Contact
  1. 7211-Baarmoederhalskanker (PID): H3 Behandeling baarmoederhalskanker

Patiënten Informatie Dossier

Uw arts bespreekt uw ziektegeschiedenis met een team van gespecialiseerde artsen en verpleegkundigen. Dit heet een multidisciplinair overleg (MDO). In veel ziekenhuizen in Nederland, waaronder Isala, betrekken de artsen ook specialisten vanuit andere ziekenhuizen bij het multidisciplinaire overleg.

De behandeling hangt af van:

  • het stadium van de ziekte;
  • kenmerken van de tumor, bijvoorbeeld hoe agressief de kankercellen zijn;
  • uw lichamelijke conditie.

Voorbereiden op gesprekken

Samen met uw behandelend arts beslist u over het onderzoek en/of de behandeling die u ondergaat. Daarvoor is het noodzakelijk dat u over de juiste informatie beschikt en dat u de informatie ook begrijpt, want zonder informatie kunt u geen toestemming geven voor onderzoek en behandeling.
In de praktijk blijkt vaak dat patiënten bij thuiskomst niet meer weten wat de arts heeft gezegd, of dat patiënten zijn vergeten te vragen wat zij graag wilden weten. U vindt hier enkele tips ter voorbereiding op uw gesprek.

Vóór het gesprek

  • Zorg dat u van tevoren weet wat u wilt vertellen. Het is verhelderend voor uw behandelend arts als u duidelijk zegt wat u denkt en wat u wilt.
  • Bedenk van tevoren wat u wilt weten. Noteer uw vragen om er zeker te zijn dat u niets vergeet.
  • Neem een familielid of goede bekende mee, die kan helpen en met wie u kunt napraten. Twee personen horen meer dan één.
  • Wilt u het gesprek opnemen om thuis nog eens rustig na te luisteren? Bespreek dit dan met uw arts en vraag om toestemming. De opname is alleen voor uzelf bedoeld, als geheugensteuntje. U mag de opname dus niet zo maar openbaar maken.

Tijdens het gesprek

  • Vraag om uitleg wanneer iets niet duidelijk is, bijvoorbeeld bij medische termen.
  • Stel uw vragen op een gunstig moment, en dus niet net voordat u weg moet.
  • Zorg dat u voldoende bedenktijd neemt om goed na te denken over het voorgestelde onderzoek en/of de voorgestelde behandeling. U beslist of u toestemming geeft voor onderzoek en/of behandeling. U kunt altijd op een later moment uw beslissing kenbaar maken aan de arts.
  • Zet aan het eind van het gesprek de belangrijkste punten nog eens op een rij. Bijvoorbeeld: ‘Klopt het dat u gezegd heeft dat...?’ Zo kunt u controleren of u alles goed begrepen heeft.

Vragen die u kunt stellen

Hieronder vindt u voorbeeldvragen die u kunt stellen tijdens uw gesprek met uw behandelend arts:

  • Wat mankeer ik en wat is de oorzaak van mijn klacht?
  • Wat gebeurt er als ik me niet laat onderzoeken en/of behandelen?
  • Welk onderzoek en/of behandeling wil de arts gaan doen en met welk doel?
  • Wat zijn de risico’s en gevolgen van het onderzoek en/of de behandeling?
  • Welke andere onderzoeken en/of behandeling zijn mogelijk en wat zijn de risico’s daarvan?
  • Wanneer vindt het onderzoek en/of de behandeling plaats?
  • Hoe lang duurt het onderzoek en/of de behandeling?
  • Wanneer en hoe krijg ik de uitslag van het onderzoek en/of de behandeling?
  • Wat kan of mag ik niet na het onderzoek en/of de behandeling en hoe kan ik me voelen?
  • Wat zijn mijn vooruitzichten?
  • Wat zijn de gevolgen voor mij in het dagelijks leven?
  • Hoe lang duurt het voordat de klachten verminderen?

