Contact
  1. 7290-Blindedarmontsteking bij kind

Opname en behandeling

​Uw kind is met een blindedarmontsteking opgenomen op de afdeling Kindergeneeskunde. In deze folder vindt u informatie over de behandeling van de blindedarmontsteking.

Onderzoek

Om een blindedarmontsteking vast te stellen, zijn een aantal onderzoeken nodig:

  • De arts vraagt wat de klachten zijn en wanneer de klachten bij uw kind zijn ontstaan. Voedselvergiftiging en blaasontsteking kunnen namelijk gelijksoortige klachten geven.
  • De arts verricht lichamelijk onderzoek bij uw kind. Hierbij voelt de dokter aan de buik en luistert naar darmgeluiden.
  • Meestal wordt er wat urine opgestuurd voor laboratoriumonderzoek. In het laboratorium wordt de urine op eventuele bacteriën onderzocht om een blaasontsteking uit te sluiten.
  • Een laborant neemt bloed af bij uw kind. Aan de hand van de bloeduitslagen en de andere onderzoeken bepaalt de arts de behandeling.
  • Op de röntgenafdeling wordt er een uitwendige echo van de buik gemaakt. Door geluidsgolven worden de organen van de buikholte in beeld gebracht. 

Klachten

De blindedarm bevindt zich rechtsonder in de buik. Omdat de lengte en de ligging van de blindedarm niet bij iedereen hetzelfde is, kunnen de pijnklachten middenin of rechtsboven in de buik voorkomen. Uw kind kan de volgende klachten hebben:

  • De pijn kan de eerste uren vaag blijven en vervolgens langzamerhand verergeren.
  • Uw kind heeft geen eetlust, voelt zich misselijk en kan braken.
  • Het aanraken en loslaten van de buik kan pijnlijk zijn, evenals hoesten en lachen.
  • Elke beweging kan pijnklachten in de buik geven.

Behandeling

Bij een appendectomie wordt de blindedarm (appendix) verwijderd. De arts verwijdert de blindedarm als bij de eerdere onderzoeken aanwijzingen gevonden zijn dat deze ontstoken is. Deze operatie wordt uitgevoerd via een kleine snee rechts in de onderbuik of via drie kleine sneetjes middels een laparoscopie (een kijkoperatie). Tijdens de operatie blijkt of de blindedarm ontstoken is. Soms is de blindedarm geknapt. De inhoud van de ontstoken blindedarm komt dan in de vrije buikholte terecht. Dit wordt een ‘geperforeerde appendix’ genoemd. Er is een verschil tussen de behandeling van een ontstoken blindedarm of een geperforeerde blindedarm. Na de operatie hoort u of uw kind een ontstoken of een geperforeerde blindedarm heeft gehad. De operatie gebeurt bijna altijd met spoed. De mate van spoed hangt af van de ernst van de verschijnselen. Daarom is het moeilijk hierover een tijdstip af te spreken.

Medicatie

Op de afdeling krijgt uw kind van de verpleegkundige pijnstillers. Deze pijnstillers, meestal in de vorm van een zetpil of tablet, worden ook na de operatie standaard om de 6 of 8 uur gegeven.

Patiëntveiligheid

Ter verhoging van de patiëntveiligheid vragen onze medewerkers regelmatig naar de naam en geboortedatum van uw kind. Daarnaast wordt rondom de operatie meerdere malen een checklist afgewerkt, waarbij men nagaat of alle gegevens juist zijn en of alle handelingen zijn uitgevoerd. Ook bij de overdracht van de operatieafdeling naar de verpleegafdeling vindt deze controle plaats.

Operatie

Voor de operatie bespreekt de anesthesioloog met u de narcose van uw kind. De anesthesioloog brengt uw kind onder narcose, waardoor uw kind niets merkt van de operatie.

Uw kind krijgt een infuusnaaldje in de arm. De verpleegkundige smeert voor het inbrengen van de infuusnaald verdovende zalf op de huid waardoor uw kind minder pijn ervaart bij het prikken. Via de infuusnaald spuit de anesthesioloog de narcosemiddelen in. Sommige kinderen zijn bang voor een prik. Daarom krijgen zij een kapje op hun neus en mond. Door dit kapje ademen ze narcosegas in waardoor ze binnen een halve minuut in diepe slaap vallen. Na overleg met de anesthesioloog mag er vrijwel altijd een ouder mee naar de voorbereidingskamer waar uw kind narcose krijgt, dit heet ‘mee met de inleiding’. Meer informatie vindt u in het fotoboek ter voorbereiding op de operatie.

