Contact
  1. 6652-Dikke darmkanker (PID): H3 Behandeling dikke darmkanker

Patiënten Informatie Dossier

Er zijn verschillende behandelingen mogelijk bij dikke darmkanker. Als een behandeling gericht is op genezen, spreken we van een curatieve behandeling. Als er geen genezende behandeling meer mogelijk is, dan spreken we van een palliatieve behandeling.
Welke behandeling voor u het beste is, hangt af van verschillende factoren. Hier leest u daar meer over.

Bij uw behandeling zijn meerdere zorgverleners van verschillende vakgebieden (disciplines) betrokken: maag-, darm- en leverarts, chirurg, regieverpleegkundige oncologie, diëtist en internist-oncoloog. Afhankelijk van uw situatie komt u in aanraking met deze zorgverleners. De keuze van de behandeling wordt vooral bepaald. Hoe uw behandeling eruitziet, hangt af van het stadium van de ziekte en uw wensen als patiënt.

De behandeling van dikke darmkanker gebeurt door:

  • verwijdering door endoscopie (kijkonderzoek);
  • laparoscopische wigresectie (poliep wordt verwijderd tijdens kijkoperatie);
  • operatie van de tumor in de darm (deel van de dikke darm wordt verwijderd);
  • behandeling met medicijnen (chemotherapie, immunotherapie, doelgerichte therapie).

In deze folder leest u een omschrijving van de verschillende behandelmethoden.

Filmpje dikkedarmoperatie 

In onze digitale folder leest u meer over deze operatie en het herstel na de operatie. Bekijk ook het filmpje over hoe een dikkedarmoperatie gaat.

Verwijdering door endoscopie

Als tijdens het kijkonderzoek een verdenking is op een klein, oppervlakkig tumor (poliep) dan kan de maag-, darm- en leverarts deze verwijderen tijdens een endoscopisch onderzoek. Dit kan op verschillende manieren. Uw arts beoordeelt tijdens de endoscopie wat de beste manier is. Dit hangt onder andere af van de grootte van de poliep.

Vervolgens onderzoekt de patholoog de verwijderde tumor. Hij bekijkt of de tumor kenmerken heeft die het risico op uitzaaiingen in lymfeklieren groot maakt. Als dit niet zo is, is dat goed nieuws. Met het weghalen van de tumor tijdens de endoscopie is de behandeling dan klaar.

Complicaties

Bij een verwijdering van de tumor door endoscopie kunnen complicaties optreden zoals een bloeding of een gaatje in de darm (perforatie). U wordt hierover eerst uitgebreid geïnformeerd.

Laparoscopische wigresectie

Vaak lukt het om tijdens het kijkonderzoek van de darm, colonoscopie genoemd, de poliep te verwijderen. Soms lukt dit niet veilig en is het nodig om te opereren. Maag-, darm- en leverartsen en chirurgen van Isala zijn ervaren in een nieuwe techniek; laparoscopische wigresectie.

Bij deze kijkoperatie brengt de chirurg een camera en instrumenten via kleine sneetjes in de buikwand. De chirurg ziet door een camera op een scherm de binnenzijde van uw buik. Vervolgens wordt via laparoscopie een ‘wigresectie’ uitgevoerd.
Dit betekent dat alleen het deel van de darm waar de poliep zit wordt weggenomen (resectie = verwijderen). Het voordeel van een wigresectie is dat slechts het aangedane deel van de darm verwijderd wordt. Het risico op complicaties is hierdoor kleiner. Hiermee kunnen wij patiënten een volledige darmoperatie besparen.

Als tijdens deze operatie blijkt dat de poliep niet door middel van de wigresectie verwijderd kan worden, gaan we alsnog over tot het verwijderen van een deel van de dikke darm.

De patholoog onderzoekt het verwijderde weefsel. Soms is hierna toch nog een vervolgoperatie nodig. Omdat:

  • de tumor ongunstige kenmerken heeft;
  • de tumor toch niet volledig verwijderd is.

