Contact
  1. 7014-Baarmoederkanker (PID): H2 Baarmoederkanker en onderzoeken

Patiënten Informatie Dossier

Kanker is een verzamelnaam voor meerdere aandoeningen. Baarmoederkanker is er één van. Kanker is een kwaadaardig gezwel.

Kwaadaardig betekent:

  • dat een gezwel in de omliggende weefsels groeit en deze beschadigt, waardoor klachten kunnen ontstaan;
  • dat het gezwel steeds blijft groeien, waardoor het op de plaats waar het zich bevindt, steeds meer schade aanricht;
  • dat het gezwel kan uitzaaien: uit het gezwel kunnen cellen naar andere plaatsen in het lichaam worden vervoerd, waar ze tot nieuwe gezwellen kunnen uitgroeien (metastasen).

Er zijn goedaardige en kwaadaardige gezwellen (tumoren). Alleen bij kwaadaardige tumoren is er sprake van kanker.

Baarmoederkanker

Baarmoederkanker wordt per jaar bij ongeveer 1700 vrouwen in Nederland vastgesteld. Deze vorm van kanker komt het meest voor bij vrouwen tussen de 55 en 80 jaar, zelden bij vrouwen jonger dan 40 jaar. Baarmoederkanker ontwikkelt zich bij negen van de tien vrouwen in de binnenste slijmvlieslaag van de baarmoeder (endometrium). Daarom wordt baarmoederkanker ook wel endometriumkanker of endometriumcarcinoom genoemd.

Bij ongeveer vijf tot tien procent van de vrouwen met baarmoederkanker ontstaat de ziekte in de spierwand van de baarmoeder. Dit wordt een sarcoom van de uterus (uterus = baarmoeder) genoemd. De informatie in dit PID gaat hoofdzakelijk over endometriumcarcinoom.

Baarmoederkanker of baarmoederhalskanker?

Baarmoederkanker is kanker in het baarmoederlichaam. Het baarmoederlichaam is het brede deel en het grootste deel van de baarmoeder. Baarmoederhalskanker is kanker die ontstaat in de baarmoederhals en/of de baarmoedermond. Bij het ontstaan van baarmoederhalskanker speelt het humaan papillomavirus (HPV) een belangrijke rol. Zowel het ziekteverloop als de behandeling van beide ziekten zijn verschillend. Het uitstrijkje is een onderzoek naar baarmoederhalskanker.

Vrouwelijke geslachtsorganen

De vrouwelijke geslachtsorganen bestaan uit de inwendige en uitwendige geslachtsorganen. De uitwendige geslachtsorganen bestaan uit:

  • de kleine en grote schaamlippen;
  • de clitoris;
  • de ingang van de vagina;
  • gebied tussen de ingang van de vagina en de anus: het perineum.

De inwendige geslachtsorganen bestaan uit:

  • de vagina (schede);
  • de baarmoeder;
  • de eierstokken;
  • de eileiders.
Afbeelding geslachtsorgaan vrouw
Afbeelding 1: de inwendige vrouwelijke geslachtsorganen
 

a. eileiders
b. eierstokken
c. baarmoederlichaam
d. baarmoederhals
e. baarmoedermond
f. vagina (schede)

Opbouw weefsel baarmoeder

Afbeelding opbouw weefsel baarmoeder

Afbeelding 2: opbouw weefsel baarmoeder 


Baarmoeder

De baarmoeder heeft de vorm en omvang van een omgekeerde peer. Het brede deel, het baarmoederlichaam, is het grootste deel van de baarmoeder. Aan beide kanten hiervan liggen de eierstokken met de eileiders. De eileiders verbinden de baarmoeder en de eierstokken. Het baarmoederlichaam gaat over in de baarmoederhals. Dit is het onderste, smalle deel van de baarmoeder. De baarmoederhals verbindt het baarmoederlichaam met de vagina.

De wand van het baarmoederlichaam is opgebouwd uit twee lagen:

  • een binnenste slijmvlieslaag: het endometrium;
  • een buitenste spierlaag: het myometrium.

Vrouwelijke geslachtshormonen

Hormonen zijn stoffen die ons lichaam zelf maakt. Ze worden uitgescheiden in het bloed en beïnvloeden verschillende processen of organen in ons lichaam. De eierstokken produceren de vrouwelijke geslachtshormonen. Die hormoonproductie staat weer onder invloed van andere hormonen, die in de hersenen geproduceerd worden. De vrouwelijke geslachtshormonen beïnvloeden een aantal processen in het lichaam van een vrouw. Bijvoorbeeld de menstruatie en de vruchtbaarheid.