Behandelvoorstel bespreken

Na het multidisciplinair overleg zal de arts een behandelvoorstel met u bespreken. Tijdens dit gesprek kunt u ook uw wensen en verwachtingen bespreken. In sommige situaties legt uw arts u een keuze voor. Aan elk besluit zitten voor- en nadelen. Bespreek die met uw arts. Met uw vragen kunt u ook terecht bij de (gespecialiseerd) regieverpleegkundige. 

Welke behandeling voor u het beste is, is afhankelijk van het soort kankercellen, de mate van kwaadaardigheid van deze cellen en het stadium van baarmoederhalskanker. De behandeling van baarmoederhalskanker wordt samen met gespecialiseerde centra uitgevoerd, meestal in het UMCG. Mogelijke behandelingen bij baarmoederhalskanker zijn:

Operatie

  • verwijdering van een gedeelte van de baarmoederhals;
  • verwijdering van de baarmoeder, eventueel de eierstokken en eileiders, en lymfklieren in het bekken.

Bestraling (radiotherapie)

  • inwendig (brachytherapie);
  • uitwendig.

Medicijnen

  • chemotherapie om het effect van de radiotherapie te versterken;
  • hormonen.

Warmtebehandeling (hyperthermie)

In geval er een contra-indicatie voor chemotherapie bestaat, is hyperthermie een mogelijk alternatief.

Combinatie van deze behandelingen

In principe vindt er één behandeling plaats, maar soms krijgt u een combinatie van behandelingen. Zo kan bestraling vóór een operatie de kanker zo klein mogelijk maken. En met bestraling na een operatie kunnen eventuele, niet met het blote oog zichtbare, uitzaaiingen worden bestreden. De bestraling wordt in dat geval adjuvante (aanvullende) behandeling genoemd.

Of zo'n combinatie bij u nodig is, hangt af van de grootte van de kanker en van de aanwezigheid van kankercellen in de randen van het weefsel of in de lymfklieren.
Als baarmoederhalskanker niet meer te genezen is, kan de gynaecoloog een behandeling voorstellen waarbij de groei van de kanker zo goed mogelijk geremd wordt of waarbij uw klachten worden verminderd. Zo kan bestraling het bloedverlies verminderen of doen stoppen. Deze vorm van behandelen heet ook wel palliatieve (ondersteunende) behandeling: u geneest niet, maar u hebt door de behandeling minder of geen klachten.

Operatie

Hoe uitgebreid de operatie moet zijn, hangt af van het stadium van de baarmoederhalskanker.

Verwijdering van een gedeelte van de baarmoederhals

In een voorstadium of een vroeg stadium van kanker kan er eventueel alleen een klein gedeelte van de baarmoederhals worden verwijderd. Dit gebeurt op twee manieren:

  • een lisexcisie
     Er worden kleine plakjes van de baarmoedermond afgehaald door te branden. Dit kan poliklinisch of tijdens een dagopname.
  • een conisatie;
    Er wordt een kegeltje uit de baarmoedermond gesneden. Dit gebeurt tijdens een dagopname of opname in het ziekenhuis.

De gynaecoloog bespreekt met u wat de beste behandeling voor u is. Als u nog een kinderwens heeft, kan het mogelijk zijn om alleen de baarmoederhals te verwijderen via de schede en de lymfklieren via een kijkoperatie in de buik. Deze techniek heet een trachelectomie. Hierbij kan de baarmoeder behouden blijven. Bespreek of dit bij u mogelijk is met uw gynaecoloog.

Verwijdering van de baarmoeder, eierstokken en eileiders, en lymfklieren

Bij een verder gevorderd stadium vindt een meer ingrijpende operatie plaats waarbij de gehele baarmoeder wordt verwijderd eventueel samen met de eierstokken en eileiders, het bovenste deel van de schede en een deel van het steunweefsel. Bij deze operatie worden ook de lymfklieren uit het bekken verwijderd om eventuele uitzaaiingen te ontdekken of weg te halen.

