Contact
  1. 7261-Schildklierkanker (PID): H4 Behandeling

Patiënten Informatie Dossier

Er zijn verschillende behandelingen mogelijk bij schildklierkanker.
Welke behandeling voor u het beste is, hangt af van verschillende factoren. Hier leest u daar meer over.

Wanneer na punctie de diagnose schildklierkanker zeker is, wordt de gehele schildklier operatief verwijderd. Wanneer het onderscheid tussen goed- en kwaadaardig niet gemaakt kon worden bij tenminste twee puncties, wordt meestal alleen de helft van de schildklier weggenomen waarin de knobbel zich bevindt. Wanneer de patholoog vervolgens vaststelt dat de knobbel toch een kwaadaardig gezwel betreft en de afwijking was groter dan 1 cm, is een tweede operatie nodig, waarbij alsnog de andere helft van de schildklier wordt verwijderd.

Behandelplan

De behandeling van papillair of folliculair schildklierkanker bestaat uit drie stappen:

  • een operatie;
  • enkele weken later: radioactief jodium therapie (indien de hele schildklier is verwijderd);
  • schildklierhormoontabletten.

Deze behandeling wordt door uw behandelend arts samen met een aantal andere specialisten in een multidisciplinair overleg (MDO) vastgelegd in een behandelplan.

Operatie: (gedeeltelijk) verwijderen van de schildklier

Als nog niet duidelijk is of de tumor goed- of kwaadaardig is, verwijdert de chirurg een helft van de schildklier. Dit heet een hemithyroïdectomie. De patholoog onderzoekt het weggenomen weefsel onder de microscoop. Vindt hij kwaadaardig weefsel en is die afwijking groter dan 1 cm, dan verwijdert de chirurg in een tweede operatie alsnog de andere helft van de schildklier. Dit heet een aanvullende hemithyroïdectomie of completerende thyroïdectomie. Meer over een operatie aan de schildklier leest u in de folder 'Operatie aan de schildklier' op onze website.

De pijn na de operatie valt meestal mee. Deze kunt u vergelijken met een keelontsteking. Een of twee dagen na de operatie kunt u weer naar huis. U krijgt een dwars litteken in de hals. Meestal geneest dit litteken mooi en valt het weg in een halsrimpel. Tijdens de operatie moet de chirurg soms ook (een deel van) de halslymfeklieren verwijderen.

Verwijdering van de halslymfeklieren bij schildklierkanker

Schildklierkanker kan leiden tot lymfeklieruitzaaiïngen in de hals. Heeft u uitzaaiingen in de hals, dan verwijdert de chirurg de lymfeklieren waar uitzaaiingen in zitten, maar ook de lymfeklieren daaromheen. Dit heet een halsklierdissectie. Meestal neemt de chirurg alleen de lymfeklieren aan één kant van de hals weg. Zijn de uitzaaiingen klein, dan adviseert uw chirurg u soms om te wachten met deze ingreep. Door de vervolgbehandeling met radioactief jodium kunnen kleine uitzaaiingen namelijk ook verdwijnen.

De chirurg verwijdert de halslymfeklieren meestal tegelijkertijd met de schildklier. Een patholoog onderzoekt na de operatie de verwijderde lymfeklieren onder de microscoop. U krijgt de uitslag van dit onderzoek op zijn vroegst een week later. De uitslag geeft aan in hoeveel van de verwijderde lymfeklieren kankercellen zitten.

Gevolgen van de verwijdering van halslymfeklieren

Zijn de lymfeklieren in uw hals verwijderd, dan kunt u - soms blijvend – last hebben van:

  • een gevoelloze huid in de hals of een gevoelloze oorlel;
    Dit herstelt meestal na enkele maanden. Sommigen houden last van een doof of veranderd gevoel in de hals.
  • een zwelling in de wang of op de kin;
    De afvoer van weefselvocht uit de wang en de kin is verstoord. Meestal verdwijnt de zwelling na enige tijd. Een ander woord voor weefselvocht is lymfevocht. Een opeenhoping van lymfevocht in de weefsels heet lymfoedeem.
  • zwakkere of pijnlijke schouder;
    Bij de operatie kan een zenuw naar de schouder beschadigd worden. Hieraan kunt u een zwakkere, pijnlijke schouder overhouden die soms licht naar beneden hangt. Fysiotherapie kan helpen tegen deze klachten.

