de operatie uit via kleine sneetjes in de huid. Via deze sneetjes brengt hij de instrumenten naar binnen. De maag-, darm- en leverartsen en chirurgen van Isala zijn ervaren in het uitvoeren van kijkoperaties. Daarom heeft deze techniek onze voorkeur. Toch kunnen er omstandigheden zijn, waardoor er toch gekozen wordt voor een open operatie. Ook kan tijdens een kijkoperatie blijken dat een open operatie toch nodig is.

Na het verwijderen van de endeldarm hecht de arts het uiteinde van de dikke darm en het overgebleven deel van de endeldarm weer aan elkaar. Deze verbinding noemen wij een naad of anastomose. Soms is het niet mogelijk om een verbinding te maken. Dan wordt een definitief darmstoma aangelegd. Dit kan een verstandige keuze zijn:

  • als u continentieproblemen heeft;
  • als het risico op een eventuele lekkage van de verbinding groot is.

Voor de ingreep bespreekt de chirurg de voor- en nadelen van deze beide manieren met u.

Tijdelijk dunne darmstoma
Als er een verbinding wordt gemaakt, kan de verbinding tijdelijk beschermd worden door een dunne darmstoma. De dunne darmstoma wordt dan later tijdens een tweede, kleinere operatie, weer verwijderd.

Kans op lekkage
Als er een verbinding gemaakt wordt, kan deze een lekkage vertonen (naadlekkage). Afhankelijk van de grootte van de lekkage kan deze worden opgelost. Soms lukt dit helaas niet. Dan kan het nodig zijn om de verbinding op te offeren en wordt er een stoma aangelegd. Deze ingreep kan leiden tot verandering in uw ontlastingspatroon en uw leven.

Seksuele problemen en incontinentie
In het bekken liggen diverse zenuwbanen. Deze zenuwbanen sturen de geslachtsorganen en het urinestelsel aan. De zenuwbanen kunnen tijdens het verwijderen van de endeldarm beschadigd raken. Hierdoor kampt een aanzienlijk deel van de patiënten na een low anterior resectie met seksuele problemen. Bij mannen betekent dit impotentie. Bij vrouwen: vaginale droogheid en urine gerelateerde problemen (incontinentie). De heeft meer kans op schade aan deze zenuwen als u voor de operatie bestraald bent.

Complicaties

Bij een low-anterior resectie kunnen complicaties optreden zoals een trombose/longembolie, wondinfectie, naadlekkage, re-operatie, seksuele problemen, urinewegproblemen, LAR-syndroom en overlijden. Uw arts bespreekt dit voor de operatie uitgebreid met u.

Medische illustratie LAR operatie

Afbeelding 2: Low Anterior Resectie (LAR)

Rectum-amputatie (Abdomino-perineale resectie)

Als een endeldarmtumor dichtbij de anus ligt, kan het nodig zijn om, naast de endeldarm, ook de anus en een deel van de bekkenbodem te verwijderen. Dit is een grote operatie. Hierbij wordt de anus volledig weggehaald. Na deze operatie wordt er een definitief dikke darm stoma aangelegd.

Deze operatie kan plaatsvinden via een open buikoperatie of via een kijkoperatie, waarbij soms ook een deel van de ingreep via de anus plaatsvindt.

Bij een kijkoperatie voert de chirurg de operatie uit via kleine sneetjes in de huid. Via deze sneetjes brengt hij de instrumenten naar binnen. De maag-, darm- en leverartsen en chirurgen van Isala zijn ervaren in het uitvoeren van kijkoperaties. Daarom heeft deze techniek onze voorkeur. Toch kunnen er omstandigheden zijn, waardoor er toch gekozen wordt voor een open operatie. Ook kan tijdens een kijkoperatie blijken dat een open operatie toch nodig is.

Na de operatie heeft u wondjes in de buikwand. Daarnaast heeft u een grotere wond op de plek waar de anus zat. Soms ervaren mensen deze wond – en daarna het litteken – als verminkend.
Ook is er een kans dat de wond op de plek van de anus geïnfecteerd raakt. Daardoor moet de wond soms lange tijd verzorgt worden om hem goed te laten genezen. De wond kan dan lange tijd pijnlijk zijn, vooral bij het zitten. Als u voor de operatie bestraald bent, heeft u meer kans op problemen bij de wondgenezing.

