Contact
  1. 8040-Longembolie

Een longembolie zorgt ervoor dat er een bloedvat naar de longen afgesloten is. Hierdoor kan er verminderd zuurstof in het bloed komen, wat een benauwend gevoel geeft. In deze folder vindt u informatie over de aandoening, behandeling en leefregels die wij u adviseren op te volgen.

Oorzaak van longembolie

Bij een longembolie is een van de vertakkingen van de longslagader afgesloten. De meest voorkomende oorzaak van de afsluiting is een bloedprop. Andere oorzaken van de afsluiting kunnen vet of luchtbellen zijn.

Deze afsluiting zorgt ervoor dat er verminderd bloed kan stromen naar het gedeelte van de long dat achter de afsluiting ligt. Het gedeelte van de long dat achter de afsluiting ligt, kan de zuurstofrijke ingeademde lucht verminderd afgeven aan het bloed. Deze verminderde afgifte geeft een tekort aan zuurstof in uw lichaam, wat benauwdheidsklachten geeft.

Soorten

Een longembolie kan in verschillende soorten voorkomen. Dit is afhankelijk van positie, hoeveelheid en grootte van de longembolie.

De positie kan in het midden van de long zijn of vlak bij de rand. Een longembolie hoeft ook niet altijd enkelvoudig te zijn. Bij een meervoudige longembolie zijn er meerdere vertakkingen van de longslagader afgesloten. En de grootte van de longembolie draagt ook bij aan de ernst van de aandoening. Zo wordt een grote prop die zorgt van een afsluiting in het midden van de long een 'grote' longembolie genoemd, wat levensbedreigend is.

Risicogroepen

Bepaalde risicogroepen zijn vatbaarder voor een longembolie. Risicofactoren zijn:

  • Ouderen.
  • Verminderde mobiliteit.
  • Overgewicht.
  • Beperkt of geen gebruik van een lichaamsdeel.
  • Operaties, vooral aan de buik.
  • Breuk in been, bekken of heup.
  • Hoge bloeddruk.
  • Longziekten.
  • Kanker.
  • Diabetes.
  • Hart- en vaatziekten.
  • Roken.
  • Hoog cholesterol.
  • Zwangerschap.
  • Anticonceptiepil (bij jonge, gezonde vrouwen is risico echter klein).

Klachten

Verschijnselen van een longembolie kunnen onder andere zijn:

  • Benauwdheid.
  • Pijn op borst, al dan niet vastzittend aan de ademhaling.
  • Hoesten, eventueel met bloed.
  • Versnelde ademhaling.
  • Verhoogde hartslag, welke ook verminderd voelbaar kan zijn.
  • Zweten.
  • Licht gevoel in hoofd/ duizeligheid.

Deze symptomen kunnen variëren. Het is afhankelijk van de plaats van de longembolie en in hoeverre de longslagader is afgesloten. Ook uw eigen gezondheidstoestand is van invloed. Een kleine embolie kan weinig tot geen klachten geven.

Onderzoek

Het vaststellen van een longembolie is niet altijd even gemakkelijk. Om de juiste diagnose te kunnen stellen onderneemt de arts een aantal stappen.

Anamnese

De arts zal in eerste instantie allerlei vragen over uw klachten stellen (de 'anamnese afnemen'). Op deze wijze probeert de arts duidelijk te krijgen of een longembolie de oorzaak is. Hij probeert een beeld te krijgen van de klachten en de mogelijke uitlokkende factoren.

Lichamelijk onderzoek

Na de anamnese zal de arts u onderzoeken. Hij kijkt naar uw manier van ademhalen en luistert met een stethoscoop naar uw longen. Daarnaast kunnen er verschillende onderzoeken plaatsvinden:

  • Vitale functies: de bloeddruk, temperatuur, hartslag en zuurstofgehalte (saturatie) worden gemeten.
  • Bloedonderzoek: hierin is het zuurstofgehalte in het bloed te meten en wordt de stolling van het bloed getest (D-dimeer test).
  • Röntgenfoto van uw longen.
  • Echo van de benen: om de bloeddoorstroming van de benen te beoordelen.
  • CT-scan: om de bloeddoorstroming van de longen te beoordelen.
  • Hartfilmpje (ECG): om uw hartactiviteit te beoordelen.

Behandeling

In de meeste gevallen ruimt het lichaam zelf het stolsel op. Maar om te voorkomen dat het huidige stolsel groeit en om te voorkomen dat er nieuwe stolsels en eventuele afsluitingen ontstaan, wordt er behandeld met bloedverdunners.