In dat geval bespreekt uw arts een vervolgoperatie, voor de verwijdering van een deel dikke darm, met u.

Complicaties

Bij een wigresectie kunnen complicaties optreden, zoals een trombose/longembolie of wondinfectie. Een aanvullende operatie kan dan nodig zijn. Uw arts bespreekt dit uitgebreid met u.

Afbeelding 1: Chirurg verwijdert de tumor tijdens een wigresectie.

Operatie van de tumor in de darm

Afhankelijk van het stadium van de dikke darmkanker kan het nodig zijn om een deel van de dikke darm te verwijderen. Een operatie kan op de klassieke manier: via een open buikoperatie. Of via een kijkoperatie.

Verschillende operatiemethoden

Een operatie van de tumor in de darm kan op verschillende manieren worden gedaan. Uw behandelend arts kruist hieronder aan op welke manier u geopereerd wordt:

O Bij een rechtszijdige hemicolectomie wordt het rechterdeel van uw dikke darm verwijderd. Daarna wordt de dunne darm op het colon transversum geplaatst.

Rechtszijdige hemicolectomie

Afbeelding 2: Rechtszijdige hemicolectomie

O Bij een tumor in het colon transversum wordt een hemicolectomie uitgevoerd. Hierbij wordt het colon transversum verwijderd.

Colon transversum

Afbeelding 3: Colon transversum

O Bij een linkszijdige hemicolectomie wordt het linkerdeel van de dikke darm verwijderd. Het colon transversum wordt op het laatste deel van het colon descendens geplaatst.

Linkszijdige hemicolectomie

Afbeelding 4: Linkszijdige hemicolectomie

O Bij een sigmoïdresectie wordt het sigmoïd verwijderd. Beide delen van de darm worden weer aan elkaar verbonden. Bij deze operatie bestaat er een kans dat u een stoma krijgt. Dit is een darmuitgang in de buikwand. Dit stoma kan voor een poosje nodig zijn, of voor altijd. Als u een stoma krijgt, heeft u vóór de operatie of tijdens uw opname een gesprek met de stomaverpleegkundige.

Sigmoïdresectie

Afbeelding 7: Sigmoïdresectie

Uw voorbereiding op de operatie

Preoperatief onderzoek

Voor uw operatie heeft u een afspraak op de afdeling Preoperatief onderzoek. Om u goed voor te bereiden op de operatie:

  • vult u een vragenlijst in;
  • heeft u een gesprek met de apothekersassistente (als u medicijnen gebruikt), de anesthesioloog en de preoperatief verpleegkundige.

U spreekt hen alle drie apart. De anesthesioloog geeft u uitleg over de vorm van verdoving/narcose die tijdens de operatie gebruikt wordt. Ook krijgt u uitleg over de pijnbestrijding. De totale afspraak duurt ongeveer een uur.

Stoppen met roken

Roken verhoogt de kans op complicaties, zoals wondinfecties en longontsteking. Door te stoppen met roken wordt de kans op deze complicaties verkleind. Ook de kans op misselijkheid na een operatie kan hierdoor verkleind worden. Het is belangrijk dat u twee maar nog liever vier weken voor de operatie stopt met roken. Stoppen met roken heeft ook op lange termijn vele voordelen. Als u 5 jaar bent gestopt, daalt het risico op een hartinfarct met ongeveer de helft. 
Stoppen met roken is niet makkelijk. U kunt ondersteuning krijgen bij het stoppen met roken. Hiervoor zijn er verschillende mogelijkheden.  Informeer hiernaar bij de regieverpleegkundige.

Stoppen met alcoholgebruik

Regelmatig alcoholgebruik voor een operatie verhoogt de kans op bloedingen tijdens en na de operatie. Ook heeft u meer kans op complicaties van hart en longen, acute verwardheid (delier) en slechtere wondgenezing. Het is belangrijk dat u twee maar nog liever vier weken voor de operatie stopt met alcohol drinken.
Het stoppen met alcohol drinken is niet altijd makkelijk. Wilt u hier hulp bij hebben, bespreek dit dan met uw (huis)arts en/of regieverpleegkundige.

