Contact
  1. ‘Je moet gelijk alert zijn en kunnen beslissen over leven en dood’

Op de Intensive care liggen patiënten die 24 uur per dag intensieve behandeling nodig hebben. Hoe verloopt een avond- en nachtdienst op deze afdeling? Hans Kieft is internist-intensivist en beschrijft een recente dienst.

16.00 uur: ‘Mijn dienst begint zoals altijd met een mondelinge overdracht van de dag- naar de avonddienst. De belangrijkste aandachtspunten van de patiënten die er op dat moment liggen, komen dan even aan de orde. Daarna maak ik samen met de arts-assistenten een rondje langs de bedden, om een beeld te krijgen van hoe iedereen erbij ligt, welke apparatuur eromheen staat en ieders gezicht even te zien. Een aantal patiënten ken ik nog van de dagdiensten eerder deze week. Voor het complete plaatje spreek ik ook nog met de verpleegkundigen die op dat moment voor de patiënten zorgen. Daarna pak ik de dossiers erbij en lees ik me verder in. Welke uitslagen komen er vanavond nog langs? Moeten er nog onderzoeken gedaan worden?

 

De overdracht


17.30 uur:
‘Er is een traumapatiënt op de Spoedeisende hulp binnengekomen. Aangereden op z’n fiets. Gezien de ernst van de letsels krijg ik alvast het verzoek een bed op de IC vrij te houden. Even later word ik gebeld; of ik toch even naar de Spoed wil komen om te helpen. De patiënt is er slecht aan toe en er zijn extra handjes nodig. Als intensivist worden we vaker gevraagd om alvast mee te kijken. Dat is ook zinvol in verband met de zorg die je later over zo’n patiënt krijgt.’ 

Ter plekke op de Spoed: ‘Naast diverse botbreuken heeft de man een ernstige longbloeding. De beademing gaat steeds moeizamer. Hoe gaan we dit aanpakken? Met meerdere specialismen overleggen we wat we te bieden hebben. Welke behandelingen geven hem de grootste overlevingskansen? We zijn anderhalf uur verder wanneer hij wat lijkt te stabiliseren en we hem op de IC kunnen opnemen. Na het inbrengen van een centraal infuus, sta ik de familie te woord. Het is een zwaar gesprek, want de patiënt is erg ziek en de prognose lijkt niet goed.’

19.30 uur: Opnieuw telefoon. Op de operatiekamer ligt een patiënt bij wie na een darmoperatie een naadlekkage is ontstaan (een gaatje op de plek waar de darm eerder aan elkaar is gemaakt). Hierdoor is darmvocht in de buik terechtgekomen; daar kunnen mensen behoorlijk ziek van worden en dat is ook bij deze patiënt het geval. Hij kan niet terug naar de verpleegafdeling. Ik geef akkoord dat hij naar de IC kan komen, zodra ze klaar zijn met de operatie.’ 

Hans Kieft wordt gebeld

19.45 uur: ‘Dan krijg ik de vraag of ik nogmaals naar de Spoedeisende hulp wil komen. Er ligt een oudere patiënt met een longontsteking en een instabiele bloeddruk. Of zij op de IC moet worden opgenomen, willen ze weten. Dit blijkt nog niet noodzakelijk. De ingezette behandeling op de Spoed is vooralsnog voldoende.’

20.30 uur: ‘Na even snel gegeten te hebben, belt de neurochirurg. Of ik plek heb voor een patiënt die een hersenbloeding heeft gehad en op dit moment in Enschede ligt. We moeten als intensivisten soms lastige afwegingen maken wat betreft het beschikbaar stellen van onze IC-bedden. We moeten zowel opnamecapaciteit beschikbaar houden voor onze regiofunctie, als voor een patiënt die in ons eigen ziekenhuis IC-zorg nodig gaat krijgen. Aangezien de patiënt met de hersenbloeding op dit moment al op de IC in Enschede is opgenomen en er niet direct ingegrepen hoeft te worden, besluiten we de patiënt eerst daar te laten en de volgende ochtend opnieuw te kijken wat de beste strategie is.’