Menstruatie

Er zijn twee soorten hormonen die de menstruatie beïnvloeden:

  • in de eerste helft van de maandelijkse cyclus zijn dat vooral oestrogenen;
  • in de tweede helft van de cyclus (na de eisprong) is dat vooral progesteron. Bij de eisprong komt een eicel vrij uit de eierstok.

Deze hormonen zorgen ervoor dat het baarmoederslijmvlies maandelijks wordt voorbereid op de komst van een bevruchte eicel. Wordt de eicel niet bevrucht en is de vrouw dus niet zwanger, dan stopt de productie van oestrogenen en progesteron in de eierstokken. Samen met wat bloed verlaat het slijmvlies via de vagina de baarmoeder. Dit heet menstruatie. Deze maandelijkse hormonale veranderingen beginnen in de puberteit. Ze duren ongeveer tot het 50e jaar. Hierna komt u in de overgang.

Erfelijkheid

Vrouwen bij wie in de familie dikke darmkanker en baarmoederkanker voorkomt, kunnen een erfelijke aanleg hebben; het Lynchsyndroom. Deze vrouwen hebben een grotere kans op het krijgen van baarmoederkanker, en het optreden ervan op jongere leeftijd. Maar bij de meeste vrouwen die kanker van het baarmoederslijmvlies krijgen, speelt deze erfelijke aanleg geen rol.

Onderzoek en diagnose

Meestal is een van de eerste signalen van baarmoederkanker: ongewoon vaginaal bloedverlies. Dat houdt in dat vrouwen die de overgang al hebben gehad, opeens een bloeding kunnen krijgen. Dit wordt wel eens verward met het terugkeren van de menstruatie. Als de menstruatie meer dan een jaar is weggebleven, is zo’n bloeding geen gewone ongesteldheid.

Omdat baarmoederkanker vooral na de overgang voorkomt, zorgt bloedverlies vaak dat de tumor in een vroeg stadium wordt ontdekt. Bij vrouwen die nog niet in de overgang zijn, kunnen tussentijdse bloedingen of menstruatiestoornissen wijzen op baarmoederkanker. Buikpijn treedt doorgaans pas in een later stadium van de ziekte op. Vaginaal bloedverlies kan ook met andere aandoeningen dan baarmoederkanker te maken hebben. Daarom wordt de diagnose pas gesteld na onderzoek door de gynaecoloog.

Hierbij kan het gaan om: 

  • lichamelijk onderzoek;
  • vaginale echografie;
  • afname van weefsel van het baarmoederslijmvlies en/of baarmoedermondslijmvlies voor microscopisch (pathologisch) onderzoek (pipelle/curettage);
  • hysteroscopie, met een kijkbuis (hysteroscoop) via de schede (vagina) naar de binnenkant van de baarmoeder.

Als duidelijk is dat het om baarmoederkanker gaat, dan start de behandeling. In bijna alle gevallen betekent dit een operatie. Mochten uw klachten of symptomen (verschijnselen) aanleiding geven tot verder onderzoek, dan bespreekt de arts dit met u en zal u zo nodig verwijzen. Welke onderzoeken dat zijn, kan per situatie verschillen.

Eventueel aanvullende onderzoeken kunnen zijn:

  • longfoto;
  • CT-scan (Computer Tomografie);
    Hiermee kunnen organen en/of weefsel gedetailleerd in beeld worden gebracht. Er wordt gebruik gemaakt van röntgenstraling en computertechniek. Bij een CT-scan wordt in een bloedvat van uw arm contrastvloeistof gespoten. De onderzoeken worden over het algemeen niet als pijnlijk ervaren en worden uitgevoerd op de afdeling Radiologie of op de desbetreffende polikliniek.
  • MRI-scan (Magnetic Resonance Imaging);
    Er wordt gebruik gemaakt van een magneetveld om een beeld te vormen
  • echografie van de buikorganen, hierbij worden uw lever, nieren en lymfeklieren in beeld gebracht;
  • cystoscopie: inwendig onderzoek van plasbuis en blaas;
  • rectoscopie: inwendig onderzoek van de endeldarm;
  • dikkedarmonderzoek. 
Laatst gewijzigd 30 november 2021 / 7014 / P