Contact
  1. 5984-Kinderen met peuterastma (PID)

Patiënten Informatie Dossier

Inhoudsopgave

  • Hoofdstuk 1: Inhoudsopgave, inleiding en contact
    Inleiding
    Contact
  • Hoofdstuk 2: Wat is peuterastma?
    Klachten bij peuterastma
  • Hoofdstuk 3: Onderzoek
    Aanvullend onderzoek
  • Hoofdstuk 4: Behandeling
    Behandeling zonder medicijnen
    Behandeling met medicijnen
  • Hoofdstuk 5: Wetenschappelijk onderzoek en aanvullende informatie
    Wetenschappelijk onderzoek
    Aanvullende informatie

Inleiding

​U hebt van de kinderarts gehoord dat uw kind peuterastma heeft. De komende tijd krijgt u hierover van de kinderarts en de kinderlongverpleegkundige veel informatie. Het is niet eenvoudig om al deze informatie in één keer te onthouden. Dit Patiënten Informatie Dossier (PID) is bedoeld als ondersteuning.

Het is tevens een naslagwerk. Het bevat informatie over peuterastma en alles wat daarbij komt kijken. Het dossier is het persoonlijk eigendom van u en uw kind. Om ervoor te zorgen dat u zo veel mogelijk profijt heeft van dit PID, is het belangrijk dat u het bij uw bezoek aan Isala meeneemt. Het kan dan worden aangevuld met de informatie die u op dat moment krijgt. Zo krijgt u een informatieboekje dat zo veel mogelijk is afgestemd op de persoonlijke situatie van uw kind. Er is ook ruimte voor uw eigen aantekeningen.

Extra informatie

In dit PID vindt u informatie over peuterastma en de behandeling ervan, gericht op de situatie van uw kind. Wilt u ergens meer over weten, vraagt u dit gerust aan de kinderlongverpleegkundige. Er is uitgebreide informatie beschikbaar over peuterastma, de behandeling ervan, relevante organisaties en andere specifieke onderwerpen. Zij informeert u hier graag over.
Onder de kop ‘Aanvullende informatie’ vindt u meer informatie over het Astma Fonds.

Vragen en opmerkingen

Het kan zijn dat er van de in dit PID beschreven gang van zaken wordt afgeweken. De kinderarts zal uw persoonlijke situatie met u bespreken. Als er iets niet duidelijk is, vraagt u dan vooral om opheldering aan de betreffende zorgverlener. Ook wanneer er dingen gebeuren die niet voldoen aan uw verwachtingen en die naar uw idee anders of beter kunnen, meldt u dit dan aan de arts of aan de kinderlongverpleegkundige. Uw suggesties en opmerkingen bieden ons de mogelijkheid om de zorg nog beter af te stemmen op de wensen en behoeften van onze patiënten.

Contact

Bij Isala zijn verschillende zorgverleners betrokken bij de zorg voor kinderen met peuterastma. Alle kinderartsen van Isala behandelen kinderen met (peuter)astma, en de meeste kinderen met peuterastma kunnen goed door een algemeen kinderarts behandeld worden.

Bij Isala worden ook artsen opgeleid tot kinderarts (arts-assistenten of zaalartsen). Dit zijn volledig bevoegde artsen die gedurende vijf jaar ervaring opdoen in de kindergeneeskunde, voordat ze geregistreerd worden als kinderarts. Van die vijf jaar opleiding tot kinderarts werken ze anderhalf tot twee jaar bij Isala. Tijdens de opleiding doen deze artsen zelfstandig (maar altijd onder toezicht/supervisie van een van de kinderartsen) poliklinisch spreekuur. Het kan dus zijn dat u met uw kind het spreekuur van een van de arts-assistenten bezoekt.

Twee kinderartsen zijn gespecialiseerd in de behandeling van kinderen met longziekten en allergie:

  • drs. Ralph Witteveen;
  • dr. Eric P. de Groot.

088 624 50 50

Kinderlongverpleegkundigen

  • Lotte Post;
  • Jacqueline Wolf.

088 624 50 50

Longverpleegkundigen Isala Meppel

  • Jacqueline Wolf

088 624 50 50

Andere leden van het longteam die betrokken kunnen worden bij de behandeling van kinderen met peuterastma:

Klinisch psycholoog

  • Klaas Boessenkool

088 624 82 04

Kinderfysiotherapeuten

  • Ria van Dijk

088 624 23 05

Laboranten van kinderlongfunctieonderzoeken

  • Maaike Dunnink;
  • Tamar Kamp;
  • Carin Paarlberg;
  • Annelies Stolhof;
  • Dieuwertje Tielbeke;
  • Helga Zuidema.

088 624 24 56

Secretaresses van het longteam

  • Jenine van den Hoek;
  • Wilma de Groot.

088 624 50 50

Secretariaat polikliniek Kindergeneeskunde

088 624 50 50 (bereikbaar op werkdagen van 9.00 tot 11.30 uur en van 14.00 tot 16.00 uur)

Spoedeisende hulp

088 624 50 00

Wat is peuterastma?

Peuterastma is een ziekte waarbij kinderen jonger dan vier jaar in perioden, vooral als ze verkouden zijn, klachten krijgen zoals een piepende ademhaling, benauwdheid en hoesten. Kenmerkend is dat deze klachten alleen optreden in periodes van enkele dagen tot weken; buiten deze klachtenperiodes zijn de kinderen gezond.

De klachten van peuterastma lijken sterk op de klachten van ‘gewoon’ astma. Ook de behandeling van peuterastma is vergelijkbaar met die van ‘echt’ astma. Toch is er een belangrijk verschil: terwijl ‘echt’ astma bijna altijd een chronische (langdurige) ziekte is die jarenlang duurt en vaak zelfs levenslang aanwezig blijft, wordt ruim de helft van de kinderen met peuterastma blijvend klachtenvrij als ze de leeftijd van vier tot zes jaar bereiken. Veel kinderen groeien dus over hun peuterastma heen. Dat is natuurlijk goed nieuws. Toch kan peuterastma ook overgaan in echt astma (daarover straks meer). Bovendien geeft peuterastma bij jonge kinderen vaak hinderlijke klachten. Gelukkig zijn deze meestal wél goed te behandelen. Als ouders van een kind met peuterastma hun kind de medicijnen trouw en op de juiste wijze geven en de adviezen goed opvolgen, worden de klachten bij de meeste kinderen met peuterastma goed hanteerbaar. Een belangrijk deel van de kinderen wordt zelfs (vrijwel) klachtenvrij.

Peuterastma is een ziekte van de luchtwegen (zie Afbeelding 1). Dit zijn de buisjes waar lucht doorheen gaat onderweg naar de longen. De luchtwegen bestaan uit de neus, de mondkeelholte, de luchtpijp (trachea), de afsplitsing van de luchtpijp naar de linker- en rechterlong en de verdere vertakkingen daarvan (de bronchiën).

Afbeelding peuterastmaAfbeelding 1: Astma is een longwegenziekte
 
De luchtwegen zijn aan de binnenkant bekleed met een dun laagje slijmvlies (vergelijkbaar met het slijmvlies aan de binnenkant van de wangen) en aan de buitenkant omringd door spiertjes (zie Afbeelding 2). Onder normale omstandigheden (bij gezonde personen) is dit slijmvlies dun en rustig, en zijn de spiertjes ontspannen. De lucht kan dan ongehinderd door de luchtwegen naar binnen en naar buiten stromen, de ademhaling is onbelemmerd.
 
Het centrale probleem bij peuterastma is een vernauwing van de luchtwegen door opzwelling van het slijmvlies van de luchtwegen, en door samentrekken van de spiertjes om de luchtwegen (zie Afbeelding 3). Dit komt door een ontstekingsreactie van het slijmvlies, die op gang wordt gebracht door virusinfecties (verkoudheden).

Er zijn twee redenen te noemen waarom kinderen met peuterastma meer last hebben van deze virusinfecties dan kinderen zonder peuterastma:
  • hun luchtwegen zijn gemiddeld al wat nauwer (waardoor eenzelfde slijmvlieszwelling door virusinfecties de luchtweg meer vernauwt dan bij kinderen met een wat ruimere luchtweg);
  • hun slijmvlies reageert ook heftiger op de virusinfecties dan bij gezonde kinderen. Dit laatste wordt veroorzaakt door een hardnekkige irritatie van het slijmvlies dat dus voortdurend ‘ontstoken’ is.
Afbeelding normale luchtwegenAfbeelding 2: de luchtwegen, normale situatie
Afbeelding luchtwegen peuterastmaAfbeelding 3: de luchtwegen, situatie bij peuterastma


Wat is de oorzaak van peuterastma?