In het bekken liggen diverse zenuwbanen. Deze zenuwbanen sturen de geslachtsorganen en het urinestelsel aan. De zenuwbanen kunnen tijdens het verwijderen van de endeldarm beschadigd raken. Hierdoor kampt een aanzienlijk deel van de patiënten na een rectum-amputatie met seksuele problemen. Bij mannen betekent dit impotentie. Bij vrouwen: vaginale droogheid en urine gerelateerde problemen (incontinentie). De heeft meer kans op schade aan deze zenuwen als u voor de operatie bestraald bent.

Complicaties

Bij een rectum-amputatie kunnen complicaties optreden zoals een trombose/longembolie, wondinfectie, abces, re-operatie, seksuele problemen, urinewegproblemen en overlijden. Voor de operatie bespreekt uw arts dit uitgebreid met u.

Medische illustratie APR operatie

Afbeelding 3: Abdomino-Perineale Rectumextirpatie (APR)

Radiotherapie

Als er een verdenking is op uitzaaiingen in de lymfeklieren dan is het nodig om u voor uw operatie te bestralen. U krijgt dan een uitwendige bestraling die, bij de meeste patiënten, vijf keer plaatsvindt. U komt hiervoor naar de afdeling Radiotherapie. U leest hier meer over in de folder 'Endeldarmbestraling’.

Na de bestralingen krijgt u opnieuw een endoscopie en MRI. Zo beoordelen we het effect van de bestralingen. Als uit deze onderzoeken blijkt dat de tumor niet meer zichtbaar is, kan uw arts met u bespreken om niet te opereren, maar af te wachten met frequente controles (Wait-and-see).
Als u wel geopereerd wordt, vindt de operatie ongeveer 9 à 10 weken na de laatste bestraling plaats.

Bestraling in combinatie met chemotherapie in tabletvorm

Soms is er een andere voorbehandeling nodig. Deze voorbehandeling bestaat uit een langere bestraling voor de operatie en chemotherapie in tabletvorm. Deze voorbehandeling is nodig als:

  • de tumor door de darmwand heen is gegroeid;
  • uit de MRI blijkt dat meerdere lymfeklieren zijn aangetast (maar de tumor niet in andere organen is ingegroeid of uitgezaaid).

Ook deze bestraling is uitwendig. U krijgt dan ongeveer zes weken bestraling en daarnaast chemotherapie in tabletvorm.
Na deze voorbehandeling krijgt u opnieuw een endoscopie, een MRI- en een CT-scan. Zo beoordelen we het effect van de voorbehandeling. Als uit deze onderzoeken blijkt dat de tumor niet meer zichtbaar is, kan uw arts met u bespreken om niet te opereren, maar af te wachten met frequente controles (Wait-and-see).
Als u wel geopereerd wordt, vindt de operatie ongeveer twaalf weken na de voorbehandeling plaats.

Soms is nodig om voor de bestraling alvast een stoma aan te leggen. Een stoma is een darmuitgang in de buikwand. We leggen alvast een stoma aan als:

  • de tumor de darm dreigt af te sluiten;
  • u veel aandrang heeft;
  • als er zeer vaak ontlasting komt;
  • als u last heeft van incontinentie.

Chemotherapie en bestraling

Bekijk de voorlichtingsfilm van patiëntenbegrijpen.nl

Uw voorbereiding op de operatie

Preoperatief onderzoek

Voor uw operatie heeft u een afspraak op de afdeling Preoperatief onderzoek. Om u goed voor te bereiden op de operatie:

  • vult u een vragenlijst in;
  • heeft u een gesprek met de apothekersassistente (als u medicijnen gebruikt), de anesthesioloog en de preoperatief verpleegkundige.

U spreekt hen alle drie apart. De anesthesioloog geeft u uitleg over de vorm van verdoving/narcose die tijdens de operatie gebruikt wordt. Ook krijgt u uitleg over de pijnbestrijding. De totale afspraak duurt ongeveer een uur.

Stoppen met roken

Roken verhoogt de kans op complicaties, zoals wondinfecties en longontsteking. Door te stoppen met roken wordt de kans op deze complicaties verkleind. Ook de kans op misselijkheid na een operatie kan hierdoor verkleind worden. Het is belangrijk dat u twee maar nog liever vier weken voor de operatie stopt met roken. Stoppen met roken heeft ook op lange termijn vele voordelen. Als u 5 jaar bent gestopt, daalt het risico op een hartinfarct met ongeveer de helft. 
Stoppen met roken is niet makkelijk. U kunt ondersteuning krijgen bij het stoppen met roken. Hiervoor zijn er verschillende mogelijkheden.  Informeer hiernaar bij de regieverpleegkundige.

