Contact
  1. 5416-Inleiden bevalling

Hoe en waarom inleiden?

Bij een inleiding (ook wel primen genoemd) wordt de bevalling kunstmatig op gang gebracht. In deze folder leest u over de redenen om dit te doen en wat u bij deze behandeling kunt verwachten. Bekijk ook de film over het inleiden van een bevalling. Zo bent u goed voorbereid.

Screenshot video inleiding

Het kunstmatig op gang brengen van de bevalling gebeurt met medicijnen die de weeën opwekken. Een inleiding vindt altijd plaats in het ziekenhuis onder verantwoordelijkheid van een gynaecoloog.

Waarom wordt een bevalling ingeleid?

De verloskundig zorgverlener (dit kan een gynaecoloog, arts in opleiding of klinisch verloskundige zijn, waarvan de laatsten altijd onder supervisie van een gynaecoloog werken) adviseert meestal een inleiding als hij verwacht dat de situatie voor uw kind buiten de baarmoeder gunstiger zal zijn dan daarbinnen. De bevalling wordt dan opgewekt op een tijdstip dat de toestand van het kind nog goed is en men verwacht dat de baby een normale bevalling kan doorstaan. Ook ernstige klachten van uzelf kunnen een reden zijn om de bevalling in te leiden.
Enkele veelvoorkomende redenen voor een inleiding zijn:

Andere redenen

Er zijn nog vele andere redenen voor een advies om een bevalling in te leiden. Deze kunnen te maken hebben met het verloop van de vorige bevalling of met andere bijkomende problemen tijdens de huidige zwangerschap.

Weloverwogen beslissing

De verloskundig zorgverlener zal veel factoren laten meewegen voordat hij komt met het advies de bevalling in te leiden. Twijfelt u eraan of het echt nodig is, bespreek dit dan met uw verloskundig zorgverlener. Mocht u er samen niet uitkomen, dan kunt u desnoods ook een andere gynaecoloog of in een ander ziekenhuis om een tweede mening vragen.

Voorbereiding

  • Om te beoordelen of het mogelijk is de bevalling op gang te brengen, doet de verloskundig zorgverlener een inwendig onderzoek. Vaak gebeurt dit op de polikliniek.
  • Het is vaak mogelijk om al vóór de inleiding een kijkje te nemen op de verloskamers, als er ruimte en personeel vrij is.
  • Over het algemeen moet u dezelfde spullen meenemen als bij een 'gewone' bevalling: kleding voor uzelf voor tijdens en na de bevalling, toiletartikelen en babykleertjes (zie ook de folder Bevallen in Isala).
  • Het is verstandig wat ter ontspanning en tijdverdrijf mee te nemen. De eerste uren zijn er soms nog niet zoveel weeën. Afleiding kan dan plezierig zijn.

Wanneer is een inleiding mogelijk?

Een inleiding is pas mogelijk als de baarmoedermond al een beetje open en verweekt is. Verloskundigen en gynaecologen gebruiken hiervoor de term 'rijpheid'. Op de afbeeldingen staan voorbeelden van een rijpe en een onrijpe baarmoedermond:

Illustratie onrijpe baarmoedermond

Afbeelding 1. Onrijpe baarmoedermond

Een onrijpe baarmoedermond is nog lang en voelt stevig aan. Dit noemt men een staande portio (medische term voor baarmoedermond). Meestal is er dan nog geen ontsluiting.Illustratie rijpe baarmoedermondAfbeelding 2. Rijpe baarmoedermond

Een rijpe baarmoedermond is over het algemeen korter. Men spreekt dan over een verstreken portio. Deze voelt ook weker aan en vaak is er al wat ontsluiting. In dat geval is het mogelijk een inleiding af te spreken. 