De oorzaak van peuterastma is niet helemaal opgehelderd, maar zoals gezegd spelen twee factoren een belangrijke rol:

  • in aanleg nauwe luchtwegen;
  • een chronische ontstekingsreactie van het luchtwegslijmvlies.

We lichten beide factoren hier toe.

In aanleg nauwe luchtwegen

Er bestaan behoorlijke verschillen in de grootte van de luchtwegen tussen verschillende baby’s. We kennen twee factoren die de kans op in aanleg nauwe luchtwegen vergroten:

  • roken tijdens de zwangerschap;
  • een te vroege (premature) geboorte.

Roken tijdens de zwangerschap
Vrouwen die roken tijdens de zwangerschap, krijgen kinderen met gemiddeld een lager geboortegewicht. Ook de aanleg van de longen van de foetus heeft te lijden onder de blootstelling aan tabaksrook. Kinderen van rokende moeders hebben in aanleg nauwere luchtwegen dan kinderen van niet-rokende moeders, en hebben dus ook een sterk verhoogde kans op peuterastma.

Een te vroege geboorte
Bij kinderen die (veel) te vroeg geboren worden, is de aanleg van de longen niet afgerond voordat ze geboren worden. Dit heeft gevolgen voor de grootte van de luchtwegen. Daarom hebben baby’s die geboren worden vóór de 34ste zwangerschapsweek een verhoogde kans op peuterastma. Deze kans wordt groter als ze langdurig beademd zijn of zuurstof nodig hebben gehad (chronische longziekte van de prematuur).

Chronische ontsteking van het luchtwegslijmvlies

De oorzaken van de chronische ontsteking van het luchtwegslijmvlies en de daarmee samenhangende verhoogde gevoeligheid van dat slijmvlies voor virusinfecties, zijn niet goed bekend. Of erfelijke factoren daar - net als bij astma - een rol bij spelen, weten we bijvoorbeeld nog niet. Wat we wel weten, is dat vaccinaties, antibioticagebruik bij kinderen en voeding géén rol spelen bij het ontstaan van peuterastma. Sigarettenrook en een allergie voor inhalatieallergenen doen dat wel.

Sigarettenrook
Van één factor is het zonder meer duidelijk dat die de kans op het ontwikkelen van peuterastma vergroot, en dat is blootstelling aan sigarettenrook. Kinderen die in huizen wonen waar gerookt wordt, hebben een 50% grotere kans om peuterastma te ontwikkelen dan kinderen die in huizen wonen waar niet wordt gerookt. Dit geldt ook voor kinderen van moeders die tijdens de zwangerschap niet hebben gerookt. Blootstelling aan tabaksrook (ook indirect) is dus altijd schadelijk voor het kind, zowel vóór als ná de geboorte.

Allergie voor inhalatieallergenen
Bij sommige kinderen met peuterastma wordt de ontsteking van het luchtwegslijmvlies versterkt doordat ze allergisch zijn voor stoffen die ze inademen. Dit zijn de zogenoemde inhalatieallergenen, zoals huisstofmijt, gras- of boompollen, of katten- of hondenhaar. Allergie voor voedingsmiddelen speelt geen rol bij peuterastma.

Samenvatting

Peuterastma ontstaat door een samenspel van twee factoren:

  • in aanleg nauwe luchtwegen;
    De kans hierop neemt toe als de moeder tijdens de zwangerschap rookt of als het kind te vroeg geboren wordt.
  • een chronische ontsteking van het luchtwegslijmvlies;
    De kans hierop neemt toe als het kind na de geboorte aan sigarettenrook wordt blootgesteld en als het kind allergisch is voor inhalatieallergenen. Andere oorzakelijke factoren zijn niet goed bekend.

Virusinfecties

Kinderen met peuterastma hebben uitsluitend klachten in bepaalde periodes. Bijna altijd beginnen dergelijke periodes met een verkoudheid: verstopte neus, snotterig zijn, hoesten. Eén of twee dagen daarna ontstaat dan de benauwdheid en het piepen. Sommige kinderen worden meteen benauwd en pieperig zodra ze verkouden zijn, bij andere kinderen beginnen de verkoudheidsverschijnselen pas nadat ze piepen.

Uit onderzoek is gebleken dat al dit soort klachtenperiodes in gang worden gezet door virusinfecties. Er zijn heel veel verschillende virussen die klachten van peuterastma kunnen uitlokken. Dit verklaart waarom de klachten in ernst kunnen wisselen tijdens verschillende periodes.
De kans op virusinfecties is het grootst als mensen veel contact met elkaar hebben. In de herfst en winter zijn mensen meer binnenshuis en hebben daar intensiever onderling contact. Daarom komen virusinfecties vaker voor in herfst en winter dan bij mooi weer in voorjaar en zomer. Kinderen die veel worden blootgesteld aan virusinfecties, hebben vaker last van hun peuterastma dan kinderen die weinig worden blootgesteld. Daarom hebben kinderen uit grote gezinnen en kinderen die naar de kinderopvang gaan, vaker last van peuterastma dan kinderen uit kleine gezinnen die overdag altijd thuis zijn.

Groeit mijn kind er overheen?

Peuterastma komt veel voor: circa één op de drie baby’s en peuters piept wel eens bij een verkoudheid, en ongeveer 10% van alle baby’s en peuters piept regelmatig bij verkoudheden. Van alle jonge kinderen die wel eens piepen bij een verkoudheid, wordt twee derde klachtenvrij vóór de leeftijd van zes jaar. Deze kinderen groeien dus over hun peuterastma heen. De overige kinderen die op jonge leeftijd gepiept hebben, blijven dat doen als ze zes jaar of ouder zijn; deze kinderen ontwikkelen dus ‘echt’ astma. Helaas is het niet goed te voorspellen welk kind met peuterastma er overheen zal groeien, en welk kind echt astma zal ontwikkelen.

Er zijn wel enkele factoren bekend die de kans vergroten dat het peuterastma blijft bestaan en zich ontwikkelt tot ‘echt’ astma, namelijk:

  • als er in het gezin (vader, moeder, broertjes, zusjes) astma voorkomt;
  • als het kind niet alleen peuterastma heeft, maar ook eczeem;
  • als het kind allergisch is voor inhalatieallergenen;
  • als het kind ernstige klachten heeft en bijvoorbeeld meerdere malen opgenomen moet worden in het ziekenhuis;
  • als het kind ook klachten heeft buiten verkoudheden om.

Toch is nooit met zekerheid te zeggen of de astmaklachten blijven bestaan. We zullen altijd moeten afwachten of een kind met peuterastma er overheen zal groeien of niet. Dit heeft gevolgen voor de behandeling.

Klachten bij peuterastma

Bij de meeste kinderen uit peuterastma zich als een piepende ademhaling of als benauwdheid (kortademigheid). Een piepende ademhaling is het meest kenmerkend voor peuterastma. De meeste jonge kinderen kunnen zelf nog niet aangeven of ze zich benauwd voelen. Ouders kunnen dat vaak wel aan hun kind zien: als de ademhaling snel gaat of als het kind zichtbaar moeite heeft om adem te halen (bijvoorbeeld als de borstkas indeukt tijdens de inademing, of als er een kuiltje in de hals zichtbaar wordt tijdens de inademing), dan duidt dat op benauwdheid.

Andere kenmerken van ‘benauwdheid’ zijn vaak minder goed te herkennen. Zo zijn er jonge kinderen die vervelend of prikkelbaar worden als ze zich benauwd voelen. De meeste dreinerige peuters zijn echter niet benauwd, maar alleen maar dreinerig.

Ook hoesten is weinig kenmerkend voor peuterastma. Alle kinderen hoesten immers tijdens een verkoudheid. Kinderen hoesten ’s nachts vaak heviger dan overdag; nachtelijke hoest duidt dus niet op peuterastma, tenzij er ook verschijnselen van piepen of duidelijke tekenen van benauwdheid bestaan.