De operatie vindt plaats door middel van een snede in de onderbuik, vanaf het schaambeen tot de navel of net daarboven. Tijdens de operatie voelt de gynaecoloog in de buikholte naar eventuele uitzaaiingen in de lymfklieren, in de lever of in het vetschort van de buik.

Bestraling (radiotherapie)

Bestraling is een plaatselijke behandeling waarbij kankercellen geheel of gedeeltelijk door straling worden vernietigd. Kankercellen verdragen straling slechter dan gezonde cellen. Door straling herstellen beschadigde kankercellen zich niet of nauwelijks. Gezonde cellen herstellen zich in het algemeen wel. Bestraling kan gebruikt worden om te genezen maar ook als een aanvullende (adjuvante) of ondersteunende (palliatieve) behandeling. Bij een verder gevorderd stadium van baarmoederhalskanker wordt bestraling als eerste behandeling geadviseerd.

Meestal bestaat bestraling uit een combinatie van inwendige en uitwendige bestraling van de baarmoeder, eileiders, eierstokken, het bovenste deel van de vagina en de lymfklieren in het bekken.

Uitwendige bestraling

Bij uitwendige bestraling dient de arts de straling toe met behulp van een bestralingstoestel. De bestraling vindt van buitenaf - door de huid heen - van verschillende kanten plaats. De radiotherapeut berekent hoeveel straling u nodig heeft.

De bestraling vindt plaats gedurende een aantal minuten en gedurende vijf weken op elke werkdag. Voor uitwendige bestraling is geen opname in het ziekenhuis nodig. Als u uitwendige bestraling krijgt als aanvullende behandeling na de operatie begint de bestraling enkele weken na de operatie.

Om het effect van de radiotherapie te optimaliseren krijgt u ook 1 keer in de week chemotherapie (Cisplatin). Chemotherapie kan de kankercellen gevoeliger maken voor de bestraling. Daarnaast is de mogelijkheid van de kankercellen om zich te herstellen van de schade van de bestraling minder bij gelijktijdige toediening van chemotherapie. Bovendien houdt de chemotherapie ook zijn eigen celdodend effect. Gelijktijdige chemo-radiotherapie heeft een aantal voordelen boven bestraling alleen, maar veroorzaakt ook meer bijwerkingen. Uw arts informeert u over deze voor- en nadelen.

Inwendige bestraling

Bij inwendige bestraling wordt de tumor of een operatiegebied van dichtbij bestraald. Dit gebeurt met behulp van een radioactieve bron. De radiotherapeut-oncoloog plaatst een applicator in de vagina. De applicator is een plastic staaf met daarin een buisje, dat wordt aangesloten op het bestralingsapparaat. De radioactieve bron doorloopt daarna volgens een berekening een bepaald traject in een bepaalde tijd binnenin de applicator.

Na de inwendige bestraling blijft er géén straling achter in uw lichaam. U wordt dus niet radioactief.
Tijdens de inwendige bestraling verblijft u, vanwege de straling, in een speciale kamer. Als de bestralingen klaar zijn, bent u gelijk vrij van straling. En kunt u vlot weer naar huis. Deze behandeling vindt plaats in het UMCG. Daar krijgt u ook uitgebreidere informatie over deze behandeling.

De inwendige bestralingen vinden in totaal twee keer plaats en tussen de twee inwendige bestralingen door, krijgt u de laatste chemokuur toegediend.

Medicijnen

Behandeling met medicijnen bij baarmoederhalskanker kan bestaan uit chemotherapie of uit tabletten met hormonen. Chemotherapie wordt vaak als aanvullende behandeling bij bestraling of bij een
operatie geadviseerd; de hormoontabletten vormen vaak een ondersteunende behandeling om het bloedverlies te verminderen of te stoppen.

Chemotherapie

Bij chemotherapie wordt de deling van de kankercellen geremd. In het geval van baarmoederhalskanker wordt u in dit ziekenhuis behandeld met het middel Cisplatin. U krijgt gedurende de dag via een infuus een aantal middelen toegediend waaronder de kuur Cisplatin. Om uw nieren te beschermen tegen het middel, krijgt u daarnaast ook extra vocht toegediend. Ook kan chemotherapie helpen de klachten te verminderen bij een vergevorderd stadium van baarmoederhalskanker.