Manieren om baarmoedermond te rijpen

Wanneer de baarmoedermond onrijp is en er toch een dwingende reden is om de bevalling op gang te brengen, kan de verloskundig zorgverlener adviseren de baarmoedermond 'rijp' te maken. In medische termen spreekt men dan van 'primen' (‘to prime’ is Engels voor ‘voorbereiden’). Het uiteindelijke doel van primen is rijping van de baarmoedermond en een ontsluiting van 2 à 3 cm, waardoor de bevalling kan worden ingeleid. Er zijn verschillende methoden om de baarmoedermond rijp te maken:

  • primen met een ballonkatheter;
  • primen door inbrengen van vaginale capsules met Angusta.

Primen met een ballonkatheter

Een andere methode om de baarmoedermond te laten rijpen is door het inbrengen van een ballonkatheter. Ook hierbij is het doel, rijping van de baarmoedermond en ontsluiting van 2 à 3 centimeter, waardoor de bevalling kan worden ingeleid. 

Wat is een ballonkatheter?

Afbeelding 3: ballonkatheter

De ballonkatheter die gebruikt wordt voor het primen, is gelijk aan de katheter die gebruikt wordt voor het legen van de blaas. Het is een flexibel latex slangetje met een doorsnede van een paar millimeter. Dit slangetje wordt via de vagina in de baarmoedermond geschoven. Aan het uiteinde van de katheter zit een ballonnetje dat met steriel water wordt gevuld tot het een doorsnede heeft van zo'n 2 à 3 centimeter. De aanwezigheid van de ballon in de baarmoedermond prikkelt de baarmoeder om zelf prostaglandinen aan te maken, die ervoor zorgen dat uw baarmoedermond rijpt. Dit gaat vaak gepaard met harde buiken. Ook kunt u wat vaginaal bloedverlies krijgen. U hoeft hier niet van te schrikken.

Voordat de ballonkatheter ingebracht wordt, wordt u aangesloten op het CTG-apparaat. Hiermee worden de harttonen van uw baby en uw eventuele weeënactiviteit geregistreerd. Dit duurt ongeveer een half uur. Daarna brengt uw verloskundig zorgverlener de ballonkatheter in. De verloskundig zorgverlener wordt hierbij geassisteerd door een verpleegkundige.

Het inbrengen van de ballonkatheter wordt middels vaginaal onderzoek gedaan en hierbij wordt vaan gebruik gemaakt van een speculum/spreider. Het kan zijn dat u gevraagd wordt om uw vuisten onder uw billen te leggen. Dit zorgt ervoor dat uw bekken iets kantelt, wat het inbrengen van de ballonkatheter vergemakkelijkt. Als het uiteinde van de ballonkatheter op de juiste plaats zit, wordt ongeveer 60 milliliter steriel water gebruikt om het ballonnetje te vullen. Dit kan tijdelijk een onaangenaam gevoel geven. Het gedeelte van de katheter dat nog uit de schede hangt, wordt aan de binnenkant van uw bovenbeen vastgeplakt. In principe mag deze katheter maximaal drie dagen blijven zitten. Als de ballonkatheter uitvalt, zal opnieuw een inwendig onderzoek plaatsvinden om te beoordelen of u inmiddels voldoende ontsluiting heeft om ingeleid te worden. Soms is dit niet het geval en zal opnieuw een ballonkatheter ingebracht moeten worden. Zolang u geprimed wordt met de ballonkatheter, wordt meerdere keren op een dag uw temperatuur gemeten en een CTG-controle gedaan.

Primen met Misoprotol-Angusta

Misoprotol-Angusta is een pil met het hormoon prostaglandine. Een vrouw maakt dit hormoon ook zelf aan tijdens de bevalling. Prostaglandine kan de bevalling in gang zetten, maakt de baarmoedermond weker (zachter) en kan weeën activiteit geven. Na het slikken van de pil sluiten wij u (weer) aan op een CTG-apparaat. Hiermee registreren wij de harttonen van uw baby en eventuele weeën activiteit. Als de pil niet of niet voldoende helpt, slikt u na 4 uur opnieuw deze pil.

