Contact
  1. 6370-Diabetes (informatie voor kinderen)

​Diabeteszorg volgens de nieuwste wetenschappelijke inzichten, waar kind en ouders centraal staan en gehoord worden. Dat is onze ambitie!

Het Isala Diabetescentrum

Als je jong bent, ben je nog volop in de groei. Juist dan is het extra belangrijk om je diabetes zo goed mogelijk onder controle te krijgen en te houden. Voor nu, maar ook voor later als je volwassen bent zodat bijvoorbeeld je hart en bloedvaten gezond blijven.

Isala helpt iedereen met diabetes, van jong tot oud, in het Isala Diabetescentrum. We hebben ook een speciaal kinderdiabetesteam, voor kinderen tussen 0 en 19 jaar. Ons centrum biedt een aantal voordelen:

  • We zijn dag en nacht beschikbaar.
  • Als je een behandeling moet ondergaan, kun je worden opgenomen op onze eigen kinderafdeling.
  • We werken nog beter samen met andere artsen binnen het ziekenhuis, zoals internisten en endocrinologen.
  • Als je het moeilijk hebt, kun je hulp krijgen van de maatschappelijk werkers en psychologen in ons team.
  • We werken samen met de Praktijk voor psychotherapie en gezinsbegeleiding.

Wat is diabetes?

Diabetes wordt ook wel suikerziekte genoemd. Mensen denken dan dat het komt door te veel suiker eten. Of dat je helemaal geen suiker meer mag. Maar dat klopt niet. Daarom noemen wij het liever diabetes.

Diabetes type 1 en 2

Er zijn twee soorten diabetes: type 1 en type 2. We zetten een aantal feiten van beide types op een rij.

Diabetes type 1

  • De meeste kinderen en jongeren met diabetes hebben diabetes type 1.
  • Diabetes type 1 komt veel minder vaak voor dan diabetes type 2.
  • Bij diabetes moet je elke dag insuline spuiten en je bloedsuiker checken; je hebt nooit een dagje vrij van diabetes.
  • Diabetes type 1 ontstaat vaak op relatieve jonge leeftijd, voor het 30e levensjaar.

Diabetes type 2

  • Bij diabetes type 2 speelt erfelijkheid een rol.
  • Als je te zwaar bent, neemt de kans op het krijgen van diabetes type 2 toe.
  • De laatste jaren komen er steeds meer kinderen met diabetes type 2 bij.

Leven met diabetes

Diabetes type 1 gaat niet meer over, daarom noemen we het een chronische ziekte. Kinderen met diabetes moeten altijd rekening houden met wat ze gaan eten en wat ze gaan doen. Ook emoties hebben invloed op je bloedglucosewaardes, zoals spanning voor een examen, boosheid en ziek zijn. Dit maakt het leven met diabetes niet altijd makkelijk. Je moet dagelijks je bloedglucosewaarden controleren en elke drie maanden vindt er een controle plaats van je Hba1c. Deze controle laat zien hoe je bloedglucosewaarde de laatste twee tot drie maanden was.

Een perfecte bloedglucosewaarde is niet altijd haalbaar. Soms zal je bloedglucosewaarde hoog of laag zijn, zonder dat daar een reden voor te vinden is. Het belangrijkste is dat je leven met diabetes zo prettig mogelijk verloopt met een zo mooi mogelijke waarde. Bij de behandeling van diabetes streven we naar een bloedglucosewaarde tussen de 3,5 en de 7,8 mmol/l (millimol per liter).

Klachten bij diabetes

Als je diabetes type 1 hebt, voel je je in korte tijd flink ziek. Bij diabetes type 2 duurt het vaak langer voor je klachten krijgt. De klachten bij beide soorten diabetes zijn hetzelfde:

  • dorst en droge mond;
  • veel drinken;
  • veel plassen – sommige kinderen gaan weer bedplassen;
  • vermagering, ondanks een goede eetlust;
  • vermoeidheid;
  • terugkerende infecties;
  • problemen met zien.

Als je klachten hebt die op diabetes kunnen wijzen, onderzoekt de huisarts het glucosegehalte in je bloed. Is dit gehalte verhoogd, dan stuurt de huisarts je door naar de kinderarts.

Behandeling van diabetes

Het doel van de behandeling is dat jij je zo prettig mogelijk voelt. We willen ervoor zorgen dat je zo min mogelijk te lage bloedsuikerwaarden (hypoglycemie) en te hoge bloedsuikerwaarden (hyperglycemie) hebt. Zo loop je ook minder risico op complicaties als je volwassen bent.