Risico's en complicaties van de operatie

Een operatie van schildklierkanker heeft dezelfde risico's als elke andere operatie. De wond kan nabloeden of er kan een infectie optreden. Deze complicaties bij een operatie komen maar zelden voor. Naast de normale complicaties zijn er nog enkele specifieke complicaties:

  • beschadiging van de zenuw van de stembanden;
    De kans hierop is heel klein.
  • beschadiging van de bijschildklieren.

Beschadiging van de zenuw van de stembanden

Soms kan de chirurg de schildkliertumor niet weghalen zonder aan één kant een stembandzenuw op te offeren. Het kan ook zijn dat de zenuw, door de manipulatie van de operatie en de reactie van het omliggende weefsel daarna tijdelijk zijn functie verliest. Beschadiging/uitval van één stembandzenuw veroorzaakt stemveranderingen:

  • een hese omfloerste stem (gedempte stem);
  • een zwakker stem;
  • een verminderd bereik van de stem wat betreft toonhoogte.

De heesheid kan zich na enkele maanden herstellen. Gaat de heesheid niet over, dan kan logopedie (spraaklessen) helpen om weer goed te gaan praten.
Een enkele keer is een speciale ingreep aan uw stemband nodig. Die kan de kwaliteit van uw stem beter maken.

Beschadiging van de bijschildklieren

Raken uw bijschildklieren beschadigd, dan moet u voortaan medicijnen slikken. De medicijnen nemen de functie van het bijschildklierhormoon over. Ook moet u extra vitamine D en calcium slikken. Bij deze behandeling moet uw bloed regelmatig gecontroleerd worden. Het kan ook zijn dat de functie van de bijschildklieren tijdelijk verminderd is, in dat geval is medicijngebruik na verloop van tijd niet meer nodig.

Radioactief jodium therapie

Wanneer de chirurg uw schildklier helemaal verwijdert, kan bijna nooit al het schildklierweefsel weggehaald worden en blijven er hele kleine restjes van de schildklier achter in de hals. Ook kunnen er (nog onzichtbare) uitzaaiingen in de lymfeklieren of ergens anders in het lichaam zijn.

Ongeveer 4 tot 6 weken na de operatie volgt in de meeste gevallen dan een behandeling met radioactief jodium (I-131) om resterende kwaadaardige schildkliercellen te vernietigen en op deze manier het risico dat de ziekte terugkomt te verminderen. Uw behandelend arts heeft tijdens een multidisciplinaire overleg (MDO) vastgesteld of u behoort tot de laag risico groep of tot de hoog risico groep voor de radioactief jodium behandeling. Het verschil in behandeling is de dosering van radioactief jodium die wordt toegediend. Zo’n eerste behandeling na de schildklieroperatie wordt ook wel ablatie met radioactief jodium genoemd. Schildkliercellen zijn de enige cellen in het lichaam die jodium uit het bloed opnemen. Door het jodium radioactief te maken, ontstaat een heel gerichte methode van (inwendig) bestralen, namelijk alleen die cellen worden bestraald die jodium opnemen.

Voorafgaand aan de radioactief jodium behandeling krijgt u informatie toegestuurd en vindt er een voorlichtingsgesprek plaats met een nucleair geneeskundige of een physician assistant van de afdeling Nucleaire geneeskunde. Tijdens dit gesprek kunt u uw vragen stellen. Onderstaande informatie geeft kort uitleg over de behandeling met radioactief jodium. Door op de link bij de korte uitleg te klikken krijgt u uitgebreide informatie over de behandeling of het betreffende onderzoek en daarbij behorende leefregels in verband met radioactieve straling.