Eten en drinken

Vóór de operatie

Het is belangrijk dat u de dag voor de operatie minstens anderhalve liter drinkt. Dit mogen geen alcoholische dranken zijn. U krijgt zo nodig dieetadviezen van de regieverpleegkundige op de poli.

Op de operatiedag

Op de operatiedag mag u tot maximaal zes uur vóór de operatie nog eten en drinken, tenzij de arts en/of verpleegkundige anders met u heeft besproken. Tot maximaal twee uur vóór de operatie mag u nog heldere vloeibare dranken (ranja, thee, water, appelsap), tenzij de anesthesioloog anders met u heeft afgesproken.

PreOp

U krijgt van ons zes flesjes met een koolhydraatrijke drank: PreOp. Dit is een heldere drank met koolhydraten (=suikers). De koolhydraten zorgen ervoor dat uw bloedsuikerspiegel in balans blijft. Hierdoor voelt u zich beter na de operatie.

  • U drinkt vier flesjes op de avond vóór de operatie.
  • U neemt de overige twee flesjes mee naar het ziekenhuis en drinkt u twee uur voor de operatie.

Opname

Let op
Het komt helaas een enkele keer voor dat de operatie op het laatste moment moet worden uitgesteld. Wij snappen heel goed dat dit erg vervelend is. Als dit gebeurt, doen we ons best u zo snel mogelijk een nieuwe operatietijd of -datum door te geven. 

U wordt op de dag van de operatie of de dag ervoor in ons ziekenhuis opgenomen. De verpleegkundige vertelt u wat er gaat gebeuren op de opnamedag, de operatiedag en tijdens uw verblijf op verpleegafdeling. Ook bespreekt zij met u of de opvang na ontslag is geregeld. Zo nodig wordt er nog bloed afgenomen.

Als u tijdens de operatie een stoma krijgt, wordt de plaats van de stoma bepaald. Als het nodig is worden uw darmen nog gelaxeerd. Of dit nodig is, hangt af van de operatie die u moet ondergaan.

Voorkomen van trombose

Om trombose te voorkomen, krijgt u tijdens de opname elke avond een injectie. In deze injectie zit een middel om bloedstolling (trombose) te voorkomen. Dit middel heet Fraxiparine®. Dit moet u tot vier weken na de operatie toegediend krijgen. Tijdens de opname leren wij u hoe u uzelf deze injectie kunt geven.

Dagboek

Zelf kunt u veel doen om goed te herstellen. Om u hierbij te helpen, krijgt u op de polikliniek een dagboekje uitgereikt. Hierin staat precies vermeld wat u op de dagen na de operatie kunt verwachten en wat er van u verwacht wordt. Zo helpt dit dagboekje u op weg naar een beter en sneller herstel. Neem dit dagboekje mee naar uw opname.

Operatie

De verpleegkundigen van uw afdeling brengen u naar de operatieafdeling. Daar ziet u de chirurg, de anesthesioloog en de anesthesiemedewerker. U wordt aangesloten op de bewakingsapparatuur. U krijgt plakkers op de borst om uw hartslag te meten. Om uw vinger krijgt u een klemmetje om het zuurstofgehalte in uw bloed te controleren. Daarna krijgt u in de arm een infuusnaald. Via deze naald wordt de narcose toegediend.

Duur

De operatie vindt op een laparoscopische of open manier plaats, zoals eerder werd uitgelegd. Beide operaties duren ongeveer twee uur.

Verbinding (naad)

De arts verwijdert een stuk darm. Daarna hecht hij de twee uiteinden van de dikke darm weer aan elkaar. Die verbinding noemen wij een naad of anastomose.
Als er een verbinding gemaakt wordt, kan deze een lekkage vertonen (naadlekkage). Deze lekkage moet dan worden verholpen. We proberen de verbinding (anastomose) daarbij te behouden. Soms lukt dit helaas niet. Dan kan het nodig zijn om de verbinding op te offeren en wordt er een stoma aangelegd.

