Contact
  1. 6195- Longoperaties: Kijkoperatie met robot

Robot-Assisted Thoracoscopic Surgery (RATS)

Een Robot-Assisted Thoracoscopic Surgery (RATS) is een ingreep met behulp van een robot. Hier geven we u graag meer informatie over deze longoperatie. Heeft u na het lezen nog vragen, aarzel dan niet ze te stellen aan uw arts of verpleegkundige.

Wat is een RATS?

Bij een RATS wordt er tijdens de operatie gebruik gemaakt van de ‘Da Vinci’ robot. De operatie vindt plaats onder algehele narcose. De thoraxchirurg voert de operatie uit achter een console. Door drie à vier kleine incisies (sneden) van ongeveer een centimeter worden speciale instrumenten en een camera ingebracht. De chirurg bedient deze instrumenten vanachter de console.

Het voordeel van het gebruik van de robot is dat de chirurg beter zicht en controle heeft tijdens de operatie, waardoor operaties nauwkeuriger uitgevoerd kunnen worden. Ook is het risico op infecties kleiner. Ervaring leert dat patiënten die met deze techniek worden geopereerd sneller herstellen. Patiënten hebben minder pijn en daardoor minder pijnmedicatie nodig. Na de operatie kunnen patiënten sneller hun normale activiteiten weer oppakken.

De operatie vindt onder algehele narcose plaats en duurt ongeveer een tot vier uur. U wordt ongeveer vier dagen opgenomen op de verpleegafdeling Longgeneeskunde.

Waarom een RATS?

Een RATS kan om verschillende redenen verricht worden. De longarts zal met u bespreken waarom deze operatie noodzakelijk is. De meest voorkomende reden is een kwaadaardige tumor in de long. Tijdens de operatie wordt het gezwel met een deel van het omliggende weefsel verwijderd. Als er één longkwab wordt verwijderd spreekt men van een lobectomie. Bij een bilobectomie worden er twee longkwabben weggenomen. Wordt een hele long verwijderd spreekt men van een pneumonectomie.

Wanneer er sprake is van een kwaadaardige tumor, worden er altijd een aantal nabijgelegen lymfeklieren verwijderd. Soms is het niet mogelijk om de ingreep door middel van een RATS te verrichten. Tijdens de operatie kan bijvoorbeeld blijken dat de situatie ingewikkelder of gecompliceerder is dan verwacht. De thoraxchirurg zal dan een grotere snede maken. Of dit voor u van toepassing is, bespreekt de thoraxchirurg met u voor de operatie.

Medische illustratie lobectomie

Afbeelding 1: Lobectomie (één longkwab is verwijderd).

De uitslag

Als er tijdens de operatie weefsel wordt weggenomen, wordt dit weefsel door een patholoog (een patholoog is gespecialiseerd in het onderzoeken van weefsel) microscopisch onderzocht. Het duurt ongeveer een week voordat de uitslag van dit onderzoek bekend is. Zodra de uitslag bekend is, bespreekt de longarts of zaalarts de uitslag met u en uw naasten.

Wat u vooraf kunt regelen

Over het algemeen herstellen patiënten snel na de operatie. Toch adviseren we u voor de operatie na te denken over de vraag of u na ontslag uit het ziekenhuis hulp nodig zult hebben. De eerste weken na ontslag mag u niet zwaar tillen of zwaar huishoudelijk werk verrichten. Dit kan betekenen dat u hulp nodig hebt van anderen. De verpleegkundige kan indien nodig deze hulp tijdens de opname regelen.

Na de opname zult u de eerste twee weken, tot aan de controleafspraak bij de longarts niet in staat zijn om te werken. Tijdens deze controleafspraak zal de longarts met u bespreken wanneer u uw werkzaamheden kunt hervatten. Bij opname op de verpleegafdeling zal de verpleegkundige u vragen naar één of twee contactpersonen (bijvoorbeeld een familielid of kennis). Het is raadzaam de telefoonnummers van deze contactpersonen mee te nemen naar het ziekenhuis.

