Eierstokkanker (PID): H3 Behandelingen bij eierstokkanker Eierstokkanker (PID): H3 Behandelingen bij eierstokkanker
- Isala
- Patiëntenfolders
- 7011-Eierstokkanker (PID): H3 Behandelingen bij eierstokkanker
Patiënten Informatie Dossier
Uw arts bespreekt uw ziektegeschiedenis met een team van gespecialiseerde artsen en verpleegkundigen. Dit heet een multidisciplinair overleg (MDO). In veel ziekenhuizen in Nederland, waaronder Isala, betrekken de artsen ook specialisten vanuit andere ziekenhuizen bij het multidisciplinaire overleg.
De behandeling hangt af van:
- het stadium van de ziekte;
- kenmerken van de tumor, bijvoorbeeld hoe agressief de kankercellen zijn;
- uw lichamelijke conditie.
Bij de meeste vrouwen met eierstokkanker zal een operatie plaatsvinden in combinatie met chemotherapie. Bestraling (radiotherapie) wordt bij eierstokkanker zelden toegepast.
Voorbereiden op gesprekken
Samen met uw behandelend arts beslist u over het onderzoek en/of de behandeling die u ondergaat. Daarvoor is het noodzakelijk dat u over de juiste informatie beschikt en dat u de informatie ook begrijpt, want zonder informatie kunt u geen toestemming geven voor onderzoek en behandeling.
In de praktijk blijkt vaak dat patiënten bij thuiskomst niet meer weten wat de arts heeft gezegd, of dat patiënten zijn vergeten te vragen wat zij graag wilden weten. U vindt hier enkele tips ter voorbereiding op uw gesprek.
Vóór het gesprek
- Zorg dat u van tevoren weet wat u wilt vertellen. Het is verhelderend voor uw behandelend arts als u duidelijk zegt wat u denkt en wat u wilt.
- Bedenk van tevoren wat u wilt weten. Noteer uw vragen om er zeker te zijn dat u niets vergeet.
- Neem een familielid of goede bekende mee, die kan helpen en met wie u kunt napraten. Twee personen horen meer dan één.
- Wilt u het gesprek opnemen om thuis nog eens rustig na te luisteren? Bespreek dit dan met uw arts en vraag om toestemming. De opname is alleen voor uzelf bedoeld, als geheugensteuntje. U mag de opname dus niet zo maar openbaar maken.
Tijdens het gesprek
- Vraag om uitleg wanneer iets niet duidelijk is, bijvoorbeeld bij medische termen.
- Stel uw vragen op een gunstig moment, en dus niet net voordat u weg moet.
- Zorg dat u voldoende bedenktijd neemt om goed na te denken over het voorgestelde onderzoek en/of de voorgestelde behandeling. U beslist of u toestemming geeft voor onderzoek en/of behandeling. U kunt altijd op een later moment uw beslissing kenbaar maken aan de arts.
- Zet aan het eind van het gesprek de belangrijkste punten nog eens op een rij. Bijvoorbeeld: ‘Klopt het dat u gezegd heeft dat...?’ Zo kunt u controleren of u alles goed begrepen heeft.
Vragen die u kunt stellen
Hieronder vindt u voorbeeldvragen die u kunt stellen tijdens uw gesprek met uw behandelend arts:
- Wat mankeer ik en wat is de oorzaak van mijn klacht?
- Wat gebeurt er als ik me niet laat onderzoeken en/of behandelen?
- Welk onderzoek en/of behandeling wil de arts gaan doen en met welk doel?
- Wat zijn de risico’s en gevolgen van het onderzoek en/of de behandeling?
- Welke andere onderzoeken en/of behandeling zijn mogelijk en wat zijn de risico’s daarvan?
- Wanneer vindt het onderzoek en/of de behandeling plaats?
- Hoe lang duurt het onderzoek en/of de behandeling?
- Wanneer en hoe krijg ik de uitslag van het onderzoek en/of de behandeling?
- Wat kan of mag ik niet na het onderzoek en/of de behandeling en hoe kan ik me voelen?
- Wat zijn mijn vooruitzichten?
- Wat zijn de gevolgen voor mij in het dagelijks leven?
- Hoe lang duurt het voordat de klachten verminderen?
Behandelvoorstel bespreken
Na het multidisciplinair overleg zal de arts een behandelvoorstel met u bespreken. Tijdens dit gesprek kunt u ook uw wensen en verwachtingen bespreken. In sommige situaties legt uw arts u een keuze voor. Aan elk besluit zitten voor- en nadelen. Bespreek die met uw arts. Met uw vragen kunt u ook terecht bij de (gespecialiseerd) regieverpleegkundige.