Stoppen met alcoholgebruik

Regelmatig alcoholgebruik voor een operatie verhoogt de kans op bloedingen tijdens en na de operatie. Ook heeft u meer kans op complicaties van hart en longen, acute verwardheid (delier) en slechtere wondgenezing. Het is belangrijk dat u twee maar nog liever vier weken voor de operatie stopt met alcohol drinken.
Het stoppen met alcohol drinken is niet altijd makkelijk. Wilt u hier hulp bij hebben, bespreek dit dan met uw (huis)arts en/of regieverpleegkundige.

Eten en drinken

Vóór de operatie

Het is belangrijk dat u de dag voor de operatie minstens anderhalve liter drinkt. Dit mogen geen alcoholische dranken zijn. U krijgt zo nodig dieetadviezen van de regieverpleegkundige op de poli.

Op de operatiedag

Op de operatiedag mag u tot maximaal zes uur vóór de operatie nog eten en drinken, tenzij de arts en/of verpleegkundige anders met u heeft besproken. Tot maximaal twee uur vóór de operatie mag u nog heldere vloeibare dranken (ranja, thee, water, appelsap), tenzij de anesthesioloog anders met u heeft afgesproken.

PreOp

U krijgt van ons zes flesjes met een koolhydraatrijke drank: PreOp. Dit is een heldere drank met koolhydraten (=suikers). De koolhydraten zorgen ervoor dat uw bloedsuikerspiegel in balans blijft. Hierdoor voelt u zich beter na de operatie.

  • U drinkt vier flesjes op de avond vóór de operatie.
  • U neemt de overige twee flesjes mee naar het ziekenhuis en drinkt u twee uur voor de operatie.

Opname

Let op
Het komt helaas een enkele keer voor dat de operatie op het laatste moment moet worden uitgesteld. Wij snappen heel goed dat dit erg vervelend is. Als dit gebeurt, doen we ons best u zo snel mogelijk een nieuwe operatietijd of -datum door te geven. 

U wordt op de dag van de operatie of de dag ervoor in ons ziekenhuis opgenomen. De verpleegkundige vertelt u wat er gaat gebeuren op de opnamedag, de operatiedag en tijdens uw verblijf op verpleegafdeling. Ook bespreekt zij met u of de opvang na ontslag is geregeld. Zo nodig wordt er nog bloed afgenomen.

Als u tijdens de operatie een stoma krijgt, wordt de plaats van de stoma bepaald. Als het nodig is worden uw darmen nog gelaxeerd. Of dit nodig is, hangt af van de operatie die u moet ondergaan.

Voorkomen van trombose

Om trombose te voorkomen, krijgt u tijdens de opname elke avond een injectie. In deze injectie zit een middel om bloedstolling (trombose) te voorkomen. Dit middel heet Fraxiparine®. Dit moet u tot vier weken na de operatie toegediend krijgen. Tijdens de opname leren wij u hoe u uzelf deze injectie kunt geven.

Dagboek

Zelf kunt u veel doen om goed te herstellen. Om u hierbij te helpen, krijgt u op de polikliniek een dagboekje uitgereikt. Hierin staat precies vermeld wat u op de dagen na de operatie kunt verwachten en wat er van u verwacht wordt. Zo helpt dit dagboekje u op weg naar een beter en sneller herstel. Neem dit dagboekje mee naar uw opname.

Operatie

De verpleegkundigen van uw afdeling brengen u naar de operatieafdeling. Daar ziet u de chirurg, de anesthesioloog en de anesthesiemedewerker. U wordt aangesloten op de bewakingsapparatuur. U krijgt plakkers op de borst om uw hartslag te meten. Om uw vinger krijgt u een klemmetje om het zuurstofgehalte in uw bloed te controleren. Daarna krijgt u in de arm een infuusnaald. Via deze naald wordt de narcose toegediend.
Ook krijgt u, voordat de operatie begint, via het infuus antibiotica toegediend. Dit verkleint de kans op een wondinfectie.

Na de operatie komt u binnen een halfuur weer bij bewustzijn. U verblijft slechts enkele uren op de uitslaapkamer (verkoever). Als u weer voldoende bij kennis bent en de controles van bijvoorbeeld bloeddruk en ademhaling en pijn in orde zijn, gaat u terug naar de verpleegafdeling.