Neemt u de medicatie die u gebruikt mee bij de opname. Vanaf zeven dagen voorafgaand aan de operatie mag u de oksels en borstkas niet meer zelf ontharen met tondeuse, scheermesje of ontharingscrème, omdat u daarmee het risico op infecties na de operatie vergroot. Wij adviseren u dringend sieraden, geld, pinpas en andere waardevolle zaken thuis te laten. Nagellak moet voor de operatie verwijderd worden.

Voorafgaand aan de operatie

Uw behandelend longarts heeft u geïnformeerd over de reden waarom deze operatie bij u wordt verricht. Voor de operatie brengt u een bezoek aan de anesthesist. Hij zal u informeren over de narcose en de pijnbestrijding na de operatie. Afhankelijk van de soort ingreep krijgt u voor de pijnstilling al dan niet een epiduraal katheter. Hierbij wordt een slangetje in de rug gebracht. Via een pompje, dat op dit slangetje aangesloten wordt, kunnen medicijnen toegediend worden. De zenuwwortels van het wondgebied worden daarbij verdoofd.

Ook bespreekt de anesthesist met u of u na de operatie teruggaat naar de verpleegafdeling of een nacht op de afdeling Intensive care (IC) zult verblijven. Hij informeert u verder over welke medicijnen eventueel gestopt moeten worden voor de operatie en welke medicijnen u mag gebruiken op de dag van de operatie.

De verpleegkundige informeert u over de voorbereiding en de nazorg van de operatie en het verblijf op de afdeling Longgeneeskunde. Zij geeft u deze informatie schriftelijk mee. Tijdens de poliklinische afspraak bij de thoraxchirurg krijgt u uitleg over de operatie. De thoraxchirurg vertelt wat er tijdens de operatie wordt gedaan, de duur van de operatie en de risico’s en mogelijke complicaties.

Medicijnen

Vóór de operatie kan het nodig zijn dat u tijdelijk het gebruik van bepaalde medicijnen moet wijzigen. Meestal betreft het bloedverdunnende middelen of medicijnen in verband met suikerziekte. De arts of anesthesist heeft dit met u besproken. Als u inhalatiemedicijnen gebruikt, mag u die gebruiken zoals u dat gewend bent.

Opnamedag

Op de dag voor de operatie meldt u zich bij de Centrale balie in de Centrale hal. U wordt door een gastvrouw of gastheer naar de verpleegafdeling begeleidt. Het kan zijn dat u eerst naar het laboratorium gaat om bloed te prikken en naar de afdeling Radiologie om een röntgenfoto te laten maken. Op de verpleegafdeling heeft u een gesprek met de verpleegkundige die u informeert over de opname en het tijdstip waarop de operatie is gepland. Houdt u er rekening mee dat dit tijdstip kan veranderen.

U krijgt zo nodig van de verpleegkundige middelen om te laxeren. U begint met een neuszalf om infecties tegen te gaan. Dit moet u gedurende vijf dagen twee keer per dag gebruiken. Ook krijgt u bij opname een antistollingsinjectie om trombose te voorkomen. De thoraxchirurg bezoekt u om eventuele vragen te beantwoorden. Deze thoraxchirurg zal de ingreep ook verrichten.

De dag van de operatie

Voor de operatie moet u nuchter zijn. De verpleegkundige informeert u tot welk tijdstip u op de operatiedag nog mag eten en drinken. Daarnaast krijgt u een energierijke drank te drinken om uw herstel van de operatie te bespoedigen. Voor de operatie krijgt u een operatiehemd en een papieren slip aan. Hierna kunt u nog naar het toilet gaan. Een half uur vóór de ingreep krijgt u de zogenaamde prémedicatie. Dit zijn medicijnen ter voorbereiding op de narcose. U wordt hier slaperig van zodat u beter kunt ontspannen. Als u dit heeft ingenomen mag u niet meer alleen uit bed.

Verwijder, voordat u naar de operatieafdeling gebracht wordt, sieraden, make-up en/of protheses (gebit). Wanneer u verwacht wordt op de operatieafdeling, wordt u op uw bed naar de voorbereidingsruimte bij de operatiekamers gebracht. Afhankelijk van de ingreep wordt uw contactpersoon in overleg met de thoraxchirurg tijdens de operatie op de hoogte gehouden over het verloop van de operatie. Deze informatie wordt verstrekt via een medewerker van Familibegeleiding Intensive care.