Onderzoek

De klachten van peuterastma (periodes van piepen, benauwdheid, hoesten) zijn niet specifiek voor peuterastma, maar kunnen ook andere oorzaken hebben. Als de klachten vooral optreden tijdens verkoudheid en nooit daarbuiten en er geen andere klachten zijn, dan is de oorzaak bijna altijd peuterastma. Naarmate de klachten hardnekkiger zijn, een kind nooit helemaal klachtenvrij is en er meer andere klachten bestaan,(bijvoorbeeld slecht groeien of bijzondere infecties, dan is de kans groter dat een andere oorzaak een rol speelt.

Anamnese

Als u met uw kind vanwege klachten als hoesten, piepen of benauwdheid bij de kinderarts komt, dan zal deze in eerste instantie allerlei vragen stellen over de klachten. Dit noemen we de ziektegeschiedenis of anamnese. Met de anamnese probeert de arts duidelijkheid te krijgen of peuterastma inderdaad de oorzaak is van de klachten van uw kind. Ook probeert hij een duidelijk beeld te krijgen van de klachten en de mogelijke onderhoudende factoren bij uw kind. De arts zal u dus uitgebreid bevragen over het patroon van de klachten, wat de klachten precies zijn, of er bij u thuis gerookt wordt, of er astma in het gezin voorkomt, enzovoort.

Lichamelijk onderzoek

Na de anamnese zal de arts uw kind onderzoeken. Hij zal kijken naar de manier van ademhalen van uw kind en met een stethoscoop naar de longen luisteren. Met name luistert hij dan of er sprake is van piepen bij de uitademing.
Het piepen is echter lang niet altijd aanwezig. Als de arts niets bijzonders hoort aan de longen van uw kind, sluit dat dus niet uit dat uw kind peuterastma heeft. Het zegt alleen dat uw kind op dát moment geen duidelijke vernauwing van de luchtwegen door peuterastma heeft.
Bij een eerste polikliniekbezoek zal de arts niet alleen naar de longen willen luisteren, maar uw kind meestal volledig willen nakijken. Bij controlebezoeken beperkt het lichamelijk onderzoek zich vaak tot de longen en het keel-, neus- en oorgebied, tenzij er redenen zijn om verder te kijken. Bijvoorbeeld als u vragen hebt of uw kind andere klachten heeft. Meldt u dit dan aan de arts.

Diagnose

Voordat de arts met u kan praten over de behandeling van de klachten van uw kind, zal hij een conclusie willen trekken over de oorzaak van de klachten. Hij zal met andere woorden een diagnose stellen. Er bestaat geen ‘test’ om de diagnose peuterastma te kunnen stellen. Geen enkele test geeft dus zekerheid of uw kind peuterastma heeft. Vaak kan de arts de diagnose peuterastma stellen op grond van alléén de anamnese, eventueel aangevuld door het lichamelijk onderzoek. Daarom is die anamnese ook zo belangrijk en zal de arts daar samen met u en uw kind veel tijd in steken, zeker bij het eerste polikliniekbezoek.
Soms levert aanvullend onderzoek nuttige extra informatie op. Hierbij moet u denken aan allergieonderzoek (bloedonderzoek). Dit onderzoek kan erop gericht zijn om andere mogelijke oorzaken van de klachten op het spoor te komen, of om de rol van allergie bij peuterastma in kaart te brengen. De arts zal dit altijd met u bespreken.

Hoe bereidt u uw kind voor op bezoek aan de arts en onderzoek?

Informatie over de gang van zaken voor het eerste bezoek aan de kinderarts heeft u vóór het eerste polikliniekbezoek thuis ontvangen. De kinderarts zal met u bespreken of aanvullend onderzoek nodig is en zo ja, welk onderzoek. 

Hoe u uw kind het best voorbereidt, is gebonden aan leeftijd. Een kind dat weet wat er gaat gebeuren en begrijpt waarom dit nodig is, zal minder angstig zijn. Natuurlijk kunt u met uw vragen ook altijd terecht bij de kinderlongverpleegkundige.

Aanvullend onderzoek

Allergieonderzoek

Als de arts aan peuterastma denkt als oorzaak van de klachten van uw kind, dan is het vaak nuttig om allergieonderzoek te verrichten. Op de afdeling Kindergeneeskunde wordt bij kinderen met peuterastma alleen onderzoek verricht naar allergie voor inhalatieallergenen (stoffen die worden ingeademd). Voedselallergie speelt vrijwel nooit een rol bij astmaklachten bij kinderen. Onderzoek naar voedselallergie kan niet betrouwbaar worden verricht door middel van bloedonderzoek. Als u vermoedt dat uw kind een voedselallergie zou kunnen hebben, dan kan uw arts advies geven hoe dat het beste kan worden onderzocht.

Onderzoek naar allergie voor inhalatieallergenen kan betrouwbaar worden gedaan door middel van bloedonderzoek of een huidpriktest. Als bij een kind een allergie voor inhalatieallergenen wordt aangetoond, dan speelt die meestal een rol in het klachtenpatroon. De arts zal u dan aanraden om blootstelling aan het betreffende allergeen te vermijden. Dit noemen we sanatie.
Als er geen allergie wordt aangetoond, dan kan die zich later alsnog ontwikkelen. De kans op een aantoonbare allergie neemt namelijk toe met de leeftijd.

Bloedonderzoek

Uw kind wordt (op het laboratorium) in de arm geprikt en er wordt een buisje bloed afgenomen. Eventueel kan dit gebeuren na lokale verdoving met pijnstillende crème (‘toverzalf’). Als u dit wilt, geeft u dit dan even door vóór het prikken? Rekent u er wel op dat de crème minstens een halfuur moet inwerken.

Na bloedafname wordt op het laboratorium in het bloed van uw kind gekeken naar de aanwezigheid van specifieke (IgE-) antistoffen tegen bepaalde inhalatieallergenen. Eerst wordt een screenende test uitgevoerd die ‘Phadiatop’ heet. Als deze positief (afwijkend) is, worden de IgE-antistoffen tegen een aantal veel voorkomende specifieke inhalatieallergenen gemeten. De uitslag is na enkele dagen bekend. De kinderarts zal met u bespreken hoe u de uitslag krijgt.

Soms zal de arts ook aanvullend bloedonderzoek willen doen, om te kijken naar mogelijke andere oorzaken voor de klachten bij uw kind. Zo kan bloedonderzoek nodig zijn om de afweer (het immuunsysteem) van uw kind te screenen, of om de erfelijke ziekte cystic fibrosis uit te sluiten

Longfunctieonderzoek

Longfunctieonderzoek is bij jonge kinderen niet routinematig mogelijk. Bij kinderen met peuterastma wordt dan ook geen longfunctieonderzoek verricht, tenzij ze meedoen aan een wetenschappelijk onderzoek. Dit laatste kan vanzelfsprekend alleen nadat u daarover uitgebreid bent geïnformeerd en er toestemming voor hebt gegeven.

Behandeling

Proefbehandeling

In de meeste gevallen zal de arts de diagnose peuterastma na anamnese en lichamelijk onderzoek kunnen stellen. Is de diagnose niet helemaal duidelijk, dan kan de arts besluiten om uw kind een tijd lang ‘op proef’ te behandelen met astmamedicijnen. Als de klachten daarmee aanzienlijk verbeteren of geheel verdwijnen, dan zal de diagnose gesteld worden en wordt de behandeling vaak voortgezet.
Als de proefbehandeling geen effect heeft op de klachten (terwijl de medicatie goed is gebruikt en gegeven), is er waarschijnlijk geen sprake van peuterastma. De arts zal de medicatie stopzetten en op zoek gaan naar een andere oorzaak van de klachten.
In het algemeen moet een proefbehandeling gedurende vier tot zes weken duren voordat het effect kan worden beoordeeld.

Behandeling

De meeste kinderen met peuterastma kunnen succesvol behandeld worden. Met een goede behandeling worden de klachten goed hanteerbaar of verdwijnen vrijwel. Peuterastma kan echter niet worden genezen. Het is om die reden onverstandig zelf te stoppen met de behandeling of alleen medicijnen te gebruiken bij klachten, terwijl er een onderhoudsbehandeling geadviseerd is. Doe dit uitsluitend in overleg met uw arts.
Bij peuterastma zal de arts op termijn altijd voorstellen de behandeling af te bouwen of te stoppen, om te kijken of uw kind eroverheen gegroeid is. Ook die beslissing nemen we het liefst in goed overleg met u.

