Contact
  1. Vaste zorgconsulent voor iedere trombosepatiënt

Woensdag is het Wereld Trombose Dag; een aandoening die vaak voorkomt. Maar wat is het precies en wat is de rol van de Trombosedienst van Isala? Laboratoriumarts Sjef van de Leur geeft antwoord.

Sjef van de Leur (laboratoriumarts) en zorgconsulenten Anja Telman en Mariet Tielbeke

Wat is trombose eigenlijk?

‘Als je een wondje hebt, stolt je bloed. Een prachtige mechanisme. Soms is dat mechanisme verstoord en stolt het bloed in je bloedvat. Als dat stolsel een bloedvat afsluit, noemen wij dat een trombose.

Per uur krijgen 11 mensen trombose in Nederland. Dat is enorm veel.

‘Dat komt omdat trombose een herseninfarct of een hartinfarct kan veroorzaken. Ook veel kankerpatiënten krijgen trombose, door de tumorgroei of doordat het stollingssysteem uit balans is. Trombose komt eveneens vaak voor in het been of in een arm. Als het stolsel losschiet naar de longen noemen wij het een longembolie.’

Kan iedereen trombose krijgen?

‘Ja. Een trombose kan ontstaan door een beschadigde vaatwand, doordat de bloedstroom langzamer wordt (minder bewegen) of doordat de samenstelling van het bloed verandert. Dit gebeurt eerder wanneer je bijvoorbeeld overgewicht hebt, erfelijk belast bent, door zwangerschap, een operatie of door pilgebruik. Daarnaast is het ook gewoon pech wanneer je trombose krijgt.’

Wie vroeger trombose kreeg, lag in het ziekenhuis stil in bed. Nu is het advies blijven bewegen. Waarom is dit veranderd?

‘Men was bang dat als je ging bewegen het stolsel zou kunnen losschieten en naar de longen kon gaan. Nu weten wij dat bewegen juist belangrijk is. Het risico dat het stolsel naar je longen gaat is niet groter en door te bewegen wordt het stolsel juist niet groter. Ook de medicatie die je krijgt zorgt daarvoor. Daarnaast neemt door de medicatie de kans op aangroei van het stolsel of de kans op nieuwe stolsels af. De medicijnen laten overigens het stolsel niet verdwijnen. Daar zorg het lichaam zelf voor.’

Wat voor medicatie is er voor trombosepatiënten?

‘De medicatie hangt af van de plek waar de trombose is ontstaan. In het been stroomt het bloed langzaam. Ontstaat de trombose daar, dan moet je de stollingseiwitten minder actief maken. Ontstaat de trombose op een plek waar het bloed snel stroomt, zoals in de kransslagaders, dan komt de stolling door te actieve bloedplaatjes en moet je die behandelen. Dat laatste doe je bijvoorbeeld met aspirine. Voor de behandeling van stollingseiwitten, dus bijvoorbeeld van trombose in het been, zijn er twee soorten medicijnen. De DOAC’s, middelen die op één van de stollingseiwitten werken. Wie dit medicijn krijgt hoeft niet regelmatig de stollingswaarde (INR) van het bloed te (laten) meten. Daarnaast zijn er de vitamine K antagonisten. Vitamine K hebben we nodig voor de bouw van de stollingseiwitten in de lever. Antagonist betekent tegen, dus wie dit gebruikt, heeft minder stollingseiwitten in het bloed. Wel is het dan dus belangrijk om regelmatig je INR waarde te meten, zodat je de medicatie kunt aanpassen mocht dat nodig zijn.’

Daar spelen jullie als trombosedienst een belangrijke rol in toch?

‘Zeker, wij hebben 5700 patiënten met een vitamine K antagonist in ons bestand. Tweeduizend patiënten prikken zelf om de INR te bepalen en geven vervolgens de waarde door aan ons. Een deel van de patiënten komt naar de poli voor een consult bij een van onze zorgconsulenten. Iedere patiënt heeft een vaste zorgconsulent. Dat werkt goed, een vertrouwd gezicht. Mensen vertellen eerder als het niet goed gaat of wanneer er problemen zijn met de medicatie. De zorgconsulent houdt ondertussen de vinger aan de pols en kan bijvoorbeeld de huisarts inschakelen mocht dat nodig zijn.’ Daarnaast prikken wij nog 1500 patiënten thuis. De 7200 patiënten die een DOAC gebruiken, zien we een á twee keer per jaar voor een consult.’

Wat moet ik doen als ik denk dat ik trombose heb?

‘Ga naar je huisarts en blijf er niet mee rondlopen. Want dan is er een risico dat stolsels naar je longen gaan en je heel benauwd wordt. Dus heb je een zeer been, wordt het dikker en je kunt het slecht bewegen, trek aan de bel.’