Isala en meerdere thuiszorgorganisaties, onder andere Beter Thuis Wonen, werken nauw samen om de beschikbare capaciteit in de zorg beter te benutten. Bijvoorbeeld door medewerkers met elkaar uit te wisselen. Hoe ziet deze samenwerking eruit en wat is het ideale plaatje over 5 jaar? Aan het woord RVE-manager Integraal capaciteitsmanagement Lynette van Rooijen en manager bij Beter Thuis Wonen Monique ten Caat.

Monique ten Caat en Lynette van Rooijen
Wie zijn jullie?
‘Ik ben Monique ten Caat en ik ben manager VVT (verpleging, verzorging en thuiszorg) bij Beter Thuis Wonen. Dit is een thuiszorgorganisatie die ondersteuning en begeleiding in de volle breedte van de thuiszorg aanbiedt in 10 regio’s. Naast thuiszorg voorzien wij in huishoudelijke ondersteuning, thuisbegeleiding, wijkverpleging, (specialistische) verpleging, verzorging, kinderthuiszorg, casemanagement dementie, palliatieve zorg en dagbesteding.’
‘En ik ben Lynette van Rooijen, RVE-manager Integraal capaciteitsmanagement (ICM) bij Isala. Afdelingen die onder deze RVE vallen, zijn het Contact Centrum Isala, Transferbureau, I-Flex, Preoperatief, Zorglogistiek, Zorg applicatie beheer, Avond-weekend-nachthoofd en Beddenmanagement. Al deze afdelingen hebben te maken met de in- en uitstroom van patiëntenzorg. Het is dus heel belangrijk om goed contact te hebben met de verschillende regiopartners.’
Hoe is jullie samenwerking begonnen?
Lynette: ‘In de covid-tijd zijn we begonnen met een wekelijks overleg met verschillende verpleeghuizen en thuiszorgorganisaties - onder meer met Beter Thuis Wonen - om voor een goede doorstroming te zorgen. Die afstemming hebben we sindsdien in stand gehouden. Dat we op een andere manier naar de inzet van onze medewerkers moesten gaan kijken, kwam heel duidelijk naar voren tijdens één van deze overleggen. Beter Thuis Wonen had op enig moment een tekort aan personeel, waardoor patiënten bij ons nog niet met ontslag konden. Terwijl we in Isala op dat moment juist een overcapaciteit hadden.’
‘Dat triggerde ons. Het kon toch niet zo zijn dat het patiëntenproces zo verstoord zou worden, alleen omdat we bij verschillende organisaties werkten? Naar aanleiding daarvan hebben we een nieuw overleg in het leven geroepen en zijn we begonnen met het bespreken van 3 thema’s: hoe leren we elkaars werkzaamheden beter kennen, op welke manier kunnen we helpen met tekorten en wat is het toekomstperspectief op collega’s in het algemeen?’
Monique: ‘Het mooie is dat het niet alleen bij praten blijft. We zijn ook echt aan het doen. Beter Thuis Wonen heeft inmiddels verschillende verpleegkundigen uit Isala aan het werk of aan het werk gehad. Verpleegkundigen met veel ervaring en kennis over het reilen en zeilen in het ziekenhuis. Dat wekt vertrouwen bij het team waar ze bij ons in werken. Tegelijkertijd komen deze verpleegkundigen er bij ons achter dat het niet meer de thuiszorg van 40 jaar geleden is. Wij leveren hoogstaande verpleegkundige zorg. Door tijdelijk bij ons aan de slag te gaan, krijgen zij inzicht in wat er bij ons allemaal mogelijk is. Die kennis nemen zij weer mee naar het ziekenhuis.’
Lynette: ‘Dit heeft bij ons al echt tot eyeopeners geleid. Veel collega’s op afdelingen in Isala wisten helemaal niet wat er allemaal al mogelijk is met thuiszorg of wat een wijkverpleegkundige allemaal kan en mag. Er kan veel meer dan wij altijd dachten. Daarom is het belangrijk om dat aan elkaar te vertellen en te laten zien. Dat doen we bijvoorbeeld aan de hand van inspiratiebijeenkomsten, maar ook door gewoon eens bij elkaar op de afdeling te kijken.’