De behandeling bestaat uit twee delen:

  • behandeling waarbij geen medicijnen worden gebruikt (niet-medicamenteuze behandeling);
  • behandeling met medicijnen (medicamenteuze behandeling).

De kinderartsen op de afdeling Kindergeneeskunde vinden de niet-medicamenteuze behandeling net zo belangrijk als de medicamenteuze behandeling, omdat ze elkaar aanvullen. U krijgt dan ook informatie over beide vormen van behandeling.

Behandeling zonder medicijnen

Hier leest u hoe het deel van de behandeling verloopt waarbij geen medicijnen worden gebruikt.

Voorlichting en begeleiding

Omdat peuterastma een ziekte is die vaak jaren beslaat, is het van groot belang dat kinderen én ouders voldoende weten over de ziekte peuterastma en de behandeling ervan. Kinderen en ouders die weten wat de oorzaken zijn van peuterastma en wat ze zelf kunnen doen, kunnen vaak beter omgaan met de ziekte.

Het is ook belangrijk dat ouders en kinderen alle ruimte krijgen om vragen te stellen aan en hun zorgen te uiten bij de kinderlongverpleegkundige en de kinderarts. Uit onderzoek is gebleken dat kinderen in dat geval beduidend minder last hebben van hun ziekte dan kinderen die deze begeleiding niet hebben gekregen. Voorlichting en begeleiding wérken dus en daarom besteden we er veel aandacht aan.
De volgende zorgverleners spelen een belangrijke rol bij het geven van voorlichting aan en begeleiding van kinderen met peuterastma.

Kinderarts

De behandelend kinderarts geeft u uitleg over peuterastma en de achtergronden, oorzaken, uitlokkende factoren en behandeling ervan. Ook zal hij u attenderen op relevante informatie, bijvoorbeeld van het Astma Fonds of van Isala zelf (over bijvoorbeeld bloedonderzoek).

Kinderlongverpleegkundige

De kinderlongverpleegkundige speelt een belangrijke rol bij het geven van voorlichting en het begeleiden van zowel ouders als kind. Zij controleert de inhalatietechniek en begeleidt en controleert kinderen met peuterastma. Zij kan uitleg geven over oorzaken en behandeling van peuterastma, en oefent en controleert het juiste gebruik van de medicijnen. Zij bespreekt met u eventuele vragen die u heeft over de ziekte peuterastma en de behandeling ervan. Ook uw vragen en zorgen over het gebruik van medicijnen en eventuele bijwerkingen zijn welkom. Bij kinderen bij wie het peuterastma goed onder controle (‘stabiel’) is, kan de kinderlongverpleegkundige ook een belangrijk deel van de controles overnemen.

Uit onderzoek op onze polikliniek is gebleken dat een kinderlongverpleegkundige net zo goed kinderen met peuterastma kan controleren als een kinderarts, en dat ouders de controles bij de kinderlongverpleegkundige prettig vinden. Daarom kan de arts u het voorstel doen dat de kinderlongverpleegkundige de controles overneemt. In de praktijk betekent dit dan dat u ongeveer één keer per jaar nog bij de kinderarts voor controle komt. Voor de overige controles gaat u naar de kinderlongverpleegkundige.

Orthopedagoog

Kinderen met een chronische ziekte als peuterastma kunnen angstig of boos worden door hun ziekte. Ouders van kinderen met peuterastma kunnen geconfronteerd worden met gedragsproblemen bij hun kind of met opvoedingskwesties die lastig zijn bij een kind met peuterastma. Zo komen we nogal eens tegen dat ouders terughoudend zijn in het opleggen van regels of straf bij hun kind omdat ze bang zijn dat dit een benauwdheidsaanval kan oproepen. Soms vragen ouders zich af of het drukke of lastige gedrag van hun kind veroorzaakt wordt door peuterastma of door de behandeling ervan. Dergelijke problemen worden door ouders niet altijd aan de arts gemeld, maar we vragen u dat wél te doen. Meestal zijn zulke problemen namelijk goed te behandelen. De deskundige op dit gebied is de orthopedagoog.

Bij Isala werkt een orthopedagoog die een ruime ervaring heeft in het onderzoeken en behandelen van gedrags- en opvoedingsproblemen bij kinderen met (peuter)astma. De orthopedagoog onderzoekt en behandelt kinderen met astma in haar eigen praktijk. Vrijwel altijd wordt deze behandeling vergoed door uw zorgverzekering of valt het onder de verzekerde zorg die het ziekenhuis biedt.

Kinderfysiotherapeut

Bij sommige kinderen met peuterastma spelen naast de peuterastma ook problemen in de motorische ontwikkeling. Deze kinderen kunnen baat hebben bij een behandeling door een kinderfysiotherapeut.

Psycholoog/maatschappelijk werker

Soms hebben kinderen met peuterastma ook psychologische problemen waarvoor verwijzing naar een psycholoog gewenst is. Ook is het mogelijk dat een chronische ziekte als peuterastma voor ouders grote financiële, maatschappelijke of geestelijke problemen oplevert. Voor hen is er een maatschappelijk werker.

Longteam

Op de afdeling Kindergeneeskunde streven we ernaar om kinderen met peuterastma de best mogelijke behandeling te geven. De kinderarts en de kinderlongverpleegkundige spelen hierin een centrale rol. Eens in de vier weken vindt er een werkbespreking plaats van het longteam. Kinderen met (peuter)astma die nieuw op de polikliniek zijn gekomen en kinderen met (peuter)astma die aanhoudende of nieuwe problemen hebben, zijn hierin onderwerp van gesprek. Voor elk kind wordt besproken welke behandeling het beste en gewenst is. De uitkomst van dit teamoverleg zal de arts met u bespreken.

Bij deze longteambespreking zijn verschillende deskundigen aanwezig, die allemaal betrokken zijn bij de behandeling van kinderen met astma: de kinderarts, de kinderlongverpleegkundige, wijkverpleegkundig specialisten voor astma en een kinderfysiotherapeut. Zo nodig kan ook de psycholoog of de maatschappelijk werker aanwezig zijn bij de teambespreking.

Het longteam bestaat al meer dan dertig jaar en de manier van samenwerken is uniek voor Nederland. De leden van het team zijn ervan overtuigd dat het bijdraagt aan een optimale begeleiding van kinderen met peuterastma. Heeft u vragen over het longteam, dan kunt u contact opnemen met de secretaresse van het longteam via 088 624 50 50.

Controleren van inhalatietechniek

Vrijwel alle medicijnen voor de behandeling van astma worden tegenwoordig toegediend met een inhalator (voor kinderen met peuterastma bijna altijd een dosisaërosol met een zogenaamde voorzetkamer) waarmee de medicijnen in de luchtwegen kunnen worden gebracht. Deze medicijnen werken alléén als ze ook werkelijk in de luchtwegen terechtkomen. Hiervoor is het noodzakelijk dat de inhalator correct gebruikt wordt. Bij goed gebruik van de inhalator is de behandeling effectiever, heeft uw kind minder klachten en kan hij uiteindelijk ook vaak met minder medicijnen toe. Onderzoek, onder andere op onze eigen polikliniek, heeft dit aangetoond.

Op de afdeling Kindergeneeskunde hechten we er dan ook aan dat elk kind met peuterastma de inhalator goed gebruikt. U en uw kind (als het daar oud genoeg voor is) krijgen uitleg over het juiste gebruik van de inhalator. Ook zal de arts of de kinderlongverpleegkundige het gebruik ervan voordoen . Vervolgens worden u en uw kind uitgenodigd om het voor te doen en te oefenen totdat zowel de arts of verpleegkundige als u (of uw kind) ervan overtuigd zijn dat de inhalator goed wordt gebruikt.
Ook bij poliklinische controle zal de inhalatietechniek vaak opnieuw worden gecontroleerd en zo nodig worden gecorrigeerd. En dit blijkt in de praktijk vaak nodig te zijn!

