Zelfcontrole: bloedglucosemetingen Zelfcontrole: bloedglucosemetingen
- Isala
- Patiëntenfolders
- 7019-Zelfcontrole: bloedglucosemetingen

Isala Diabetescentrum
Bij het gebruik van insuline (maar soms ook alleen bij het gebruik van tabletten) is het van belang dat u geregeld uw bloedglucosegehalte bepaalt. Het bloedglucosegehalte is de hoogte van het suikergehalte in het bloed. Dit doet u met bloed uit uw vingertop, speciale teststrookjes en een bloedglucosemeter. In het Isala Diabetescentrum leert u hoe u een bloedglucosemeting nauwkeurig uitvoert.
Meestal krijgt u de vraag om op bepaalde dagen vier keer per dag uw bloedglucosegehalte te meten. Anders gezegd: een vier-punts dagcurve te maken. Soms wordt u gevraagd om nog meer metingen per dag te doen, bijvoorbeeld voor een zeven-punts dagcurve.
Een dagcurve houdt meestal in het meten van het bloedglucosegehalte op vaste momenten:
- ‘s morgens nuchter (N.);
- na het ontbijt (N.O.);
- voor het middageten (V.M.);
- na het middageten (N.M.);
- voor het avondeten (V.A.);
- na het avondeten (N.A.);
- voor het slapen (V.S.).
Het gemeten bloedglucosegehalte noteert u in uw diabetesdagboekje dat u van de arts of diabetesverpleegkundige heeft gekregen.
Controle van de bloedglucosemeter
Om er zeker van te zijn dat uw bloedglucosemeter de juiste uitslag geeft, is het van belang dat u uw meter eenmaal per jaar laat controleren. In Isala kunt u dit gratis laten doen.
Streefwaarden voor de bloedglucose
- nuchter 4.0 - 7.0 mmol/l;
- vóór lunch 4.0 - 7.0 mmol/l;
- vóór avondeten 4.0 - 7.0 mmol/l;
- vóór het slapen 6.0 - 10.0 mmol/l;
- het streven is om 1½ uur ná een maaltijd een bloedglucosewaarde te
hebben onder de 10 mmol/l.