De operatie

Voor de operatie wordt er ter voorbereiding een infuus ingebracht. De anesthesist kan met u afgesproken hebben dat u een epiduraal katheter (klein slangetje in de rug) krijgt voor pijnbestrijding na de operatie. Als dit met u afgesproken is, wordt deze geplaatst voor u onder narcose gaat. Wanneer u geen epiduraal catheter krijgt voor de pijnstilling kan adequate pijnstilling op een andere wijze gewaarborgd worden.

De anesthesist brengt u onder narcose en bewaakt u tijdens de operatie. De thoraxchirurg maakt drie tot vier incisies (sneetjes) in de huid in de linker- of rechterzij ter hoogte van de borstwand. Via deze sneetjes heeft hij toegang tot de borstholte. De borstholte bestaat uit twee vliezen. Het borstvlies bekleedt de borstwand; het longvlies bekleedt de longen.

Door het openen van de borstkas ‘valt’ de long samen. De chirurg kan het longweefsel onderzoeken en de ingreep verder uitvoeren. Via één van de sneetjes wordt een drain ingebracht, die aan de huid bevestigd wordt met een hechting. Een drain is een afvoerslang van enkele millimeters doorsnee, die vocht en lucht uit de borstholte afvoert. Na de ingreep sluit de chirurg ook de overige wondjes met hechtingen.

Chirurg opereert met operatierobot

Afbeelding 2: Rechts op de foto ziet u de robotarmen (in plastic) die door de thoraxchirurg (midden op de foto) aangestuurd worden. De operatieassistent (rechts op de foto) kijkt via het scherm mee.

Nazorg

Wordt u een nacht op de Intensive care (IC) verpleegd, dan gaat u na de operatie direct naar deze afdeling. Als u na de operatie naar de verpleegafdeling teruggaat, verblijft u eerst enkele uren in de uitslaapkamer (recovery) tot u weer wakker bent. Als u goed wakker bent wordt u door verpleegkundigen van de verpleegafdeling opgehaald. Inclusief voorbereiding, operatie en het verblijf in de uitslaapkamer bent u ongeveer zes uur van de verpleegafdeling af. Na de operatie heeft u een aantal slangen, zoals een drain, infuus en een zuurstofslangetje. Indien u een epiduraal katheter heeft, heeft u mogelijk ook een blaaskatheter gekregen.

Terug op de verpleegafdeling controleert de verpleegkundige regelmatig uw bloeddruk, pols, temperatuur, de drain en de operatiewondjes. De zaalarts komt alle werkdagen bij u langs en beslist over het medisch beleid. Als gevolg van de narcose kunt u mogelijk kortdurend last hebben van keelpijn, heesheid en/of spierpijn. Deze klachten verdwijnen vanzelf weer. Na de operatie krijgt u gedurende 48 uur drie keer per dag antibiotica via het infuus toegediend. Het infuus kan vaak snel verwijderd worden.

De drain, die de chirurg bij u heeft ingebracht, is met een verbindingsslang op een opvangsysteem aangesloten en dient om vocht en lucht uit de borstholte af te voeren. In een enkel geval kan uw bewegingsvrijheid hierdoor beperkt zijn. De verpleegkundige zal u hierover uitleg geven. De dag van de operatie wordt u door de verpleegkundige uit bed geholpen.

Fysiotherapie

De fysiotherapeut komt bij u langs om u te begeleiden bij het herstel. Door de houding tijdens de operatie en de drain kunt u geneigd zijn de schouder aan de geopereerde kant minder te gebruiken. Het is echter belangrijk om de schouder te blijven bewegen. De fysiotherapie begeleidt u hierbij. Tevens kan zij u helpen met hoesttechnieken en ademhalingsoefeningen. Voor ontslag geeft de fysiotherapeut u tips en adviezen voor een goed herstel thuis.

De drain wordt na enkele dagen verwijderd, als het vocht is afgevoerd en de long weer optimaal ontplooid is. De hechting in het wondje waarin de drain zat, dient een week na het verwijderen van de drain verwijderd te worden. Dit kan ook bij de huisarts gedaan worden. Als ontslag in zicht is bespreekt de verpleegkundige met u of er voldoende hulp aanwezig is thuis. Zo nodig kan de thuiszorg ingeschakeld worden.