Bloedverdunners

Bloedverdunning wordt opgestart met injecties, welke 1 of 2 keer daags gespoten dient te worden. Wanneer de bloedverdunning op het juiste niveau is, wordt er overgegaan op bloedverdunners in tabletvorm. Meestal is er een overgangsperiode waarbij zowel injecties als tabletten worden toegepast. Hoe dun het bloed is wordt door middel van bloedafname gecontroleerd. Aan de hand van hoe dun het bloed is wordt het aantal in te nemen tabletten bepaald. De trombosedienst regelt dit vanaf ontslag uit het ziekenhuis. Het stoppen van bloedverdunners dient in overleg met de longarts te gebeuren. Vaak mogen de bloedverdunners na 3 tot 12 maanden gestopt worden. In sommige gevallen dienen de bloedverdunners levenslang geslikt te worden.

Operatie

In zeer zeldzame gevallen, als bloedverdunning niet mogelijk is, wordt er operatief een filter geplaatst in het bloedvat dat uitkomt in het hart. Op deze wijze wordt voorkomen dat stolsels in de longen terecht kunnen komen.

Zuurstof

Wanneer tijdens opname blijkt dat er weinig zuurstof in het bloed aanwezig is, kan er zuurstof toegediend worden. De arts en de verpleegkundige bepalen de 'hoeveelheid' zuurstof. De hoeveelheid zuurstof wordt afgebouwd en uiteindelijk gestopt aan de hand van de aanwezige hoeveelheid zuurstof. Zuurstof draagt bij aan verminderde benauwdheid. Daarom vraagt de verpleegkundige regelmatig hoe het gaat met de benauwdheid en kortademigheid.

Pijnstilling

Een longembolie kan pijn aan de borstkas en/of bij ademhaling veroorzaken. Om het herstel te bevorderen dient de pijn zo minimaal mogelijk te zijn. De verpleegkundige vraagt regelmatig om een score aan de pijn te geven, zodat adequate pijnstilling gegeven kan worden. Belangrijk is om tijdig eventuele verergering van pijn door te geven.

Vernevelen

Om benauwdheid te verminderen kan de arts verneveling voorschrijven. Het medicijn is opgelost in vloeistof. U krijgt een vernevelingsmondstuk of een vernevelkapje. Hieruit wordt nevel met medicatie de luchtwegen in geblazen waarbij u rustig dient in- en uit te ademen.  De medicatie zorgt ervoor dat de luchtwegen wijder worden, zodat u makkelijker kunt ademhalen. Ook kan het slijm 'losser' worden, zodat u het slijm makkelijker kunt ophoesten.

Ademhalingsoefening en ophoesten

De verpleegkundige en/of eventuele fysiotherapeut geeft u adviezen. Het is goed om de geadviseerde ademhalingsoefeningen met regelmaat over de dag te herhalen.

Mobiliseren

Tijdens uw opname informeert de verpleegkundige u over bewegingsactiviteiten. Tenzij anders met u is besproken is het goed om in beweging te komen, dit door rust en activiteit af te wisselen. Op deze manier vergroot u uw conditie en zelfstandigheid.

Leefregels

  • Drink minimaal 1,5 liter per dag, het liefst water.
  • Gezonde voeding draagt bij aan een gezond gewicht.
  • Wissel rust en bewegen af om goed te herstellen van de longembolie.
  • Wanneer u goed herstelt bent is het belangrijk om dagelijks voldoende te bewegen.
  • Bij het maken van een lange reis wordt aangeraden om steeds te bewegen. Dit kan door regelmatig de benen te strekken en hierbij kracht te zetten tegen de grond.
  • Bij gebruik van de anticonceptiepil is het verstandig met de huisarts te overleggen over een andere anticonceptiemethode.
  • Stoppen met roken. Stoppen met roken is niet eenvoudig, maar wel belangrijk. Roken draagt bij aan verminderde longkwaliteit. Niet iedereen die stopt met roken, krijgt meteen meer lucht. Sommige mensen krijgen in het begin zelfs meer klachten, omdat er tijdelijk meer slijm wordt gevormd. Dit is van voorbijgaande aard.

De longarts of longverpleegkundige kan u informatie geven over stoppen met roken.

De informatie in deze folder is niet bedoeld ter vervanging van mondelinge informatie. Het is een aanvulling zodat u alles nog eens rustig kunt nalezen.

Bron: Longfonds

Contact

Heeft u nog vragen, dan kunt u bellen met de locatie waar u onder behandeling bent:

Longgeneeskunde

088 624 24 56 (bereikbaar van maandag tot en met vrijdag van 8.30 tot 17.00 uur)

Laatst gewijzigd 7 november 2023 / 8040