Doel van de behandeling
Een behandeling kan gericht zijn op genezing. Is genezing niet mogelijk? Dan is het doel van de behandeling om de ziekte te remmen. Dit heet een palliatieve behandeling. De arts kijkt samen met u wat in uw situatie de mogelijkheden zijn.
Palliatieve behandeling
Is genezing niet (meer) mogelijk, dan kunt u een palliatieve behandeling krijgen. Deze behandeling is gericht op het remmen van de ziekte of het voorkomen of bestrijden van klachten. Een palliatieve behandeling kan bijvoorbeeld gericht zijn op pijnbestrijding.
Chemotherapie
Chemotherapie is een behandeling met cytostatica. Dit zijn medicijnen die cellen doden of de celdeling remmen. Deze medicijnen verspreiden zich via het bloed door uw lichaam. Ze kunnen op bijna alle plaatsen kankercellen bereiken.
PARP remmers
PARP-remmers zijn medicatie in de vorm van een capsule of tablet (pil). Die het herstel van kankercellen tegengaan na chemotherapie. Ze blokkeren een specifiek eiwit, PARP, dat cellen gebruiken om schade aan hun DNA te herstellen. Op die manier kunnen PARP-remmers de groei van kanker afremmen.
Afzien van behandeling
Soms kan er bij u of uw arts twijfel zijn over of de belasting, bijwerkingen of gevolgen van een behandeling nog wel opwegen tegen de te verwachten resultaten. Hierbij speelt het doel van de behandeling vaak een rol. Het maakt natuurlijk verschil of de behandeling curatief of palliatief bedoeld is. Of dat er sprake is van een adjuvante (als onderdeel van een curatieve) behandeling.
Als de behandeling gericht is op genezing (curatieve behandeling) accepteert u misschien meer bijwerkingen of gevolgen. Bij een adjuvante behandeling speelt de afweging of de belasting van een behandeling in verhouding staat tot het risico van terugkeer van de ziekte.
Als een palliatieve behandeling wordt geadviseerd, zult u de kwaliteit van uw leven bij uw beslissing willen betrekken.
Als u twijfelt aan de zin van (verdere) behandeling, bespreek dit dan in alle openheid met uw gynaecoloog of huisarts. U heeft het recht om af te zien van (verdere) behandeling. Uw arts zal u de noodzakelijke medische zorg en begeleiding blijven geven om de onvermijdelijke gevolgen van uw ziekte zo veel mogelijk te bestrijden of dragelijk te maken.
Vormen van operatie
Vermoedt de arts na het onderzoek dat u een vroeg stadium van eierstokkanker heeft, dan doet hij een stadiëringsoperatie. Deze operatie is een onderdeel van de behandeling. Soms is het al duidelijk dat er uitgebreide afwijkingen zijn. De arts doet dan een beoordelingsoperatie om te kijken of een uitgebreide operatie mogelijk is. Meestal is een uitgebreide operatie mogelijk en zinvol als start van de behandeling.
Afhankelijk van het stadium van de ziekte zijn er 3 vormen van operatie bij eierstokkanker:
- stadiëringsoperatie;
- debulking;
- interval debulking.
Pas tijdens een operatie kan de arts definitief vaststellen in welk stadium de ziekte is. Soms blijkt ook pas tijdens de operatie of een stadiëringsoperatie of een debulking nodig is.
Stadiëringsoperatie
Tijdens de operatie verwijdert de arts de tumor en bekijk de omliggende organen en weefsels. Ook neemt de arts vriescoupes af. Tijdens de operatie verwijdert de arts:
- de baarmoeder;
- de eierstokken;
- de eileiders;
- de lymfeklieren in het kleine bekken en in de buik.
Biopten van het buikvlies (omentectomie)
Uw arts kijkt of er uitzaaiingen in deze organen en weefsels zitten. Ziet de arts hier geen tumor, dan verwijdert hij buikvocht en (stukjes) weefsel waarin kankercellen kunnen zitten, die niet te zien zijn. Het is bijvoorbeeld bekend dat er kleine uitzaaiingen in de lymfeklieren, het vetschort en het buikvlies kunnen zitten. De weggenomen stukjes weefsel heten biopten. Meestal neemt de arts van verschillende plaatsen in de buikholte biopten. Een patholoog onderzoekt al het verwijderde weefsel onder de microscoop. Hij beoordeelt of er kankercellen in zitten en of de ziekte zich op meer plaatsen heeft uitgebreid.
De arts stelt na de operatie vast of en welke verdere behandeling nodig is.