Als Misoprotol-Angusta slikken niet mogelijk is, kunnen wij u ook Cytotec geven. Cytotec heeft dezelfde uitwerking. U krijgt dan vaginaal om de 4 uur Cytotec. Blijkt bij het vaginaal onderzoek dat uw baarmoedermond rijp genoeg is? Dan bespreken wij met u wanneer we starten met inleiden. Afhankelijk van het tijdstip op dat moment, kan het zijn dat hier tot de volgende dag mee wordt gewacht.  

Het inleiden van de bevalling

Bij een inleiding worden de weeën op gang gebracht en de conditie van het kind gecontroleerd.

Het opwekken van de weeën

Het op gang brengen van de weeën gebeurt vaak via een infuus. Men brengt een naaldje in een bloedvat van uw hand of onderarm in en sluit daarop een dun slangetje aan. Een infuuspomp dient medicijnen (oxytocine) toe om de weeën op gang te brengen. De dosering gaat stapsgewijs omhoog. Geleidelijk beginnen dan de weeën. Een andere methode van opwekken van weeën is het breken van de vliezen. Dit gebeurt vrijwel altijd voordat gestart wordt met het toedienen van oxytocine.

Controle van uw kind en de weeën

Met een CTG wordt de conditie van uw kind gecontroleerd. Hiermee worden de harttonen van uw baby geregistreerd. Meestal worden de weeën en de harttonen van de baby geregistreerd met een band om de buik. Soms wordt een draadje (schedelelektrode) op het hoofd van uw kind vastgemaakt om de harttonen te registreren. Dit gebeurt via een inwendig onderzoek. Daarbij worden ook de vliezen gebroken. U voelt dan warm vruchtwater via de vagina naar buiten stromen. Ook kan de verloskundige of arts een dun slangetje (drukkatheter) in de baarmoeder inbrengen om de sterkte van de weeën te meten.

Wie zijn er bij de bevalling?

Omdat er een medische reden bestaat om de bevalling in te leiden, krijgt u een medische indicatie om in het ziekenhuis te bevallen. Een verloskundige of arts die onder verantwoordelijkheid van de gynaecoloog werkt en die met de gynaecoloog overlegt, begeleidt de bevalling. In sommige situaties komt de gynaecoloog er zelf ook bij. Er zijn duidelijke afspraken tussen de verloskundigen, de artsen en de gynaecologen over wie wat doet tijdens een bevalling. Naast verpleegkundigen kunnen er leerlingverpleegkundigen en/of co-assistenten (medische studenten) aanwezig zijn.

Hoe gaat de bevalling verder?

Na het starten van de inleiding is het verloop in principe hetzelfde als bij een bevalling die spontaan begint. De weeën worden langzamerhand heviger en pijnlijker. Over het algemeen heeft u de vrijheid om de weeën op uw eigen manier op te vangen: zittend in een stoel, staand naast het bed, of liggend of zittend op bed.

De uitdrijving (het persen) en de geboorte van het kind en de moederkoek gaan niet anders dan bij een 'normale' bevalling. De geboorte van het kind vindt over het algemeen binnen 24 uur plaats. Naarmate de baarmoedermond rijper is, gaat de ontsluiting sneller. Ook gaat de bevalling van een tweede of volgend kind meestal sneller dan die van een eerste.

Bij een inleiding met prostaglandinen zijn er vaak eerst veel harde pijnlijke buiken zonder dat dit nog echte ontsluitingsweeën zijn. Zijn de ontsluitingsweeën te pijnlijk, dan kunt u om pijnstillers vragen. U kunt dan een injectie krijgen met een sterk pijnstillend middel (pethidine). Een andere mogelijkheid is een ruggenprik (epiduraal anesthesie) of een pompje waarmee u uzelf via het infuus pijnmedicatie kunt toedienen (PCA).

Voor meer informatie lees ook de folder Bevallen in Isala.

Risico's en complicaties

De meeste inleidingen verlopen zonder complicaties en de risico's van een ingeleide bevalling zijn meestal niet groter dan die van een normale bevalling. Wel is het noodzakelijk dat een inleiding onder goede controle en begeleiding plaatsvindt.