Wanneer uw kind onder narcose is, gaat u met de verpleegkundige terug naar de afdeling. In de ouderkamer op de afdeling kunt u wachten tot de operatie achter de rug is.

U wordt gebeld of gewaarschuwd door de verpleegkundige als uw kind weer terug is op de uitslaapkamer. U kunt bij uw kind blijven tot hij of zij goed wakker is. Uw kind heeft na de operatie een infuus voor vocht en medicijnen. Ook heeft uw kind een pleister op de wond zitten. Als de blindedarm geperforeerd is geweest, dan laat de chirurg soms een drain achter in de wond.

Mogelijke complicaties

Bij deze operatie heeft uw kind een normale kans op complicaties. Enkele complicaties die kunnen voorkomen zijn:

  • Uw kind krijgt een bloeduitstorting en zwelling na de operatie. Dit zijn geen verontrustende verschijnselen.
  • Uw kind krijgt een nabloeding aan de wond. De kans is het grootst in de eerste 24 uur na de operatie.
  • Uw kind krijgt een infectie aan de wond. De wond gaat ontsteken, waardoor de huid er rood en dik uitziet. Dit is vaak pijnlijk. U dient contact op te nemen met de polikliniek Chirurgie.
  • Uw kind krijgt last van diarree doordat de darmen weer op gang komen. Als uw kind na één week nog last heeft van diarree, dient u contact op te nemen met de polikliniek Chirurgie.
  • Uw kind krijgt een verhoogde lichaamstemperatuur. Bij een temperatuur hoger dan 38,5 °C, dient u contact op te nemen met de polikliniek Chirurgie.

Ontslag

Meestal mag uw kind één dag na de operatie weer naar huis. Er wordt gekeken naar de volgende criteria:

  • Uw kind verdraagt voeding en de darmen komen weer op gang (windjes laten/ ontlasting).
  • Uw kind heeft geen koorts.
  • De pijn is onder controle, eventueel met pijnstillers.
  • De wond ziet er goed uit. 

Bij een geperforeerde blindedarm moet uw kind langer blijven. Na de operatie zal uw kind via het infuus enkele dagen antibiotica toegediend krijgen, waardoor de opname verlengd wordt. 

Leefregels

De volgende leefregels zijn belangrijk voor een spoedig herstel:

  • Zolang er vocht uit de wond lekt, mag u een schone pleister op de wond plakken.
  • Uw kind mag na twee dagen weer douchen. Hierbij is het belangrijk dat de wond niet ‘week’ wordt.
  • U mag uw kind bij pijnklachten paracetamol geven. U kunt paracetamol als tablet of als zetpil geven.

Nazorg

  • U krijgt bij ontslag een belafspraak mee van de verpleegkundige. Dit houdt in dat u na ongeveer 5 weken gebeld wordt, om te evalueren hoe het met uw kind gaat.
  • Als uw kind hechtingen in de wond heeft die verwijderd dienen te worden, kunt u deze tien dagen na de operatie laten verwijderen bij uw huisarts.
  • Als uw kind oplosbare hechtingen heeft, hoeft u niets te doen. Deze lossen vanzelf op.
  • Als uw kind hechtstripjes (huidkleurige pleisters) over de wond heeft, kunt u deze zeven dagen na de operatie verwijderen.

Belangrijk

Soms gedraagt uw kind zich wat ongewoon in de dagen na de operatie. Uw kind vraagt bijvoorbeeld veel aandacht of is juist heel afwijzend. Hij of zij slaapt slecht, kan weer in bed gaan plassen, wil niet alleen zijn of is bang in het donker. Het is niet zo vreemd dat uw kind van slag is. Uw kind is immers in een vreemde omgeving en kan reageren op de narcose en de ingreep. Wij adviseren u dan:

  • met uw kind te praten over de ingreep;
  • met uw kind een tekening te maken over de ingreep;
  • met uw kind de situatie na te spelen met speelgoed.

Contact

Heeft u nog vragen, stelt u deze dan gerust tijdens uw bezoek. Ook kunt u bellen met:

Abdominale chirurgie
088 624 62 95 (bereikbaar van maandag tot en met vrijdag van 8.30 tot 17.00 uur)

Kinderafdeling
088  624 53 50 (bereikbaar van maandag tot en met vrijdag van 8.30 tot 17.00 uur)

Kunt u niet komen? Laat het ons snel weten, dan maken wij een nieuwe afspraak.

Laatst gewijzigd 30 november 2021 / 7290