Debulking
Blijkt uit het onderzoek dat de ziekte zich in de buikholte heeft uitgebreid? Dan verwijdert de arts zo veel mogelijk zichtbaar tumorweefsel. Dit heet een debulking.
Kijkoperatie
Voordat de arts deze operatie uitvoert, bespreekt een multidisciplinair team (MDO) of een uitgebreide operatie mogelijk is. Als er twijfel is, krijgt u een beoordelingsoperatie. Dit is een kijkoperatie. Soms voert de arts direct op de beoordelingsoperatie de debulking uit.
U kunt na de operatie chemotherapie krijgen als aanvullende behandeling: een adjuvante behandeling. Het doel is dan om uitzaaiingen te bestrijden, die er misschien nog zitten maar niet te zien zijn. Daarmee kan de kans op terugkeer van de ziekte worden verminderd. Hoe minder tumorweefsel achterblijft, hoe groter de kans op succes bij een vervolgbehandeling met chemotherapie.
Interval debulking
Is volledige verwijdering van de tumor als begin van de behandeling niet mogelijk omdat de ziekte te ver is uitgebreid? Dan kunt u vóór de operatie chemotherapie krijgen: een neo-adjuvante behandeling. Het doel is dan om de tumor te verkleinen, zodat de arts hem later beter kan weghalen. Zo’n operatie na chemotherapie heet een interval debulking.
De arts kan zien of een debulking wel of niet mogelijk is:
- bij het onderzoek;
- tijdens de beoordelingsoperatie;
- tijdens de debulking.
De volgorde van operatie en chemotherapie hangt dus af van de uitgebreidheid van de ziekte.
Is uw fitheid op het moment van de diagnose niet goed? Dan is de interval debulking ook een goede mogelijkheid.
De operatie
U gaat voor de operatie onder algehele narcose met een ruggenprik als pijnstilling. De operatie wordt meestal uitgevoerd via een buiksnede. Dit heet een laparotomie. De snee loopt van het borstbeen tot aan het schaambeen. Een stadiëringsoperatie kan ook via een kijkoperatie: een laparoscopie. De arts brengt dan een kijkbuis in via een kleine snee in de buik. Een ander woord voor kijkbuis is laparoscoop.
Voorbereidingen op de opname
U wordt meestal binnen enkele weken na de diagnose voor de behandeling in het ziekenhuis opgenomen. Via het planbureau van de polikliniek Gynaecologie wordt deze datum vastgelegd. De opnameduur varieert van een dag tot een week. Dit is afhankelijk van de ingreep en uw herstel en kan dus per persoon verschillen.
U krijgt een afspraak bij:
- polikliniek Preoperatief onderzoek;
- regieverpleegkundige, indien nog niet betrokken bij uw zorgproces.
Polikliniek Preoperatief onderzoek
Op de polikliniek Preoperatief onderzoek heeft u een telefonische afspraak met:
- een apothekersassistente (als u medicatie gebruikt);
- een preoperatief verpleegkundige;
- een anesthesioloog.
Het gesprek met de apothekersassistente
De apothekersassistente neemt het overzicht van de thuismedicatie met u door om de daadwerkelijk gebruikte medicatie vast te stellen. Denk hierbij ook aan medicijnen die u bij de drogist haalt. De gegevens worden in verband met medicatieveiligheid vastgelegd in uw medisch dossier. Hierdoor beschikt de anesthesioloog altijd over een actueel medicatieoverzicht tijdens het spreekuur. Wilt u daarom een actueel medicatieoverzicht opvragen bij uw eigen apotheek en deze meenemen bij uw afspraak?
Het gesprek met de preoperatief verpleegkundige
De verpleegkundige bespreekt met u welke afspraken zijn gemaakt over de voorbereiding op de operatie en over de nazorg. Tijdens het gesprek neemt de verpleegkundige een aantal vragen met u door die van belang zijn voor de verpleegafdeling. Ook stelt de verpleegkundige u vragen over uw thuissituatie en de te verwachten nazorg. Daarnaast informeert de verpleegkundige u over eventuele hulpmiddelen en bij welke instantie u die kunt regelen.
Het gesprek met de anesthesioloog
De anesthesioloog is de medisch specialist die verantwoordelijk is voor de anesthesie (verdoving), pijnbestrijding en de overige zorg rondom uw operatie. Tijdens dit gesprek wil hij een zo goed mogelijk beeld krijgen van uw gezondheidstoestand. Daarnaast bespreekt hij met u de verschillende mogelijkheden van anesthesie om samen met u te bepalen welke vorm van verdoving voor u het meest geschikt is. Tijdens uw bezoek aan het preoperatief bureau wordt ook het nuchterbeleid van Isala met u besproken.