Verder een opmerking over de veelgehoorde opvatting dat een ingeleide bevalling pijnlijker zou zijn dan een normale bevalling. Dit is moeilijk te bewijzen, omdat geen twee bevallingen hetzelfde zijn.

Hier vindt u enkele complicaties die met een inleiding kunnen samenhangen:

Langdurige bevalling

Als men met de inleiding begint terwijl de baarmoedermond nog niet goed rijp is, bestaat er een grotere kans op een zeer langdurige bevalling. Soms wordt geen volledige ontsluiting bereikt en is een keizersnede noodzakelijk.

Uitgezakte navelstreng

Bij het breken van de vliezen kan de navelstreng uitzakken langs het hoofd van het kind als dit niet goed is ingedaald of bij een stuitligging langs het stuitje. Een keizersnede is dan noodzakelijk.

Beschadiging door het inbrengen van de drukkatheter

De drukkatheter is een dun slangetje dat men nogal eens bij een inleiding in de baarmoeder brengt om de kracht van de weeën te controleren. Als dit slangetje niet goed terechtkomt, kan een bloeding vanuit de moederkoek of een beschadiging van de baarmoeder optreden. Dit komt zelden voor. Een keizersnede kan dan noodzakelijk zijn.

Hyperstimulatie

Hierbij komen er te veel weeën te snel achter elkaar. Als dit lang duurt, kan zuurstofgebrek bij de baby optreden. Meestal is het mogelijk hyperstimulatie te verhelpen door de stand van de infuuspomp te verlagen. Soms is een weeënremmend medicijn noodzakelijk. Daardoor keren de weeën weer met normale pauzes terug.

Infectie van de baarmoeder

Als de vliezen gedurende lange tijd gebroken zijn, is er een iets groter risico op een infectie van de baarmoeder tijdens en na de bevalling. Dit is eigenlijk ook geen echte complicatie van de inleiding zelf, maar hangt samen met de reden van de inleiding.

Ontsteking op het hoofd of de bil van het kind

Zoals beschreven, maakt men bij een inleiding een draadje in de hoofdhuid van de baby vast om de harttonen te registreren (schedelelektrode). Bij een kind in stuitligging wordt het draadje op de bil bevestigd. Een enkele keer ontstaat een ontsteking op de plaats waar de elektrode is vastgemaakt. Dit is niet ernstig, maar wel vervelend voor uw kind.

Zijn er alternatieven?

Strippen

Een andere mogelijkheid om de bevalling zonder inleiding op gang te brengen is 'strippen'. De verloskundige of gynaecoloog maakt dan met de vingers tijdens het toucher de baarmoedermond los van de vliezen. Dit kan pijnlijk zijn. Erna treedt nogal eens bloedverlies op, wat geen kwaad kan. Bij een onrijpe baarmoedermond heeft strippen weinig zin. De kans dat een bevalling spontaan begint, is klein.

Mocht u bezwaren hebben tegen een inleiding, bespreek dit dan met uw verloskundige en/of gynaecoloog. Soms is er een alternatief mogelijk, zoals het nauwkeurig controleren van de conditie van het kind, terwijl u afwacht tot de bevalling uit zichzelf op gang komt.

Contact

Heeft u nog vragen, dan kunt u bellen met de polikliniek Gynaecologie/Verloskunde 088 624 35 55. We raden u aan om uw vragen op papier te zetten. 

Heeft u binnenkort een afspraak? Dan vindt u tijd en plaats waar u verwacht wordt in uw afspraakbevestiging.

Bent u ongerust of heeft u vragen (buiten kantoortijden) die niet kunnen wachten, bel dan het spoednummer: 088 624 81 61.

Kunt u niet komen? Laat het ons snel weten, dan maken wij een nieuwe afspraak. 

Verantwoording

Het copyright van en de verantwoordelijkheid voor deze informatie berusten bij de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) in Utrecht. Isala heeft de tekst waar nodig aangepast.

Laatst gewijzigd 7 juni 2023 / 5416 / 315102