Pijnbestrijding

Als gevolg van de operatie en de drain heeft u mogelijk pijn. Een goede pijnstilling is van belang om complicaties te voorkomen. Als u pijn heeft ademt u minder goed door en probeert u ook hoesten te voorkomen. Hierdoor kan er slijm achterblijven in de longen wat een longontsteking tot gevolg kan hebben. Neemt u op vaste tijdstippen de pijnmedicatie in en geeft u het op tijd bij de verpleegkundige aan als u pijn heeft. Zij zal u regelmatig vragen de pijn een cijfer te geven (0 = helemaal geen pijn, 10 = ergst denkbare pijn). Zo nodig kan zij u extra pijnmedicatie geven. Als u een epiduraal catheter heeft gekregen wordt deze vaak binnen twee dagen verwijderd. De verpleegkundige zal dan ’s avonds ook de blaascatheter verwijderen als u deze heeft.

Antistolling

Wanneer u niet voor een oncologische resectie bent gegaan, dan krijgt u gedurende enkele dagen een antistollingsinjectie van de verpleegkundige.

Wanneer u voor een oncologische resectie bent gegaan en u gebruikt geen orale antistolling, gaat u 4 weken na de operatie door met antistollingsinjecties. De verpleegkundige geeft u instructies voor het zelf leren spuiten van deze injecties. Wanneer u of de familie dit niet kan of wil, dan schakelt de verpleegkundige hiervoor thuiszorg in.

Gevolgen van de operatie

De meest voorkomende gevolgen van een RATS zijn pijn en een beurs gevoel aan de geopereerde zijde. De meeste last ervaren patiënten met name van de drain.

Complicaties

Geen enkele operatie is zonder risico’s. Zo is er ook bij operaties aan de long een normale kans op complicaties aanwezig zoals nabloeding, longontsteking, wondinfectie, trombose. Daarnaast zijn er nog specifieke complicaties mogelijk. Zo bestaat er na de operatie de eerste dagen bijna altijd wel enige luchtlekkage die via de drains kan worden afgevoerd. Een enkele keer kan deze luchtlekkage soms meer dan een week aanhouden. Dat is geen ernstige maar wel een vervelende complicatie. Ook komt het af en toe voor dat er lucht onder de huid lekt, waardoor er een zwelling kan optreden van de huid in het gebied van de borstkas, hals en gelaat. Deze lucht wordt langzaam door het lichaam opgenomen, waardoor de zwelling weer zal verdwijnen.

Na de operatie kan er tijdelijk een verandering van het hartritme optreden. Hier kunnen medicijnen voor gegeven worden. De longarts en de thoraxchirurg zullen mogelijke complicaties voor de ingreep met u bespreken.

Herstel thuis

Het herstel thuis is onder andere afhankelijk van de uitgevoerde ingreep en uw conditie voor de operatie. U speelt u zelf een belangrijke rol bij het verdere herstel, en dagelijkse inspanning is van groot belang. Als u in het ziekenhuis al redelijk goed in beweging was, is het aan te bevelen de eerste dagen na thuiskomst in eigen tempo en naar eigen kunnen te bewegen. Til geen zware dingen. Luister naar uw lichaam, u voelt zelf het beste wat u kunt.

Om uw herstel te versnellen is het meestal nodig dat u elke dag uw activiteit iets vergroot. De eerste weken na de operatie mag u nog niet sporten. Wanneer u na de operatie uw werk kunt hervatten, wordt met u besproken voor het ontslag. Het grote voordeel van een robotoperatie is het snelle herstel en terugkeer naar het werk. Tijdens het eerste polibezoek na de operatie bij de longarts zal werkhervatting en sporten wederom besproken worden.