Niet roken

Dat roken slecht voor de gezondheid is, weet u natuurlijk. Dat geldt ook voor het zogenaamde ‘passief roken’ of ‘meeroken’. Kinderen die in huizen wonen waar gerookt wordt, hebben een grotere kans om (onder andere) peuterastma te krijgen dan kinderen die in huizen wonen waar niet gerookt wordt.
En kinderen met peuterastma hebben méér en vaker klachten van hun ziekte als ze in een huis wonen waar gerookt wordt dan wanneer ze in een huis wonen waar niet gerookt wordt. Ook heeft blootstelling aan sigarettenrook van anderen negatieve effecten op de gezondheid op lange termijn.

Veel ouders vragen zich af wat zij zelf kunnen doen om ervoor te zorgen dat hun kind zo weinig mogelijk last van zijn peuterastma heeft. Eén van de belangrijkste dingen is: zorgen dat er in de omgeving van het kind en in huis niet gerookt wordt. Uit ervaring en uit onderzoek blijkt dat peuterastmaklachten bij kinderen sterk kunnen verbeteren als het kind niet meer aan tabaksrook wordt blootgesteld.

Niet roken als uw kind erbij is

Het belangrijkste advies is om niet te roken als uw kind erbij is. Directe blootstelling aan tabaksrook is het meest schadelijk voor kinderen. Als u zelf (nog) niet kunt of wilt stoppen met roken, dan is dit de stap die u in ieder geval kunt nemen. Dat betekent dus ook: niet roken in de auto als uw kind ook in de auto zit.

Niet roken in huis

Sigarettenrook blijft heel lang ‘hangen’: een niet-roker kan de geur van tabaksrook in een huis zelfs nog herkennen als er wekenlang niet in het huis gerookt is. Ook als er dus alleen in huis gerookt wordt als het kind er niet bij is, wordt het kind nog blootgesteld aan tabaksrook en kan het daarvan de nadelige gevolgen ondervinden. De beste manier om ervoor te zorgen dat uw kind in huis niet wordt blootgesteld aan tabaksrook, is door in huis geheel niet te roken. Uit onderzoek is ook gebleken dat dit veruit de meest effectieve manier is om de blootstelling aan tabaksrook voor kinderen tot een minimum terug te brengen. Mensen die willen roken, kunnen dat buiten doen. Roken onder de afzuigkap is onvoldoende; veel rook komt dan alsnog in het huis terecht.

Zelf stoppen met roken

Het allerbeste is natuurlijk dat u zelf helemaal stopt met roken. Dat is het gezondst, zowel voor uzelf als voor uw kind. Maar dat is moeilijk, want roken kan een hardnekkige verslaving zijn. Gelukkig zijn er veel hulpmiddelen beschikbaar die daarbij kunnen helpen. U kunt hierover contact opnemen met uw huisarts. U kunt ook informatie inwinnen bij de Stichting Volksgezondheid en Roken (ikstopnu.nl). De kinderartsen en kinderlongverpleegkundigen van de afdeling Kindergeneeskunde helpen u graag om de juiste hulp te vinden om van het roken af te komen.

Rokende gasten in huis

Misschien vindt u het niet gastvrij om bezoek dat bij u aan huis komt te vragen in uw huis niet te roken. Uit ervaring blijkt dat dit meevalt. Als u uitlegt dat uw kind een chronische longziekte heeft, dat de dokter u geadviseerd heeft om ervoor te zorgen dat er in huis niet gerookt wordt en dat u daarom het bezoek vraagt buiten te roken, zullen de meeste mensen dit begrijpen en eraan meewerken.

Op bezoek gaan naar plekken waar gerookt wordt

Hoewel de Nederlandse overheid steeds meer maatregelen neemt om blootstelling aan tabaksrook te verminderen, is een rokerige omgeving niet altijd te vermijden. Denkt u bijvoorbeeld aan bezoek aan vrienden of familie. Natuurlijk is het voor een kind met peuterastma beter om dergelijke gelegenheden te vermijden. Het is wel goed om u te realiseren dat zo’n incidentele, kortdurende blootstelling aan rook meestal niet zo veel kwaad kan. Het grote gevaar bij sigarettenrook schuilt in de langdurige (of voortdurende) blootstelling. Aan familie en vrienden bij wie u op bezoek gaat, kunt u vragen om niet te roken als u en uw kind er zijn.

Sanatie

‘Sanatie’ betekent letterlijk ‘schoonmaken’, dat wil zeggen: verminderen van blootstelling aan allergenen. In de praktijk gaat het dan vooral om vermindering van de blootstelling aan huisstofmijt.
Sanatie van uw huis (maatregelen nemen om de blootstelling aan huisstofmijt te verminderen) heeft alleen zin als uw kind (of een van de andere gezinsleden) een aangetoonde allergie voor huisstofmijt heeft. Dit is ook een van de redenen dat er bij kinderen met peuterastma gekeken wordt naar allergie voor o.a. huisstofmijt. Als uw kind niet allergisch is voor huisstofmijt, dan hebben maatregelen om blootstelling aan huisstofmijt terug te dringen geen zin. In dat geval kan een huisbezoek nog steeds nuttig zijn voor een aantal algemene adviezen.

De allergie voor huisstofmijt is eigenlijk een allergie voor de ontlasting van de huisstofmijt. De huisstofmijt is een heel klein diertje dat met het blote oog net niet te zien is. Het komt in alle Nederlandse huizen voor. De huisstofmijt voedt zich met afvalmateriaal zoals haren en huidschilfers van mensen en dieren. Hij plant zich het snelst voort in een omgeving waar het warm en vochtig is.
De ontlasting van de huisstofmijt bestaat uit heel kleine en lichte stofdeeltjes die in de lucht gaan zweven en door mensen dus ingeademd worden. Bij een allergie voor huisstofmijt treedt onder invloed van die blootstelling een chronische ontstekingsreactie van de luchtwegen op. De huisstofmijt overlijdt bij temperaturen boven de 60 graden en onder de -20 graden Celsius.

Maatregelen

Het is in ons klimaat onmogelijk om blootstelling aan huisstofmijt volledig te vermijden. U moet dan ook niet verwachten dat onderstaande maatregelen zullen leiden tot volledig verdwijnen van de klachten bij uw kind. Vrijwel altijd is er ook behandeling met geneesmiddelen nodig. Dit zal de arts met u bespreken. Daarnaast is het belangrijk om te benadrukken dat voor het terugdringen van de blootstelling aan huisstofmijt een pakket van maatregelen nodig is. Het nemen van één van deze maatregelen is dus niet voldoende; het gaat om het hele pakket.

U kunt de huisstofmijt bestrijden met de volgende maatregelen:

  1. beschutting wegnemen;
    Huisstofmijtdichte hoezen voor matras, dekbed en kussen,
  2. saneren van uw huis;
    Inrichten, schoonmaken en vocht bestrijden.

Hieronder gaan we op elke maatregel dieper in.

1. Beschutting wegnemen

Door zo min mogelijk textiel in huis toe te passen, neemt u de beschutting voor de huisstofmijt weg. Het beestje zal zich minder thuis voelen en zal zich minder snel voortplanten. De belangrijkste maatregel hierbij is om matrassen, dekbedden en kussens te voorzien van speciale huisstofmijtdichte hoezen.

Een bed is een favoriete plek voor huisstofmijten: het is er lekker warm en vochtig, en er is voldoende voedsel (haren en huidschilfers) aanwezig. Omdat (kleine) kinderen een groot deel van de dag in bed doorbrengen, is de eerste en belangrijkste maatregel het terugdringen van de huisstofmijt in het bed van uw kind. Daartoe kan de arts speciale huisstofmijtdichte hoezen voorschrijven. Die zorgen ervoor dat uw kind zo min mogelijk in aanraking komt met de huisstofmijt en zijn uitwerpselen. Veel hoezen zijn vocht- en luchtdoorlatend en redelijk comfortabel. Staan er meer bedden in een kamer, dan kunt u het best alle matrassen van een hoes voorzien.

Een andere maatregel om de blootstelling aan huisstofmijt in bed tegen te gaan, is het terugbrengen van het aantal knuffels in bed tot maximaal drie, vooral de pluchen knuffels. Om huisstofmijt op ‘favoriete’ knuffels te doden, kunt u de knuffel op 60 graden wassen. Ook kunt u de knuffel gedurende 48 uur in de diepvries (-18 graden) leggen en daarna uitwassen op een lage temperatuur. We raden u aan dit eens per zes weken te doen.