Na de operatie

U en uw naasten willen waarschijnlijk graag weten hoe de operatie is verlopen. De chirurg die de operatie uitvoert, belt na afloop van de ingreep uw contactpersoon. U wordt zelf op de hoogte gebracht van het verloop van de operatie door de afdelingsarts. Meestal gebeurt dat de dag na de operatie.

LAR-syndroom

Sommige patiënten ervaren darmfunctiestoornissen na de operatie. De kans hierop is groter als u voor de operatie ook bestraald bent. Vooral als u een Low Anterior Resectie (LAR) heeft ondergaan, kunt u last krijgen van het zogeheten LAR-syndroom.

De klachten van het LAR-syndroom zijn:

  • verminderde controle over uw winderigheid;
  • ongewenste lekkage van dunne ontlasting;
  • toename van het aantal keer dat u per dag ontlasting heeft;
  • het opnieuw moeten ontlasten kort (binnen een uur) na het hebben van ontlasting;
  • het haasten naar het toilet als u aandrang heeft voor ontlasting.

Komt u na uw operatie op controle in het ziekenhuis, dan vragen wij gericht naar uw klachten. Als dat nodig is, kunnen de klachten behandeld worden. Bijvoorbeeld met medicijnen of bekkenbodemfysiotherapie.
U leest hier meer over in de folder ‘LAR-syndroom na endeldarmoperatie’.

Film over LAR syndroom

Bekijk de voorlichtingsfilm van patiëntenbegrijpen.nl

Herstel

De laatste jaren is er veel onderzoek gedaan naar hoe patiënten het beste herstellen. Zo blijkt het herstel na de operatie versneld te kunnen worden door:

  • Een zo klein mogelijke insnijding door de chirurg: hoe minder schade aan weefsel, hoe sneller het herstel.
  • Een optimale pijnbestrijding, met ook aandacht voor het beschermen van de maag en darmen tegen het effect van de pijnbestrijding.
  • Een zo kort mogelijke periode van bedrust, zodat u zo min mogelijk spierkracht verliest.
  • Zo kort mogelijke periode van ‘niet eten, zodat gewichtsverlies (en daarmee verlies van spiermassa en spierkracht) wordt tegengegaan.

Eten en drinken

Na de operatie mag u direct weer alles eten en drinken. Dit stimuleert de darmen om weer op gang te komen. U verliest rondom de operatie veel vocht’. Daarom is het belangrijk om veel water te drinken. De anesthesioloog schrijft medicijnen voor om misselijkheid en braken tegen te gaan. Toch kan misselijkheid niet altijd voorkomen worden. Vooral de grootte van de operatie en de reactie van uw lichaam daarop bepalen of u misselijk wordt. Als u niet misselijk bent, probeer dan minstens zes glazen te drinken na de operatie.

Pijnbestrijding

Na de operatie start u met vier keer per dag paracetamol. Wanneer u de pijnstillers regelmatig inneemt, dan bouwt u een spiegel in uw bloed op. Dat werkt beter tegen de pijn.
Wij vragen u bij te houden hoeveel pijn u voelt (zie hiervoor het dagboekje, dat u van ons krijgt). Als u behoefte heeft aan meer pijnstilling, kunt u dit altijd aangeven bij de verpleegkundige.

Infuus en katheters

Het infuus en de katheter wordt zo snel mogelijk na de operatie verwijderd. Meestal gebeurt dit al op de dag van de operatie.

Beweging

Na de operatie is het belangrijk dat u zo snel mogelijk weer in beweging komt. Bewegen is belangrijk om:

  • bloedstolling (trombose) te voorkomen;
  • het verlies van spierkracht tegen te gaan;
  • uw darmen te stimuleren op gang te komen.
  • beter te ademen; als u in een stoel zit, kunt u beter ademhalen en dat verkleint bijvoorbeeld de kans op luchtweginfecties.

Daarom is het wenselijk dat u nog op de dag van de operatie enkele uren uit bed komt.

In de dagen na de operatie is het belangrijk dat u meerdere uren buiten bed doorbrengt en een wandeling maakt over de afdeling. Uiteraard is pijnbestrijding van groot belang om goed te kunnen bewegen. Vertel de verpleegkundige daarom als pijn u tegenhoudt om uit bed te komen.

Weer naar huis

U mag – in overleg met de zaalarts – weer naar huis als:

  • u voelt dat u in staat bent om naar huis te gaan;
  • u weer normaal eten kunt verdragen;
  • u weinig pijn meer heeft.