Vliegen en duiken wordt u de eerste zes weken na de operatie afgeraden. Als eenmaal thuis de volgende klachten zich voordoen is het verstandig contact op te nemen met het ziekenhuis:

  • Temperatuurverhoging. Bij een temperatuur van 38,5 graden Celcius of hoger, gemeten via de anus.
  • Wondproblemen. Als de wondjes rood, pijnlijk en dik worden of als er vocht uitkomt.
  • Pijn. Bij verergering of verandering van de wondpijn.
  • Kortademigheid. Bij vertrek uit het ziekenhuis kan het zijn dat u enige kortademigheid voelt, soms al na een beetje inspanning. Meestal wordt dit vrij snel minder. Als de kortademigheid toeneemt, moet u contact opnemen.
  • Hoesten. Bij toenemende hoest en het opgeven van geel of groen slijm, zeker wanneer dit samen gaat met koorts, moet u hulp zoeken.

Bij ontslag krijgt u de telefoonnummers waarmee u het ziekenhuis kunt bereiken bij bovenstaande klachten. Vanaf twee weken na ontslag uit het ziekenhuis dient u bij problemen contact op te nemen met uw huisarts.

Tips voor gesprek met zorgverleners

Als u zich voor wilt bereiden op de gesprekken met zorgverleners volgen hier een paar algemene tips.

  • Neem een vertrouwd persoon mee naar het gesprek. Twee horen meer dan één.
  • Schrijf vragen die u heeft vooraf op en neem ze mee naar het gesprek. Maak aantekeningen van de antwoorden.
  • Geef het aan als de gegeven informatie u niet duidelijk is.
  • Als u na afloop van het gesprek nog vragen heeft, maak dan een nieuwe afspraak. Tijdens de opname kunt u uw vragen op elk moment stellen aan de verpleegkundige. Doe dat gerust.

Hieronder wordt kort vermeld wat de verschillende zorgverleners met u zullen bespreken.

De longarts bespreekt met u:

  • eventueel nog te verrichten onderzoeken;
  • de operatie: wat wordt er gedaan;
  • risico’s en complicaties;
  • het eventuele opnameverloop en de opnameduur;
  • algemene duur operatie;
  • de herstelperiode in het ziekenhuis;
  • zo mogelijk een voorlopige operatiedatum.

De anesthesist bespreekt met u:

  • de narcose en de bijwerkingen hiervan;
  • mogelijke risico’s en complicaties van de narcose;
  • de pijnbestrijding.

De thoraxchirurg bespreekt met u:

  • de operatie: wat wordt er gedaan;
  • risico’s en complicaties;
  • duur van de operatie.

De verpleegkundige bespreekt met u:

  • uw verblijf op de verpleegafdeling;
  • de voorbereiding op de operatie;
  • het verloop van de operatiedag;
  • het verwachte tijdstip van de operatie en dat dit kan veranderen;
  • de pijnbestrijding;
  • het herstel en de revalidatie na de operatie;
  • de ontslagprocedure.

De zaalarts bespreekt met u:

  • uw herstel na de operatie;
  • het beleid rondom drain, infuus, pijnbestrijding en andere medicatie;
  • de uitslag van de operatie, indien u als de uitslag bekend is nog opgenomen bent;
  • het ontslag.

De fysiotherapeut bespreekt met u:

  • ademhalingsoefeningen en hoesttechnieken;
  • bewegen van uw schouder aan de geopereerde zijde;
  • het belang van mobiliseren;
  • tips en adviezen voor een goed herstel thuis.

De medewerker Familiebegeleiding Intensive care bespreekt met u:

  • tijdstip telefonische informatie aan contactpersoon over het verloop van de operatie;
  • indien van toepassing; het eerste bezoek op de IC en mogelijkheden telefonisch informatie te krijgen;
  • logeermogelijkheid voor uw contactpersoon in het ziekenhuis of daarbuiten.

Tot slot

Deze informatie is niet bedoeld ter vervanging van mondelinge informatie, maar als aanvulling zodat u het thuis nog eens rustig kunt nalezen. Heeft u nog vragen over deze ingreep, stel ze dan gerust aan uw arts of verpleegkundige.

Contact

Heeft u nog vragen, dan kunt u bellen met:

Longgeneeskunde

088 624 2 4  56 (bereikbaar van maandag tot en met vrijdag van 8.30 tot 17.00 uur)

Laatst gewijzigd 7 november 2023 / 6195