Instellen

Bij mensen zonder diabetes schommelt de bloedglucose in de loop van de dag. Bij hen zorgt insuline ervoor dat de bloedglucosepieken, bijvoorbeeld na het eten, weer omlaag worden gebracht. Dit proberen wij bij de behandeling van diabetes zo goed mogelijk na te bootsen. We noemen dit het ‘instellen’. Bij het instellen kijken we naar drie zaken die veel met elkaar te maken hebben:

  • insuline;
  • voeding;
  • activiteiten, zoals sport of extra beweging.

Voor een goede instelling is het belangrijk dat je bewust leeft. Het is belangrijk dat je regelmatig je bloedglucose controleert. Ook is een goede balans nodig tussen eten, bewegen en de hoeveelheid insuline. Maar het moet natuurlijk wel leuk blijven. Soms wil je uitslapen, naar een verjaardag of heb je een examen. Als kinderdiabetesteam leren wij je hier zo goed mogelijk mee om te gaan.

Soorten insuline

Omdat je lichaam geen insuline meer aanmaakt, is het belangrijk dat je op een andere manier insuline binnenkrijgt. Dit kan helaas niet met een drankje of een tabletje. Je maag maakt namelijk maagsappen aan die de insuline kapotmaakt. Daarom moet je insuline inspuiten.
Er bestaan verschillende soorten insuline. Samen met jou en/of je ouders bepaalt de kinderarts welke insuline het beste bij jou past en hoeveel en waar je die moet inspuiten.

Insuline toedienen

Er zijn verschillende hulpmiddelen om insuline in te spuiten en je bloedglucosewaardes te controleren:

  • Insulinepen
    De spuit waarmee je de insuline inspuit, heet een insulinepen. Er bestaan verschillende soorten pennen. Samen met de diabetesverpleegkundige bekijk je welke pen voor jou het meest geschikt is. Zij leert je ook waar en hoe je de verschillende insulines het beste kunt inspuiten.
  • Insuflon
    Sommige kinderen vinden het moeilijk om meerdere keren per dag insuline te moeten inspuiten. Dat is best te begrijpen. Je kunt dan een insuflon gaan gebruiken. Dit is een dun slangetje (katheter) dat onder de huid ligt. Om insuline in te spuiten, prik je door een apart stukje aan het einde van het slangetje. Je hoeft dan niet steeds door je huid te prikken. Jij en/of je ouders leren hoe je de insuflon elke drie tot vijf dagen vervangt.

Foto knuffel met hulpmiddelen om insuline te spuiten.

Afbeelding 1: Verschillende hulpmiddelen om insuline in te spuiten.

  • Insulinepomp
    Een insulinepomp is een apparaatje waar kortwerkende insuline in zit. Je draagt deze pomp altijd bij je. In de pomp zit een soort computertje die ervoor zorgt dat je steeds een beetje insuline krijgt. Dat gaat vanzelf, zowel overdag als ’s nachts. Alleen voor je gaat eten, moet je op een knop drukken om jezelf wat extra insuline te geven. De insuline uit de pomp komt via een dun slangetje (katheter) terecht in een laagje vet dat net onder je huid ligt. De kinderarts en de kinderdiabetesverpleegkundige kijken samen met jou en je ouders of een insulinepomp wat voor jou is. Een insulinepomp is een intensieve manier om diabetes te behandelen. Dit gaat alleen goed als je daar zelf actief aan mee werkt.
  • Glucosesensor
    Soms is er een periode waarin je bloedglucosewaarden enorm schommelen, zonder dat je daar een oorzaak voor kunt vinden. Bijvoorbeeld ’s nacht, of na het sporten of na bepaalde maaltijden. Met een glucosesensor kunnen we dit onderzoeken. Deze sensor meet maximaal zeven dagen je bloedglucosewaarde . Elke drie minuten is er een meting. Zo verzamelen we extra gegevens. Tegelijkertijd moet jij een eetdagboek bijhouden.
    De kinderdiabetesverpleegkundige plaatst de sensor in je buik of in je bil. De sensor is verbonden met je pomp of - als je geen pomp hebt – met een apparaatje in je broekzak. In het diabetescentrum leggen we je uit hoe je het apparaat kunt bedienen. Soms is het mogelijk voor langere tijd een sensor te dragen om bijvoorbeeld een betere instelling van je diabetes te bereiken. Je behandelaars kunnen je daar meer over vertellen.

Hypo en hyper

Bij het Isala Diabetescentrum krijg je uitleg over wat een hypo en een hyper zijn en hoe je hiermee om moet gaan:

Wat is hypoglycemie?

Als je bloedglucosewaarde lager is dan 3,5 mmol/l, heet dat hypoglycemie of een hypo. Een hypo kan ontstaan door:

  • het eten van te weinig koolhydraten;
  • meer lichamelijke inspanning dan je anders doet (bijvoorbeeld sporten of een dagje winkelen);
  • te veel insuline spuiten in verhouding tot de hoeveelheid gegeten koolhydraten.