Bij het verwijderen van de hele dikke darm zijn er twee mogelijkheden:

  • Er wordt een verbinding gemaakt van de dunne darm met de endeldarm.
  • Er wordt geen verbinding gemaakt en er wordt een dunne darmstoma aangelegd. Deze ingreep leidt tot een verandering in uw ontlastingspatroon en leven.

Complicaties

Na iedere operatie kunnen complicaties optreden. Bij een operatie aan de dikke darm kunnen de volgende complicaties optreden: trombose, longontsteking, nabloeding en wondinfecties.

Wondinfecties zijn ontstekingen van de huid op de plaats van de hechtingen. Dit merkt u aan roodheid van de huid of het lekken van wondvocht.

Naadlekkage

Bij een operatie aan de dikke darm is er ook het risico op naadlekkage. Naadlekkage is een lek op de plaats waar het zieke stuk van de darm is verwijderd. Door dit lek kan de inhoud van de darm in de buik lopen. Dit kan tot ontstekingen leiden.

De symptomen die kunnen optreden zijn:

  • (hevige) buikpijn;
  • bolle, gespannen buik;
  • misselijkheid;
  • braken;
  • koorts.

Als er sprake is van een naadlekkage, zult u opnieuw geopereerd worden. Vaak wordt er dan een stoma aangelegd.

Na de operatie

Binnen een halfuur na het einde van de operatie bent u weer bij bewustzijn. U verblijft slechts enkele uren op de uitslaapkamer (verkoever). Als u voldoende bij kennis bent en de controles van bijvoorbeeld bloeddruk, ademhaling en de pijn in orde zijn, gaat u terug naar de verpleegafdeling.

U en uw naasten willen waarschijnlijk graag weten hoe de operatie is verlopen. De chirurg die de operatie uitvoert, belt na afloop van de ingreep uw contactpersoon. U wordt zelf op de hoogte gebracht van het verloop van de operatie door de afdelingsarts. Meestal gebeurt dat de dag na de operatie.

Herstel

De laatste jaren is er veel onderzoek gedaan naar hoe patiënten het beste herstellen. Zo blijkt het herstel na de operatie versneld te kunnen worden door:

  • Een zo klein mogelijke insnijding door de chirurg: hoe minder schade aan weefsel, hoe sneller het herstel.
  • Een optimale pijnbestrijding, met ook aandacht voor het beschermen van de maag en darmen tegen het effect van de pijnbestrijding.
  • Een zo kort mogelijke periode van bedrust, zodat u zo min mogelijk spierkracht verliest.
  • Zo kort mogelijke periode van ‘niet eten, zodat gewichtsverlies (en daarmee verlies van spiermassa en spierkracht) wordt tegengegaan.

Eten en drinken

Na de operatie mag u direct weer alles eten en drinken. Dit stimuleert de darmen om weer op gang te komen. U verliest rondom de operatie veel vocht. Daarom is het belangrijk om veel water te drinken. De anesthesioloog schrijft medicijnen voor om misselijkheid en braken tegen te gaan. Toch kan misselijkheid niet altijd voorkomen worden. Vooral de grootte van de operatie en de reactie van uw lichaam daarop bepalen of u misselijk wordt. Als u niet misselijk bent, probeer dan minstens zes glazen te drinken na de operatie.

Pijnbestrijding

Na de operatie start u met vier keer per dag paracetamol. Wanneer u de pijnstillers regelmatig inneemt, dan bouwt u een spiegel in uw bloed op. Dat werkt beter tegen de pijn.
Wij vragen u bij te houden hoeveel pijn u voelt (zie hiervoor het dagboekje, dat u van ons krijgt). Als u behoefte heeft aan meer pijnstilling, kunt u dit altijd aangeven bij de verpleegkundige.

Infuus en katheters

Het infuus en de katheter worden zo snel mogelijk na de operatie verwijderd. Meestal gebeurt dit al op de dag van de operatie.