20.45 uur: ‘Zodra het kan probeer ik verslaglegging weg te werken. Dit houdt onder andere in het vastleggen van de familiegesprekken die ik heb gevoerd en het nalopen van de notities van de arts-assistenten. Ondertussen krijg ik nog verschillende telefoontjes van andere afdelingen om patiënten te bespreken.’ 

21.00 uur: ‘Ik ben onderweg naar een patiënt op de afdeling Trauma-chirurgie. Het gaat om een patiënt die vandaag vanuit een ander ziekenhuis is overgenomen. Daar heeft hij enkele dagen gelegen na een val, waarbij hij een schedel- en borstkastrauma heeft opgelopen. Omdat hij in de buurt van Zwolle woont, is hij naar ons ziekenhuis overgeplaatst. Het probleem is dat deze 80-jarige patiënt steeds meer moeite heeft met het ophoesten van slijm en daarbij erg in de war is. Ik ga langs om te beoordelen of hij ademhalingsondersteuning nodig heeft én om de situatie met de familie te bespreken. Staat een eventuele IC-opname en bijbehorende behandeling in verhouding met hetgeen de patiënt aankan en zijn kans op herstel?’
‘De familie vertelt dat hij voor de val nog heel actief en gezond was. Na een goed gesprek besluit ik hem op te nemen op de IC. Wel geef ik de familie een realistische prognose mee. De patiënt heeft al vier dagen in het ziekenhuis gelegen en een behoorlijke jas uitgedaan. Kunstmatige beademing zou met een dusdanige verslechtering van zijn conditie gepaard gaan, dat een eventuele reanimatie in zijn toestand niet meer zinvol zou zijn. Het zijn moeilijke gesprekken, maar het is soms erg belangrijk om de grenzen van een medische behandeling aan te geven.’

21.30 uur: ‘Eén van onze patiënten overlijdt. We wisten dat dit stond te gebeuren; haar behandeling was al stopgezet. Maar je weet nooit helemaal wanneer zoiets gebeurt. Ik praat met familie en de verpleging en regel de administratie. Vlak daarna word ik opnieuw door de Spoedeisende hulp gebeld over de patiënt met de longontsteking. De maatregelen op de Spoed hebben niet het gewenste effect gehad en de patiënt heeft nog steeds een lage bloeddruk. We besluiten haar alsnog op te nemen.’

23.00 uur: ‘De volgende overdracht en wisseling van de wacht wat betreft de arts-assistenten en verpleegkundigen. We lopen wederom met elkaar langs de bedden zodat iedereen de patiënten en problematiek goed in beeld heeft. Voor mij is dit gelijk een moment om opnieuw te kijken hoe iedereen erbij ligt. Zijn de patiënten die van de OK kwamen al zodanig hersteld dat ze van de beademing kunnen? Kort daarna volgen er weer verschillende consulttelefoontjes over patiënten op verschillende afdelingen.’

 


01.30 uur
: ‘Ik probeer toch nog iets van rust te pakken. Als intensivisten zijn we gewend om in een half waakzame toestand te slapen. Worden we gebeld, dan moeten we gelijk alert zijn en in staat zijn om beslissingen over leven en dood te moeten maken. Al om 02:15 uur word ik gebeld. Een arts-assistent belt over de patiënt met longontsteking die we net opgenomen hebben en of de ingezette therapie het juist effect heeft opgeleverd. Dit bespreken we telefonisch en daarna probeer ik nog iets te slapen.’

05.45 uur: ‘Ik word wakker gebeld. De patiënt die we van de afdeling Chirurgie hebben overgenomen is dusdanig kortademig geworden, dat hij aan de beademing moet. Meestal doen we als intensivist de intubatie zelf, maar afhankelijk van de situatie en de ervaring van de arts-assistent die erbij is, kan deze soms een eerste poging doen. De veiligheid van de patiënt gaat altijd voor. Als dit allemaal achter de rug is, geeft de klok 07.00 uur aan. Slapen heeft niet zoveel zin meer. De wekker heb ik standaard op 07.30 uur staan. Zo kan ik voor de overdracht nog één keer langs alle patiënten lopen. Om 08.00 uur is dan de wisseling van de nacht- naar de dagdienst en kan ik alle patiënten stabiel overdragen. Om 08:30 uur verlaat ik het ziekenhuis op weg naar huis.’