Hoe merk je dat je een hypo hebt?

Elk kind met diabetes reageert anders op een hypo. Het is belangrijk dat je de signalen van een hypo leert herkennen. Zo kun je op tijd reageren. De signalen zijn:

  • zweten;
  • beven;
  • trillerigheid;
  • honger;
  • duizeligheid;
  • onscherp zien;
  • hoofdpijn/hartkloppingen;
  • stemmingsveranderingen;
  • afwezigheid/verwardheid.

Wat moet je doen als je een hypo hebt?

Het eerste wat je moet doen, vooral als je net diabetes hebt, is je bloedglucosewaarde meten. Zit je onder de 3,5 mmo/l? Neem dan direct snelwerkende koolhydraten, zoals druivensuiker (dextro) of een glas ranja. Het is slim om er altijd voor te zorgen dat je dextro’s op zak hebt.
De diabetesverpleegkundige kan precies vertellen hoeveel koolhydraten je nodig hebt. Ook kan ze samen met jou een plan van aanpak bij een hypo maken.

Glucagon toedienen

Het kan zijn dat je bloedglucosewaarde zo laag is, dat je buiten bewustzijn raakt. Iemand moet je dan glucagon toedienen. Is er niemand in de buurt die je glucagon kan inspuiten, dan moet het alarmnummer 112 gebeld worden.

Glucagon is een stof die glucose uit de reserve-opslagplaats in je lever vrijmaakt. Dit zorgt ervoor dat je weer bij bewustzijn komt. Om de reserve weer aan te vullen met glucose (en te voorkomen dat je weer een hypo krijgt), moet je daarna extra koolhydraten eten.

Wat is een hyperglycemie?

Als je bloedglucosewaarde hoger is dan 10 mmol/l, heet dat hyperglykemie of een hyper. Een hyper kan ontstaan door:

  • het eten van te veel koolhydraten;
  • te weinig insuline spuiten;
  • slechte spuitplaatsen;
  • een reactie op een hypo;
  • spanningen/emoties;
  • koorts/infectieziekten;
  • hormoonverandering in de periode rond de menstruatie of bij een groeispurt.

Hoe merk je dat je een hyper hebt?

Een hyper kun je herkennen aan een aantal signalen:

  • veel plassen;
  • veel drinken;
  • moeheid/slaperigheid;
  • concentratievermindering.

Wat moet je doen als je een hyper hebt?

Bij een te hoge bloedglucosewaarde heb je extra insuline nodig. Ook moet je extra drinken (maar wel zonder koolhydraten).
Daalt de hoge bloedglucosewaarde niet na het bijspuiten van insuline, dan moet je je bloed controleren op ketonen. De meeste kinderen die een insulinepomp dragen, hebben thuis een speciale ketonenmeter. Zijn er ketonen in je bloed aanwezig, bel dan het kinderdiabetesteam voor advies. Ben je daarbij ook misselijk? Moet je braken? Of ben je suf? Bel dan direct het kinderdiabetesteam!

Het kinderdiabetesteam

In 2009 zijn we gestart met een kinderdiabetesteam. Dit team bestaat uit kinderartsen en diabetesverpleegkundigen die zich vrijwel uitsluitend met diabeteszorg bezighouden. Bovendien werken we veel samen met kinderdiëtisten en maatschappelijk werkers binnen Isala.

Binnen ons team zijn een aantal zaken heel belangrijk:

  1. We willen altijd bereikbaar zijn. Overdag kun je ons bereiken via het telefoonnummer van de polikliniek. Daarnaast krijgen jij en je ouders een 06-nummer van het Kinderdiabetesteam waar je bij spoed buiten kantooruren naar toe kunt bellen voor vragen of problemen. Je kunt buiten kantooruren ook bellen naar 088 624 50 00 en vragen naar de dienstdoende kinderarts of diabetesverpleegkundige.
  2. We werken nauw samen met de volwassenenafdeling door de oprichting van een gezamenlijk diabetescentrum.
  3. We spelen in op vernieuwingen, zoals de invoering van de sensor en nieuwe typen pompen.
  4. We doen mee aan onderzoek.

Op controle bij het kinderdiabetesteam

Het kinderdiabetesteam werkt in het Isala Diabetescentrum. In principe kom je iedere drie maanden naar ons centrum voor een controle. Natuurlijk kun je, als het nodig is, ook eerder een afspraak maken. Op de site vind je meer informatie over het kinderdiabetesteam en de zorgverleners die je ziet tijdens een controle:

  • het kinderdiabetesteam;
  • de kinderarts en diabetesverpleegkundige;
  • de diëtist;
  • de maatschappelijk werker/psycholoog;
  • de podotherapeut.