Meer informatie leest u in de patiëntenfolders 'Verdoving' en 'Opname in Isala'. Lees deze folders aandachtig door.
Weefselonderzoek
Na de operatie worden het weggenomen weefsel onderzocht door de patholoog. Dit is een medisch specialist die gespecialiseerd is in het onderzoeken van menselijk weefsel. Het onderzoek levert veel informatie op:
- over de soort kankercellen;
- over de uitbreiding en de grootte van het kwaadaardig gezwel;
- of de kanker volledig is verwijderd en/of de snijvlakken vrij zijn van kankercellen.
Het duurt ongeveer 1 tot 2 weken voordat de uitslag van de patholoog bekend is. Dit betekent voor u meestal een tijd van extra spanning en onzekerheid. Zodra de uitslag van het weefselonderzoek (PA-onderzoek) bekend is, wordt deze opnieuw besproken in een team van diverse zorgverleners, onder wie gynaecologen en radiotherapeut en oncologen (MDO). Daaruit volgt dan het advies voor een eventuele vervolgbehandeling.
U krijgt een afspraak voor een polikliniekbezoek na de opname. Tijdens deze afspraak gaat de gynaecoloog uitgebreid in op de uitslag van het weefselonderzoek en het advies voor een eventuele vervolgbehandeling.
Opnameperiode
De laatste jaren is er veel onderzoek gedaan naar de omstandigheden (factoren) die van invloed zijn op het herstel na een operatie, genaamd ERAS. Het blijkt dat uw herstel sneller gaat door:
- een optimale pijnbestrijding, waarbij niet alleen de pijn effectief wordt bestreden, maar waarbij ook de nadelige effecten van de pijnbestrijding (op maag- en darmwerking) worden geminimaliseerd;
- een zo kort mogelijke periode van bedrust, zodat verlies van spierkracht wordt beperkt;
- een zo kort mogelijke periode van voedselonthouding, zodat gewichtsverlies (en daarmee verlies van spiermassa en spierkracht) wordt tegengegaan.
Dag van opname
Op de dag van opname meldt u zich op de afgesproken tijd bij de aangegeven locatie. Soms moet u eerst naar het laboratorium voor bloedafname.
Gang van zaken op verpleegafdeling
U wordt opgenomen op een gynaecologische afdeling. De afdelingsverpleegkundige geeft u informatie over de gang van zaken tijdens de opname. Als u een gesprek wil met de gynaecoloog, kunt u dit aan de verpleegkundige doorgeven. Zij zal dit, indien mogelijk, regelen.
Belangrijke informatie
Bij iedere patiënt die wordt opgenomen in het ziekenhuis bespreekt de arts een reanimatiebeleid. Misschien bent u al bekend binnen ons ziekenhuis, dan is mogelijk dat het reanimatiebeleid al eerder met u is besproken en is het bekend bij ons in uw dossier. Tóch zal de arts dit voor de opname nogmaals checken. Over (Niet-)reanimeren is meer informatie beschikbaar.
Overal waar mensen leven bestaan risico’s op valpartijen en ongelukken. Risico’s in onze directe omgeving, maar ook risico’s die we in ons lichaam met ons meedragen, door bijvoorbeeld ouder worden, een ziekte of aandoening. In deze folder geven wij u tips waarmee u de kans om te vallen, kunt verkleinen. Lees ook de folder 'Voorkomen dat u valt'.
Contactpersoon
Eén van uw naasten kan uw contactpersoon zijn. Hij of zij kan dan namens al uw naasten bij ons vragen hoe het met u gaat en bijvoorbeeld uw bezoek coördineren. Hij of zij is tevens het aanspreekpunt voor de zorgverleners. De gynaecoloog zal na de operatie de contactpersoon inlichten over hoe de operatie verlopen is. Aan het eind van de dag volgt hierover ook een gesprek met u, uw contactpersoon, de gynaecoloog en een verpleegkundige.
Ter bescherming van uw privacy wordt telefonische informatie over u in principe alleen aan uw contactpersoon verstrekt.
Weer naar huis
De beslissing of u naar huis mag, wordt in overleg met u, genomen door de zaalarts op de afdeling. De verpleegkundige bespreekt met u hoe laat u naar huis kunt. U krijgt van de verpleegkundige de volgende afspraken en papieren mee:
- een poliklinische afspraak bij de gynaecoloog voor de uitslag van het weefselonderzoek en eventueel aanvullende onderzoeken en/of behandeling;
- wondcontrole en beoordelen of hechtingen mogen worden verwijderd;
- een aansluitende afspraak bij de regieverpleegkundige oncologie;
- een brief voor uw huisarts.