Huisstofmijtdichte matrashoes

Matrashoezen bestaan uit een ademende kunststof waar de huisstofmijten niet van houden. Daardoor kan de huisstofmijt zich niet meer nestelen in de matras. Slapen op een matras met een huisstofmijtdichte matrashoes is niet wezenlijk anders dan slapen op een gewone matras, maar het kan –zeker in het begin, als de hoezen nog nieuw zijn – wel een beetje knisperen. Het materiaal van de matras zelf is minder belangrijk (hoewel kapok of wol beter vermeden kunnen worden en heel oude matrassen ook). ‘Antiallergische matrassen’ bestaan dus niet, dat is gewoon een verkooptruc. U hoeft dus geen speciale of extra dure matras voor uw kind te kopen.

Huisstofmijtdichte dekbedhoes

Een huisstofmijtdichte hoes om het dekbed is ook een mogelijkheid. De meeste synthetische dekbedden kunnen op 60 graden gewassen worden, waarbij de huisstofmijt overlijdt. Eens per zes weken het dekbed zo wassen is net zo effectief als een mijtdichte dekbedhoes.
Het nadeel van een dekbedhoes is dat het bed wat ‘broeierig’ wordt. Dat geldt met name voor een hoes om een kleine maat dekbed (ledikantje). Daarom geven de kinderartsen er de voorkeur aan om dekbedhoezen alleen voor te schrijven bij kinderen die in een groot bed slapen en bij wie hoezen om matras en kussen alléén onvoldoende effect hebben.

Huisstofmijtdichte kussenhoes

Als uw kind een kussen heeft dat niet wasbaar is op 60 graden, dan is het verstandig om hier ook een huisstofmijtdichte hoes omheen te doen. Het maakt ook hier niet uit van welk materiaal het kussen is gemaakt: synthetische kussens bevatten minstens net zo veel huisstofmijt als kussens die gevuld zijn met veren of dons. Ook een ‘antiallergisch kussen’ bestaat dus niet.

Onderhoud

Huisstofmijtdichte hoezen moet u ongeveer eens in de zes maanden wassen op 60 graden.

Hoezen aanvragen

Sinds 1 januari 2009 worden huisstofmijtdichte hoezen meestal niet meer vergoed door de zorgverzekeraar. U moet deze dus zelf betalen. De verpleegkundig consulent kinderlongziekten kan u informatie geven en helpen een betaalbare keuze te maken.

2. Saneren van uw huis

Om blootstelling aan huisstofmijt zo veel mogelijk te verminderen zal de arts meestal niet alleen huisstofmijtdichte hoezen voorschrijven, maar ook een huisbezoek afspreken. Een huisbezoek wordt afgelegd door de longverpleegkundige van een thuiszorgorganisatie. Deze verpleegkundige is speciaal opgeleid in het geven van adviezen op maat om blootstelling aan huisstofmijt in uw woning zo veel mogelijk te vermijden. Hierbij zal ze met u naar de volgende zaken kijken:

  • vochtbestrijding;
     Door goede ventilatie kunt u vochtige lucht snel afvoeren.
  • inrichting en stoffering;
    Door gladde en synthetische materialen te kiezen maakt u het voor de huisstofmijt onaantrekkelijk in uw huis. Hierbij is er speciale aandacht voor de slaapkamer (zie hierboven).
  • schoonmaken en wassen;
    regelmatig vloeren en meubels licht vochtig afnemen en wassen boven de 60 graden.

De longverpleegkundige neemt telefonisch contact met u op om een afspraak te maken voor het huisbezoek.

Huisbezoek voor algemene adviezen

Een huisbezoek voor algemene adviezen wordt afgelegd als er geen allergie voor huisstofmijt is, maar er moet worden gekeken naar factoren in huis die bij astmaklachten een rol kunnen spelen, zoals de vochtigheidsgraad, ventilatie, rookgedrag, enzovoort.

Behandeling met medicijnen

De meeste kinderen met peuterastma zullen ook behandeld moeten worden met medicijnen. De medicijnen die bij kinderen met peuterastma worden gebruikt, zijn allemaal goed onderzocht. De medicijnen zijn effectief (ze werken meestal goed) en veilig (ze hebben over het algemeen weinig tot geen bijwerkingen, hoewel hierover allerlei verhalen de ronde doen).

We onderscheiden bij peuterastma twee soorten medicijnen:

  • medicijnen voor elke dag (onderhoudsmedicijnen, ontstekingsremmers);
  • medicijnen voor als er klachten zijn (aanvalsmedicijnen, luchtwegverwijders).

Hier leest u over de behandelingsmogelijkheden met medicijnen en het gebruik van de inhalator.

Medicijnen voor elke dag

Medicijnen voor elke dag zijn bedoeld om te voorkomen dat kinderen last van hun peuterastma krijgen. De werking van deze medicijnen is dat ze de chronische ontsteking van het luchtwegslijmvlies dempen. Daarom worden deze medicijnen ook wel ontstekingsremmers genoemd.

Ontstekingsremmers werken alléén als ze elke dag genomen worden. Het zijn dus echte onderhoudsmedicijnen. Ook als er géén klachten zijn, moet uw kind deze medicijnen dagelijks innemen. Na het starten van de behandeling wordt het effect van deze medicijnen pas na enkele dagen tot weken merkbaar. De meest gebruikte ontstekingsremmers zijn de inhalatiecorticosteroïden (ICS). Deze werken bij de meeste kinderen met peuterastma.

Voor kinderen met lastig te behandelen peuterastma zijn er twee aanvullende mogelijkheden:

  • ICS in combinatie met langwerkende luchtwegverwijders;
  • ICS in combinatie met een leukotriëen receptor-antagonisten.

Inhalatiecorticosteroïden (ICS)

De ICS zijn krachtige ontstekingsremmers die vanwege hun uitstekende werking en geringe bijwerkingen inmiddels een centrale rol in de behandeling van peuterastma bij kinderen vervullen. Wereldwijd worden miljoenen kinderen jarenlang met deze medicijnen behandeld.

ICS zijn afgeleid van het menselijk bijnierschorshormoon. Als menselijk bijnierschorshormoon in tabletvorm langdurig wordt gebruikt (prednison), kan het allerlei nare bijwerkingen veroorzaken die we zo veel mogelijk willen voorkomen. Gelukkig komen deze bijwerkingen bij de geïnhaleerde vorm niet voor, mits de medicijnen volgens voorschrift worden gebruikt. Dit komt doordat:

  • ICS in een heel lage dosis worden gebruikt;
  • de inhalatie ervoor zorgt dat het medicijn direct komt waar het werken moet (in de luchtwegen), zonder dat het eerst door de rest van het lichaam gaat.

Er zijn in Nederland (anno 2011) drie verschillende ICS geregistreerd voor gebruik bij jonge kinderen. Ze werken allemaal ongeveer even goed, maar worden anders gedoseerd:

  • budesonide (Pulmicort®);
  • fluticason (Flixotide®);
  • beclomethason (Qvar®).

Op de afdeling Kindergeneeskunde werken we met al deze middelen. Nadat we hebben bekeken welke inhalator het beste is voor een kind, stemmen we de medicijnen daarop af. ICS werken alleen als ze elke dag gebruikt worden. De startdosis wordt bijna altijd in 2 doseringen per dag gegeven, ’s morgens en ’s avonds. Meestal komt dit neer op 2 x per dag 1 of 2 pufjes.

Afhankelijk van hoe goed uw kind opknapt onder deze behandeling, wordt de dosis van de ICS aangepast. Meestal betekent dit het verlagen (‘afbouwen’) van de dosis omdat de ICS bij de meeste kinderen uitstekend helpen. Veel kinderen worden tijdens behandeling met ICS geheel of bijna geheel klachtenvrij. Het is belangrijk om dan wél met de behandeling door te gaan; staken van de behandeling leidt meestal tot een terugkeer van de klachten.