De kinderarts en diabetesverpleegkundige

Wat kun je verwachten tijdens een controle?

  • gewicht wegen en lengte meten;
  • meten van je HbA1c;
  • verder lichamelijk onderzoek;
  • kijken of het nodig is om de insulinedosering aan te passen;
  • controle van de spuitplaatsen en soms ook van je voeten;
  • een keer per jaar vindt er uitgebreid bloed- en urineonderzoek plaats.

Verder vinden wij het prettig om te horen hoe het met je gaat en of je zelf nog vragen hebt.

De diëtist

Je kunt aansluitend aan het bezoek aan je arts, de diëtist bezoeken. Dit is omdat voeding een hele belangrijke rol speelt bij diabetes. Bij de diëtist krijg je tips over hoe je je diabetes nog beter kunt regelen. Ook kun je bij haar terecht met andere vragen over eten en drinken.

De maatschappelijk werker/psycholoog

Je kunt boos of verdrietig worden van diabetes. Het is ook niet makkelijk om altijd op je bloedglucosewaarde te moeten letten, op tijd te moeten eten en/of insuline te moeten spuiten. Daarnaast heeft jouw ziekte ook invloed op de rest van jullie gezin; op je vader en moeder en broertjes of zusjes.
Vooral net nadat je de diagnose hebt gekregen, kan dit voor veel vragen en problemen zorgen. Daarom belt de maatschappelijk werker je ouders zo’n drie weken na de diagnose. Zij kijkt dan op welke manier zij jullie hierbij kan helpen. Verder kun je altijd om hulp vragen van de maatschappelijk werker en de psycholoog. Zij kunnen je bijvoorbeeld helpen als je het door je ziekte even niet meer ziet zitten.

De podotherapeut

Als je diabetes hebt, moet je extra goed voor je voeten zorgen. De (diabetes)podotherapeut:

  • behandelt voetklachten en voetafwijkingen die tot complicaties kunnen leiden, zoals een afwijkende stand van voeten of tenen, ingegroeide nagels, veel eeltvorming en wratjes;
  • geeft advies over voetverzorging en schoeisel.

Voeding

Gezond eten is erg belangrijk bij de behandeling van diabetes mellitus. Om je diabetes onder controle te houden, is het daarnaast goed om regelmatig te eten en te letten op de verdeling van koolhydraten. De diëtist bekijkt samen met jou (en je ouders) wat je eet, wanneer je eet en hoeveel je eet. Ze zal samen met jou (en je ouders) bespreken welke voeding voor jou het beste is en hiervoor een voedingsadvies geven.

Meer informatie is te vinden in de folder Voeding en diabetes.

Activiteiten

Voor kinderen en jongeren met diabetes organiseert Isala regelmatig leuke groepsactiviteiten. Denk aan:

  • een uitje naar het Nederlands Bakkerijmuseum (5 tot 12 jaar);
  • sportkampen georganiseerd door de Bas van de Goor Foundation;
  • vakantieweken en dagjes weg georganiseerd door Diabetes Vereniging Nederland.

Het doel van de groepsactiviteiten is dat je even niet met je diabetes bezig bent. Ook leer je spelenderwijs wat diabetes inhoudt en hoe je ermee om kunt gaan. Je ontdekt dat je niet de enige bent met diabetes en leert lotgenoten kennen. Als je naar het voortgezet onderwijs gaat, kun je deelnemen aan de tieneractiviteiten. Deze activiteiten bereiden je erop voor om zonder hulp van je ouders met je diabetes om te gaan.

Voor ouders en verzorgers organiseren we thema-avonden. Tijdens deze bijeenkomsten kunnen ouders en verzorgers ervaringen uitwisselen met andere ouders. De ziekte van een kind kan een grote belasting zijn voor het hele gezin. Daarom betrekken we gezinsleden zo veel mogelijk bij de activiteiten.

Meer informatie

Meer informatie over diabetes kun je vinden op:

Contact

Heb je nog vragen? Stel je vraag met een e-consult via MijnIsala. Het e-consult is niet geschikt voor spoedvraag of vragen over een afspraak.

Heb je een medische spoedeisende vraag die te maken heeft met je diabetes? Dan zijn we 24 uur per dag bereikbaar. Bel naar het diabetescentrum. Of buiten kantooruren naar het spoednummer dat je van de diabetesverpleegkundige gekregen hebt.

Zwolle en Lelystad

Diabetescentrum
088 624 2329 (bereikbaar op werkdagen van 8.30 – 17.00 uur)

Kun je niet komen? Laat het ons snel weten, dan maken wij een nieuwe afspraak.

Laatst gewijzigd 2 september 2022 / 6370