Specifieke leefregels bij ontslag
- De eerste zes weken mag u geen zwaar huishoudelijk werk verrichten.
- De eerste week thuis kan de buikwond/wondjes nog gevoelig zijn of wat zwellen. Bij de eerste controle op de polikliniek zal het herstel worden gecontroleerd.
- De wond is meestal gehecht met agraves (een soort nietjes), die meestal op dag negen na de operatie verwijderd mogen worden. De huisarts kan dit voor u doen.
- De pijnklachten zullen nog niet weg zijn als u thuis bent. U zult merken dat als u zich wat meer gaat inspannen, u wat meer pijnklachten kunt krijgen. Neem thuis 4 x daags 1000 mg paracetamol in. Neem deze op vaste tijden (8.00 uur, 12.00 uur, 17.00 uur en 22.00 uur) in. Als u geen pijn meer heeft, dan kunt u de paracetamol afbouwen.
- Het kan zijn dat de arts u ook andere pijnmedicatie adviseert naast de paracetamol.
- U mag gewoon douchen met de wond/wondjes.
- U mag alles eten en drinken, zoals u thuis gewend bent.
Nazorg en controle bij eierstokkanker
Is de behandeling afgerond? Dan blijft u nog een tijd onder controle. Vaak krijgt u ook nog nazorg. De termen controle en nazorg worden soms door elkaar gebruikt. Ze worden ook wel follow-up genoemd.
Controles na de behandeling
De controles bestaan uit bezoeken aan uw specialist, de verpleegkundig specialist of de huisarts. U kunt soms ook controles bij meerdere artsen krijgen. De controlebezoeken zijn bedoeld om:
- eventuele bijwerkingen van de behandeling vast te stellen en te behandelen;
- in een vroeg stadium eventuele terugkeer van de ziekte op te sporen;
- als u niet meer beter wordt: bij te houden hoe de ziekte zich ontwikkelt en welke klachten er zijn.
Wat houden de controlebezoeken in?
Bent u behandeld voor eierstokkanker, dan blijft u nog een tijd onder controle. De duur en vorm van de nacontrole bepaalt de gynaecoloog samen met u. Hieronder de standaard richtlijn:
- De eerste 2 jaar komt u elke 3 tot 4 maanden bij de gynaecoloog.
- Na 2 jaar zijn de controles minder vaak nodig. Na 5 jaar zijn er geen controles meer nodig.
Bij de controle krijgt u een gynaecologisch onderzoek. Dit bestaat uit een uitwendig en inwendig onderzoek en soms een vaginale echo. Ook onderzoekt de arts de lymfeklieren in de hals en de liezen. Heeft u klachten? Dan doet de arts soms verder onderzoek, zoals een CT-scan. Verliest u bloed uit uw vagina? Neem dan altijd contact op met uw huisarts of specialist.
Niet verplicht
De controles zijn niet verplicht. U kunt ervoor kiezen van de afspraken af te zien. Overleg daarover met uw arts. Bespreek met hem waar u op moet letten.
Liever langer onder controle
Er zijn ook mensen die langer onder controle willen blijven dan de periode die de arts heeft voorgesteld. Geldt dit voor u, bespreek dit dan met uw arts. Vertel de arts waarom u onder controle wilt blijven. En probeer daar een redelijke afspraak over te maken.
Nazorg
Uit het lichamelijk onderzoek of het gesprek met uw arts of verpleegkundige kan blijken dat u gebaat bent bij bepaalde nazorg. Deze zorg is bedoeld om de kwaliteit van leven te verbeteren en de levensduur te verlengen. Voorbeelden van nazorg zijn:
- begeleiding door een fysiotherapeut om (weer) conditie op te bouwen;
- begeleiding door een diëtiste om op een door u gewenst gewicht te komen en/of te blijven;
- begeleiding door een psycholoog of maatschappelijk werker voor psychosociale zorg;
- behandeling van de late gevolgen van de behandeling tegen kanker.
Om uw behoefte aan nazorg in kaart te brengen, kan de arts of verpleegkundige gebruik maken van de lastmeter.
Lastmeter
De lastmeter is een vragenlijst die u kunt invullen en vervolgens met uw arts of verpleegkundige bespreekt. Uit uw antwoorden op de vragen wordt duidelijk van welke problemen of zorgen u op dat moment last heeft. En of u behoefte heeft aan extra ondersteuning. De Lastmeter wordt bij voorkeur op verschillende momenten in het hele zorgproces ingevuld.