Bij sommige kinderen is de startdosis van de ICS onvoldoende om de klachten goed onder controle te krijgen. De arts zal dan met u zorgvuldig nagaan of de medicijnen wel gebruikt worden en of dit goed gebeurt - dus hoe de inhalatietechniek is. Ook zal hij bekijken of er geen andere problemen spelen dan astma, of dat er misschien nog steeds blootstelling aan schadelijke prikkels is. Als dat allemaal goed lijkt te zijn, kan de arts besluiten de dosis ICS op te hogen of om een ander onderhoudsmiddel toe te voegen (zie hieronder).

Er is lang gedacht dat het verstandig was om de dosis ICS te verdubbelen tijdens een periode met meer astmaklachten, of bij het begin van een verkoudheid. Inmiddels is uit onderzoek gebleken dat dit in een dergelijke korte periode niet helpt. Daarom adviseren onze kinderartsen om de dosis ICS niet te verhogen tijdens een periode van toegenomen klachten, maar schrijven ze een onderhoudsdosis voor die gemiddeld een goede controle van het peuterastma geeft. Die dosis kan per seizoen verschillen, in de herfst en de winter kan bijvoorbeeld een hogere dosis worden voorgeschreven dan in het voorjaar en de zomer.
ICS zijn doorgaans veilige middelen met heel weinig bijwerkingen. Bijwerkingen treden slechts bij uitzondering op.

ICS in combinatie met langwerkende luchtwegverwijders

Als de arts van mening is dat het peuterastma van uw kind onvoldoende onder controle is met alleen ICS, dan kan hij een langwerkende luchtwegverwijder voorschrijven. Langwerkende luchtwegverwijders zijn - de naam zegt het al - medicijnen die de luchtwegen wijder maken en een lange werkingsduur hebben. Het is dus familie van de kortwerkende luchtwegverwijders die als aanvalsbehandeling worden gebruikt (zie 7.3). De langwerkende luchtwegverwijders zijn ook onderhoudsmedicijnen. Ze versterken de ontstekingsremmende werking van ICS waardoor een betere controle van de peuterastma bereikt kan worden.

Bij volwassenen met astma is duidelijk aangetoond dat een combinatie van ICS en langwerkende luchtwegverwijders beter werkt bij de behandeling van astma dan ICS alleen. Bij kinderen met peuterastma is over deze medicijnen maar heel weinig bekend. Als de arts besluit om uw kind te behandelen met zowel ICS als langwerkende luchtwegverwijders zal hij een combinatiepreparaat voorschrijven: de beide medicijnen zijn dan samengevoegd in één inhalator. Er is in Nederland maar één combinatiepreparaat op de markt voor gebruik bij jonge kinderen, namelijk Seretide® (combinatie van het ICS fluticason en de langwerkende luchtwegverwijder salmeterol).

ICS in combinatie met een leukotriëenreceptor-antagonisten

Leukotriëenreceptor-antagonisten (LTRA) zijn ontstekingsremmers die op een andere manier werken dan ICS. Zij kunnen een aanvulling zijn op een onderhoudsbehandeling met ICS. In Nederland is maar één LTRA op de markt, namelijk montelukast (Singulair®). Hiervan zijn twee verschillende toedieningsvormen beschikbaar: een granulaat (korreltjes) en een kauwtablet van 4 mg (peuter). Welke toedieningsvorm gekozen wordt, hangt af van wat voor uw kind het best toepasbaar lijkt. Montelukast wordt 1 x per dag gegeven.

Bijwerkingen van ICS

Het gebruik van inhalatiecorticosteroïden (ICS) kan in zeer zeldzame gevallen bijwerkingen veroorzaken. Er zijn twee soorten bijwerkingen mogelijk:

  • lokale bijwerkingen;
  • algemene bijwerkingen.

Lokale bijwerkingen

Dit zijn bijwerkingen in en om de mond. Bij kinderen die ICS inhaleren via een voorzetkamer met een gezichtsmaskertje, kan een rode pukkelige uitslag om de mond ontstaan (‘periorale dermatitis’). Meestal is dit goed te behandelen door over te stappen op een voorzetkamer met een mondstuk of door de huid rondom de mond na inhalatie te wassen. Het duurt dan echter nog wel vier tot zes weken voordat de huiduitslag is verdwenen.

Heel soms worden kinderen hees tijdens gebruik van ICS. Nog zeldzamer treden schimmelinfecties van de mond of keel (spruw) op. Meestal kunnen deze bijwerkingen worden bestreden door de mond goed te spoelen (en de keel te gorgelen) na het inhaleren. Heel soms moet de arts een antischimmelmiddel voorschrijven om de spruw te bestrijden.

Algemene bijwerkingen

Dit zijn bijwerkingen die ontstaan doordat sporen van de ICS in het bloed terechtkomen. Omdat het hier gaat om minimale hoeveelheden steroïden, is de kans op algemene bijwerkingen buitengewoon klein. Bij normaal gebruik van ICS treden niet de bijwerkingen op die bekend zijn bij langdurig gebruik van prednison, zoals een hoge bloeddruk, bijnierproblemen, botontkalking, staar (cataract) of een slechte lengtegroei. Het is wél zo dat kinderen die met ICS worden behandeld, in het eerste jaar van behandeling iets minder hard (gemiddeld 1 cm) groeien dan kinderen die geen ICS krijgen. Deze achterstand wordt later weer ingehaald. De eindlengte van kinderen die jarenlang ICS gebruiken, is volledig normaal.

Samengevat kunnen we dus stellen dat algemene bijwerkingen van ICS niet of nauwelijks voorkomen, en dat gericht onderzoek naar deze bijwerkingen dus niet nodig is. U hoeft zelf dus ook niet extra op te letten tijdens een behandeling met ICS.

Medicijnen voor als er klachten zijn

Elk kind met peuterastma krijgt een luchtwegverwijder voorgeschreven. Dit zijn medicijnen die kunnen worden gebruikt als er klachten zijn van benauwdheid en piepen. Luchtwegverwijders maken de luchtwegen wijder. Dit doen ze door de spiertjes die rondom de luchtwegen zitten en bij een benauwdheidsaanval samengetrokken zijn, te ontspannen. Luchtwegverwijders werken meestal snel en goed: binnen een kwartier na inhalatie merkt uw kind dat hij ‘meer lucht’ heeft. Ouders zien vaak dat hun kind snel minder benauwd wordt en minder piept.

Kortwerkende luchtwegverwijders

De meest voorgeschreven kortwerkende luchtwegverwijder is Salbutamol (Ventolin® of Airomir®). Dit middel werkt snel en goed, maar ook kort: na maximaal vier uur is het uitgewerkt. Het heeft dus ook géén zin om deze middelen als onderhoudstherapie te gebruiken, want ze werken maar kort, zijn snel weer uitgewerkt en bestrijden alleen symptomen. Daarom raden we u aan deze middelen alléén te gebruiken als er klachten zijn.

Bij klachten van benauwdheid of piepen mag uw kind dan één of meerdere pufjes van bijvoorbeeld Salbutamol inhaleren (de dosis stelt de arts voor uw kind vast). Op dagen dat uw kind het flink benauwd heeft, mag u dit vaak geven. Omdat de medicijnen slechts drie tot vier uur werken, mag een middel als Salbutamol tot 6 x per 24 uur gegeven worden. Dit kan geen kwaad. Bijwerkingen zijn er niet of nauwelijks. Sommige kinderen kunnen wat druk of trillerig worden van hoge doseringen Salbutamol of een snelle hartslag krijgen, maar dit is niet gevaarlijk. U mag dus incidenteel, op slechte dagen, veel Salbutamol geven (tot het maximum dat u met de kinderarts afgesproken heeft). Als uw kind desondanks benauwd blijft, is het verstandig om met uw kind naar de kinderarts te gaan.

Gebruik van de inhalator

Omdat vrijwel alle medicijnen voor astma geïnhaleerd worden en de medicijnen alleen werken als ze goed in de luchtwegen terechtkomen, is een juist gebruik van een goede inhalator van groot belang. Voor kinderen van verschillende leeftijden zijn verschillende inhalatoren beschikbaar. Veruit de meest gebruikte inhalator voor kinderen met peuterastma is de voorzetkamer met gezichtsmasker (zie afbeelding).
Op de voorzetkamer wordt het spuitbusje met medicijnen gezet (dosisaërosol). Het is belangrijk om de dosisaërosol vóór gebruik goed te schudden, omdat er anders geen medicijn, maar alleen drijfgas uit komt. De kinderlongverpleegkundige zal het juiste gebruik van de voorzetkamer met u oefenen.