Extra zorg

Thuis heeft u in principe geen extra zorg nodig. Wel is het prettig als u de eerste twee weken wat hulp kunt krijgen van partner, familie of naasten. Zware huishoudelijke klussen zullen wellicht nog moeilijk gaan. U mag de eerste zes weken na de operatie maximaal 5 kg tillen.

Operatiewond

  • De eerste week na uw ontslag uit het ziekenhuis kan de buikwond nog gevoelig zijn. Ook kan de wond de eerste drie weken na de operatie nog gezwollen zijn en vast aanvoelen.
    Bij een rectum-amputatie geeft ook de wond op de plek waar de anus zat nog pijn en ongemak. Tijdens uw eerste controleafspraak op de polikliniek controleren wij het herstel van de wond(en).
  • De pijnklachten zullen niet meteen weg zijn als u thuis bent. Waarschijnlijk merkt u dat u wat meer pijnklachten krijgt, als u zich wat meer gaat inspannen. U mag hiervoor drie tot vier keer daags één of twee tabletten paracetamol gebruiken.
  • U mag gewoon douchen met de wond.
  • De wond is meestal gehecht met niet-oplosbare hechtingen of nietjes. Voor het verwijderen van de hechtingen of nietjes krijgt u een aparte afspraak bij de chirurg of uw huisarts.

Wanneer moet u contact opnemen met het ziekenhuis?

Mocht u zich de eerste dagen thuis niet lekker voelen, dan kunt u de temperatuur opnemen. Neem bij stijging van de temperatuur boven 38 °C contact op met de polikliniek Chirurgie (tijdens kantooruren) of met de afdeling Spoedeisende hulp (buiten kantoortijden). In 'Endeldarmkanker (PID) H1' vindt u de telefoonnummers. Neem ook contact met ons op als uw toestand na enkele dagen achteruitgaat, bijvoorbeeld door buikpijn, braken of hevige rugpijn.

Weefselonderzoek

De patholoog zal onderzoeken hoe groot de tumor was en of die in zijn geheel is verwijderd. Daarnaast onderzoekt hij de weggenomen lymfeklieren op de aanwezigheid van tumorcellen. Zodra de uitslag van het weefselonderzoek bekend is, bespreekt uw behandelend arts deze met u. Dit doet hij het liefst in het bijzijn van uw familie of naaste. Bent u dan al thuis, dan krijgt u de uitslag tijdens uw eerste controleafspraak op de polikliniek Chirurgie.

De uitslag van het weefselonderzoek bespreken we ook in de zogeheten multidisciplinaire oncologiebespreking. Dit is een overleg waarbij specialisten op het gebied van darmkanker aanwezig zijn. Onder wie de MDL-arts, oncologisch chirurg, internist-oncoloog, radioloog, patholoog en regieverpleegkundige Oncologie. Tijdens deze bespreking beoordelen de zorgverleners of een eventuele nabehandeling wenselijk voor u is. Het advies vanuit deze bespreking bespreekt uw behandelend chirurg met u.

Stomazorg

In de eerste week na uw ontslag uit het ziekenhuis, belt de verpleegkundig consulent stoma u. U kunt dan met haar uw vragen en/of problemen bespreken. Natuurlijk mag u ook zelf bellen met vragen. De verpleegkundig consulenten stoma houden op werkdagen twee keer per dag een telefonisch spreekuur.

Na de operatie heeft u twee controleafspraken bij de verpleegkundig consulent stoma. Wij proberen deze afspraken te combineren met uw afspraken bij de chirurg. Bij vragen of problemen is het mogelijk om een extra afspraak te maken. Heeft u een blijvend stoma? Dan heeft u jaarlijks een afspraak op de polikliniek Stomazorg.

Meer informatie over stomazorg leest u in de volgende folders:

Ergotherapeut

Wordt bij u ook de kringspier verwijderd? Dan verwijzen wij u door naar de ergotherapeut. Heeft u voor de operatie al pijn of ongemak bij het zitten? Dan plannen we deze afspraak al voor uw operatie. Heeft u nog geen pijnklachten bij het zitten? Dan bezoekt u de ergotherapeut na de operatie. Door de operatie kunnen namelijk problemen bij het zitten ontstaan. De ergotherapeut maakt een zitkussen voor u.

Laatst gewijzigd 29 maart 2024 / 6670 / P