‘We hebben nieuwe verpleegkundigen in onze flexpool gelijk in deze nieuwe werkwijze meegenomen. Stel, er is op dit moment geen ruimte voor een I-Flex-verpleegkundige in het ziekenhuis. Dan kunnen we kijken waar in de regio diegene tijdelijk zou kunnen bijspringen. Je blijft dan wel bij ons onder contract en houdt dus de zekerheden die daarbij horen.’
Wat levert deze flexibele omgang van medewerkers nog meer op?
Lynette: ‘Belangrijk speerpunt voor de toekomst is behoud van mensen in de zorg. Deze manier van werken kan daar een belangrijke bijdrage aan leveren.’
Monique: ‘Mensen die jaren van werken in het ziekenhuis erop hebben zitten, kunnen in de thuiszorg op een andere manier met patiënten bezig zijn. Maar het kan ook zo zijn dat werken bij een thuisorganisatie op enig moment beter bij je levensfase past, omdat je jonge kinderen hebt. Wat de reden ook is, een switch kan het werkende bestaan een nieuwe impuls geven, zonder dat iemand het vak helemaal verlaat. Dat gebeurt nu nog teveel en dat is zonde.’
Lynette: ‘Voor patiënten is het bovendien prettig om te merken aan thuiszorgmedewerkers dat zij ook weten hoe het in het ziekenhuis werkt. De uitwisseling levert dus verrijking op meerdere vlakken op.’
Wat maakt deze werkwijze succesvol?
Lynette: ‘Dat we de stoute schoenen hebben aangetrokken en er gewoon mee zijn begonnen. Inmiddels is er ook vanuit Samen Gezond IJssel-Vecht (de regionale uitwerking van het IZA) een werkgroep die zich bezighoudt met de arbeidsmarkt. Dat is natuurlijk heel mooi en daar zijn wij uiteraard bij aangehaakt. Wel hebben we gelijk gezegd dat we ondertussen door blijven gaan met deze huidige samenwerking met de verschillende verpleeghuizen- en thuiszorgorganisaties. Misschien lopen we het risico dat er hier en daar wat overlap is. Maar het risico dat er een tijd lang niets gebeurt is in onze ogen groter. We hebben er vertrouwen in dat de verschillende stromen die nu lopen uiteindelijk samen kunnen gaan in één.’
Monique: ‘Wat dit ook succesvol maakt zijn de duidelijke afspraken die we met elkaar hebben gemaakt en dat we hier niet aan hoeven te verdienen. We berekenen geen winstmarges in de detacheringen. Het enige doel is op de korte termijn tekorten over en weer op te lossen en op de lange termijn mensen te behouden voor de zorg.’
Wat is jullie ideaalbeeld? Hoe ziet samenwerking in de regio op het gebied van arbeidsmarkt er over 5 jaar uit?
Monique: ‘Mijn ideaalbeeld is dat we als organisaties nog meer over onze eigen muren heen gaan kijken. Waarbij we allemaal het grotere belang dienen, namelijk dat die cliënt of patiënt zorg krijgt. Niet teveel maar ook niet te weinig. Dat we nog meer samenwerking en makkelijkere uitwisseling op verschillende vlakken hebben, zonder dat je gehinderd wordt door administratieve zaken. Hoe we dat precies moeten vormgeven, is een uitdaging. Want je wilt ook weer niet 1 grote logge organisatie worden.’
Lynette: ‘Ik hoop dat we tegen die tijd inmiddels heel wat stappen hebben genomen en nog veel flexibeler met de arbeidsmarkt omgaan. Nu weren we nog mensen omdat ze niet aan alle vereisten voldoen. Mogelijk leggen wij de lat te hoog en dat kunnen we ons in een krappe arbeidsmarkt. In plaats daarvan hoop ik dat we over 5 jaar veel meer kijken naar wat wel kan en hoe we mensen die in eerste instantie misschien niet aan de vereisten voldoen met een voorbereidend traject toch dat ziekenhuis in kunnen krijgen.’