Zodra kinderen in staat zijn om een voorzetkamer met mondstuk te gebruiken, verdient dit de voorkeur omdat op deze wijze méér medicijn de lagere luchtwegen bereikt dan met een gezichtsmasker. Meestal is dit het geval bij kinderen vanaf ongeveer drie jaar. Vanzelfsprekend moet ook hier de dosisaërosol geschud worden en zal de kinderlongverpleegkundige het juiste gebruik van de voorzetkamer met u oefenen.

Sommige mensen denken dat het gebruik van een elektrische vernevelaar effectiever is in het toedienen van medicijnen dan de dosisaërosol met voorzetkamer. Uit onderzoek blijkt dit niet het geval te zijn. Daarom worden op de afdeling Kindergeneeskunde alleen in uitzonderingsgevallen elektrische vernevelaars toegepast.

Afbeelding 4: AeroChamber ® voorzetkamer met gezichtsmasker
 
Afbeelding 5: Vortex® voorzetkamer met gezichtsmasker 
 

​Wetenschappelijk onderzoek

Op de afdeling Kindergeneeskunde streven we ernaar om kinderen met peuterastma zo goed mogelijk te behandelen en te helpen. We proberen dat te doen volgens de meest recente inzichten uit onderzoek. Er is al veel bekend over de behandeling van peuterastma, maar er zijn ook nog veel vragen onbeantwoord. We vinden het belangrijk om antwoorden te zoeken op die vragen, zodat we in de toekomst kinderen met peuterastma nóg beter kunnen helpen. Daarom zijn de kinderartsen van de afdeling Kindergeneeskunde actief betrokken bij (wetenschappelijk) onderzoek. Wanneer uw kind op onze polikliniek onder behandeling staat, is het mogelijk dat u daarmee te maken krijgt of ervoor gevraagd wordt.

Soorten onderzoek

Van tijd tot tijd doen de kinderartsen van de afdeling Kindergeneeskunde mee aan onderzoeksprojecten die in verschillende ziekenhuizen lopen. Vaak gaat het dan om onderzoek waarin verschillende medicijnen voor peuterastma met elkaar vergeleken worden, om te kijken welke vorm van behandeling het beste werkt. Verder doen de kinderartsen ook veel eigen onderzoek.

Proefkonijn

Veel mensen denken bij wetenschappelijk onderzoek dat er ‘experimentele behandelingen’ worden uitgeprobeerd op ‘proefkonijnen’. Inderdaad is het zo dat nieuwe behandelingen eerst worden getest op proefdieren, voordat behandeling bij mensen kan en mag worden toegepast.
Toepassing van een nieuwe behandeling bij kinderen mag pas nadat de behandeling eerst uitvoerig is getest bij volwassenen. Kinderen die meedoen aan wetenschappelijk onderzoek, zijn dus géén proefkonijnen. Alle behandelingen die kinderen in dergelijk onderzoek krijgen, zijn effectief; het onderzoek is er meestal op gericht om te kijken of de ene behandeling beter is dan de andere.

Wettelijke regels

Wetenschappelijk onderzoek bij mensen, en zeker bij kinderen, is aan strenge regels gebonden. Deze regels zijn wettelijk vastgelegd in de Wet Medisch- Wetenschappelijk Onderzoek met Mensen (WMO). Elk wetenschappelijk onderzoek met mensen mag pas van start gaan nadat het is goedgekeurd door de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO). Deze commissie ziet er streng op toe dat elk onderzoek volledig voldoet aan de WMO-voorschriften en -regels.

Voor wetenschappelijk onderzoek bij kinderen zijn de regels nog strenger. Zo mag wetenschappelijk onderzoek bij kinderen alléén worden uitgevoerd als het onderzoek een voor kinderen belangrijke vraag oplost. Daarnaast moet de last die de kinderen hebben van het onderzoek, bijvoorbeeld door het doen van extra onderzoeken, of het prikken van bloed, minimaal zijn. Kijk voor meer informatie op www.ccmo.nl.
Elk wetenschappelijk onderzoek dat bij Isala wordt uitgevoerd, wordt daarnaast getoetst door de medisch-ethische toetsingscommissie van het ziekenhuis, en wordt goedgekeurd door de Raad van Bestuur.

Deelname is vrijwillig

Een van de belangrijkste regels in de WMO is dat deelname aan onderzoek altijd vrijwillig is. De arts kan en mag u vragen of u/uw kind wilt/wil meedoen aan wetenschappelijk onderzoek, maar u hebt het volste recht om daar ‘nee’ tegen te zeggen. Ook hoeft u daarvoor geen reden op te geven. Als u niet meedoet, blijven de zorg voor en de behandeling van uw kind vanzelfsprekend even goed geregeld. Als u wel besluit mee te werken aan wetenschappelijk onderzoek wordt dat gewaardeerd, omdat het ons helpt om kinderen met astma in de toekomst nóg beter te kunnen behandelen.

Veel kinderen vinden het meedoen aan onderzoek leuk. Daarnaast leren veel ouders en kinderen tijdens het meedoen aan een onderzoek ook zelf het een en ander over peuterastma en de behandeling ervan. Overigens mag u of uw kind tijdens een onderzoek op elk moment de deelname aan het onderzoek beëindigen. Ook dan hoeft u daarvoor geen reden op te geven en ook dan heeft dit geen gevolgen voor de zorg voor en behandeling van uw kind.

Publicatie van resultaten

Onderzoeksgegevens worden altijd anoniem verwerkt. Dat wil zeggen dat gepubliceerde gegevens nooit terug te voeren zijn op uw kind. Deelnemende kinderen en hun ouders krijgen als het onderzoek is afgelopen over het algemeen een samenvatting van de resultaten toegestuurd. We streven ernaar om resultaten van onderzoek altijd te publiceren in medisch-wetenschappelijke tijdschriften en te presenteren op congressen. Zo kunnen ook andere artsen kennisnemen van de resultaten van ons onderzoek en de betekenis daarvan voor de behandeling van kinderen met peuterastma.
Jaarlijks verschijnen er vanuit onze afdeling vijf tot tien publicaties in medisch-wetenschappelijke tijdschriften, meestal in het Engels. Dat is vergelijkbaar met de wetenschappelijke ‘productie’ van een kleine afdeling van een academisch ziekenhuis.

Dit geeft aan dat de kinderafdeling van Isala zowel in Nederland als in Europa goed bekend staat, en dat is zeker het geval als het gaat om de behandeling van kinderen met peuterastma. De kinderartsen hebben mede hierdoor goede contacten met Nederlandse en buitenlandse specialisten, die in (zeer) bijzondere gevallen geraadpleegd kunnen worden.

Aanvullende informatie

In dit hoofdstuk vindt u namen en adressen van organisaties die actief zijn op het gebied van (peuter)astma.

Long Fonds

Het Long Fonds helpt de mensen met luchtwegklachten (zowel leden als niet-leden), maar ook de mensen in hun omgeving, zorgverleners en onderzoekers door:

  • het geven van informatie;
  • het behartigen van belangen;
  • het verbeteren van de zorg;
  • het steunen van onderzoek;
  • het verlenen van diensten.

Het Long Fonds heeft in heel Nederland meer dan zestig regionale afdelingen die onder meer (sport-)activiteiten voor kinderen met luchtwegklachten organiseren. Daarnaast zijn er voorlichtingsbijeenkomsten, cursussen en gespreksgroepen. De afdelingen worden geheel door vrijwilligers bemand.
Ook heeft het Long Fonds over allerlei onderwerpen folders, boeken en ander voorlichtingsmateriaal uitgebracht. Vraag er gerust naar bij de kinderlongverpleegkundige. Een greep uit de onderwerpen: ‘Mijn kind heeft astma, en wat nu?’; ‘Astma en COPD - Verpleegkundige hulp bij astma en COPD’.

Stichting Kind en Ziekenhuis
Deze stichting bevordert al bijna 45 jaar kind- en gezinsgerichte medische zorg vanuit het perspectief van kind en gezin in het ziekenhuis. 

Laatst gewijzigd 26 mei 2023 / 5984 / P