Beweging

Na de operatie is het belangrijk dat u zo snel mogelijk weer in beweging komt. Bewegen is belangrijk om:

  • bloedstolling (trombose) te voorkomen;
  • het verlies van spierkracht tegen te gaan;
  • uw darmen te stimuleren op gang te komen.
  • beter te ademen; als u in een stoel zit, kunt u beter ademhalen en dat verkleint bijvoorbeeld de kans op luchtweginfecties.

Daarom is het wenselijk dat u nog op de dag van de operatie enkele uren uit bed komt.

In de dagen na de operatie is het belangrijk dat u meerdere uren buiten bed doorbrengt en een wandeling maakt over de afdeling. Uiteraard is pijnbestrijding van groot belang om goed te kunnen bewegen. Vertel de verpleegkundige daarom als pijn u tegenhoudt om uit bed te komen.

Weer naar huis

U mag (in overleg met de zaalarts) weer naar huis als:

  • u voelt dat u in staat bent om naar huis te gaan;
  • u weer normaal eten kunt verdragen;
  • u weinig pijn heeft. 

Extra zorg

Thuis heeft u in principe geen extra zorg nodig. Wel is het prettig als u de eerste twee weken wat hulp kunt krijgen van uw partner, familie of naasten. Zware huishoudelijke klussen zullen wellicht nog moeilijk zijn en daarbij mag u de eerste zes weken na de operatie maximaal 5 kg tillen.

Operatiewond

  • De eerste week na het ontslag uit het ziekenhuis kunnen de wondjes of de grote buikwond nog gevoelig zijn of wat zwellen. Tijdens uw eerste controleafspraak op de polikliniek controleren we het herstel van de wond.
  • De pijnklachten zullen nog niet weg zijn als u thuis bent. Waarschijnlijk merkt u dat u wat meer pijnklachten krijgt zodra u zich wat meer gaat inspannen. U mag hiervoor drie tot vier keer daags één of twee tabletten paracetamol gebruiken.
  • U mag gewoon douchen met de wond.
  • De wond is meestal gehecht met oplosbare hechtingen. Als u het ziekenhuis verlaat, zitten er hechtpleisters op de wond. Deze hechtpleisters vallen er vanzelf af. Als de hechtingen wel verwijderd moeten worden, krijgt u hiervoor een aparte afspraak bij de chirurg of uw huisarts.

Wanneer moet u contact opnemen met het ziekenhuis?

Mocht u zich de eerste dagen thuis niet lekker voelen, dan kunt u de temperatuur opnemen. Neem bij stijging van de temperatuur boven 38 °C contact op met de polikliniek Chirurgie (tijdens kantooruren) of met de afdeling Spoedeisende hulp (buiten kantoortijden). In 'Dikke darmkanker (PID) H1' vindt u de telefoonnummers. Neem ook contact met ons op als uw toestand na enkele dagen achteruitgaat, bijvoorbeeld door buikpijn, braken of hevige rugpijn.

Weefselonderzoek

De patholoog zal onderzoeken hoe groot de tumor was en of die in zijn geheel is verwijderd. Daarnaast onderzoekt hij de weggenomen lymfklieren op de aanwezigheid van tumorcellen. Zodra de uitslag van het weefselonderzoek bekend is, bespreekt uw behandelend arts deze met u. Dit doet hij het liefst in het bijzijn van uw familie of naaste. Bent u dan al thuis, dan krijgt u de uitslag tijdens uw eerste controleafspraak op de polikliniek Chirurgie.

De uitslag van het weefselonderzoek bespreken we ook in de zogeheten multidisciplinaire oncologiebespreking. Dit is een overleg waarbij specialisten op het gebied van darmkanker aanwezig zijn. Onder wie de MDL-arts, oncologisch chirurg, internist-oncoloog, radioloog, patholoog en regieverpleegkundige Oncologie. Tijdens deze bespreking beoordelen de zorgverleners of een eventuele nabehandeling wenselijk voor u is. Het advies vanuit deze bespreking bespreekt uw behandelend chirurg met u.

Laatst gewijzigd 27 juli 2023 / 6652 / P