Behandeling met radioactief jodium (schildklierkanker)

Het radioactief materiaal dat voor deze behandeling wordt gebruikt is jodium 131. De schildklier neemt dit radioactieve jodium op. Bij u is de schildklier operatief verwijderd, maar de radioactiviteit zal door de eventuele kleine rest van de schildklier worden opgenomen. Het radioactieve jodium wordt ook opgenomen door eventuele uitzaaiingen.

Door deze behandeling worden de achtergebleven schildkliercellen en de eventuele uitzaaiingen vernietigd. Voor deze behandeling wordt u twee of drie nachten opgenomen, dit is afhankelijk van de dosis die gebruikt gaat worden. Deze opname is op afdeling V2.3 in een speciaal daarvoor ingerichte kamer. Zie voor meer informatie de folder Behandeling met radioactief jodium (schildkliercarcinoom).

Jodium total body scan (post-therapiescan)

​Met een jodium total body scintigrafie wordt het effect van uw jodiumtherapie beoordeeld. Dit onderzoek vindt plaats een week na de behandeling met radioactief jodium.

Jodium beperkt dieet

Om de opname van het jodium 131 te verbeteren is het nodig dat u minimaal een week voor een opname of sommige onderzoeken een jodiumbeperkt dieet volgt. Een jodiumbeperkt dieet is noodzakelijk voorafgaand aan:

  • een opname in verband met de behandeling met radioactief jodium bij schildklierkanker;
  • een jodium PET-scan.

Het jodiumbeperkte dieet wordt u toegestuurd voorafgaand aan de voorlichting op de afdeling Nucleaire geneeskunde.

Leefregels na radioactief jodiumbehandeling.

Tijdens de ziekenhuisopname verblijft u in een speciaal daarvoor ingerichte kamer op afdeling V2.3. In verband met de radioactieve straling gelden hiervoor leefregels die tijdens de voorlichting met u besproken worden. Na de behandeling met radioactief jodium bevat uw schildklier nog een tijd radioactief jodium waardoor de bestraling nog enkele weken doorgaat. Dit effect is voor u gunstig, maar betekent wel dat mensen in uw naaste omgeving met straling vanuit uw schildklier in aanraking komen. Hoewel de straling gering is, dient u thuis leefregels te volgen gedurende 1 à 2 weken. Deze leefregels worden besproken in een voorlichtingsgesprek en zijn ook te vinden in de uitgebreide informatie via de link bij de behandeling met radioactief jodium of de link bij het betreffende vervolgonderzoek.

Schildklierhormoontabletten

Na afloop van de behandeling met radioactief jodium krijgt u schildklierhormoontabletten voorgeschreven omdat de schildklier is verwijderd. Deze medicijnen blijft u uw verdere leven innemen. De dosering wordt vastgesteld aan de hand van schildklierfunctie waarden in het bloed. Na de operatie wordt u met een iets hogere hoeveelheid schildklierhormoon behandeld, dan die u oorspronkelijk zelf maakte. De reden is dat dit minder kans geeft op uitgroei van eventueel achtergebleven schildklier-kankercellen. TSH[HSvd1] heeft een groeibevorderend effect op de schildklier en daarom is het zinvol om de concentratie bij patiënten die schildklierkanker hebben gehad zo laag mogelijk te houden. We streven hierbij aanvankelijk naar waarden van kleiner dan 0,1 mU/liter. Deze overmatige dosering van schildklierhormoon heeft over het algemeen geen effect op uw gezondheid of op uw welbevinden. Het is belangrijk dat u bij andere artsen meldt, dat u iets meer schildklierhormoontabletten dan gebruikelijk moet slikken. Zij kunnen anders denken dat u teveel krijgt en op onterechte gronden de dosis schildklierhormoon verlagen. Hoe lang u deze hogere dosering schildklierhormoon moet gebruiken hangt onder anderen af van de uitgebreidheid van de tumor en de resultaten van de nacontroles. Zodra het verantwoord is, zal uw arts de dosering schildklierhormoon verlagen naar een normaal niveau.

Laatst gewijzigd 30 november 2021 / 7261 / P