Kunt u zelf kiezen?

De gynaecoloog bespreekt de beste behandeling met u. De behandeling is in principe afhankelijk van de resultaten die gevonden zijn bij de verschillende onderzoeken. U bent zelf echter degene die beslist of u de voorgestelde behandeling wilt ondergaan. Het kan zijn dat de belasting of de mogelijke bijwerkingen of gevolgen van een behandeling voor u niet opwegen tegen de te verwachten resultaten. Het kan ook zijn dat u niet meer genezen kan, maar uw leven verder zo aangenaam mogelijk wilt maken. Dit kan met ondersteunende behandelingen zoals bestraling het bloedverlies verminderen of stoppen. Bespreek uw klachten en ideeën met uw arts en regieverpleegkundige.

Mogelijke bijwerkingen en complicaties

Meestal is de behandeling van baarmoederhalskanker een intensieve behandeling die veel energie vraagt. Vermoeidheidsklachten en een verminderde conditie kunnen maanden tot soms jaren aanhouden. Om uw klachten zoveel mogelijk te beperken is het mogelijk om tijdens de behandeling deel te nemen aan het programma ‘Fysiek herstel’. Dit is een programma waarbij u in groepsverband uw conditie op peil probeert te houden.

Wilt u liever na de behandeling werken aan uw conditie, kunt u in uw eigen woonplaats contact opnemen met een fysiotherapie praktijk waar speciale programma’s zijn voor mensen die behandeld worden/zijn voor kanker.

Gevolgen van de operatie

  • Vroege gevolgen:
    Zoals bij elke operatie kunnen complicaties optreden bij een operatie voor baarmoederhalskanker.

Late gevolgen:

  • Gevolgen voor de vruchtbaarheid
  • Als de baarmoeder verwijderd moet worden, kunt u niet meer zwanger worden. Wel bestaat er soms een mogelijkheid om één of beide eierstokken te behouden. Bespreek dit met uw gynaecoloog. Hij of zij kan u doorverwijzen naar de fertiliteitskliniek om daar de mogelijkheden samen te bespreken

Ongewenst urineverlies

Sommige vrouwen hebben na de operatie moeite met het ophouden van de urine. Dit kan komen doordat bij de operatie kleine zenuwen van de blaas beschadigd zijn. Dat is niet altijd te voorkomen. Als deze zenuwen niet goed meer werken, kan de blaas te vol raken. U verliest dan plotseling urine. De eerste maanden na de operatie is het daarom verstandig op geregelde tijden te gaan plassen. Meestal keert het signaal dat u moet plassen, na enige tijd geleidelijk weer terug.

Lymfoedeem

Na de operatie kan er vocht ophopen in de benen (zie ook www.kwf.nl).

Gevolgen van de bestraling

Vroege gevolgen:

  • Bij de bestraling worden ook gezonde cellen beschadigd. Hierdoor kunt u last hebben van vermoeidheid, frequente aandrang tot ontlasting, buikkrampen of diarree en soms kunnen er klachten optreden alsof er een blaasontsteking bestaat.
  • Na inwendige bestraling hebt u meestal weinig klachten. Soms is het plassen enkele dagen wat gevoelig.

Gevolgen van de chemotherapie

Vroege gevolgen:

  • De chemotherapie tasten ook gezonde cellen aan. Als gevolg hiervan kunnen er bijwerkingen optreden. Dunner wordend haar, misselijkheid, braken, darmstoornissen, een verhoogde kans op infecties, neuropathie (zenuwbeschadiging) en vermoeidheid zijn hiervan enkele voorbeelden. De behandeling met chemotherapie kan dan ook zwaar zijn. Sommige bijwerkingen kunnen met medicijnen worden tegengegaan. De bijwerkingen van de chemotherapie verminderen geleidelijk na het stoppen.

Late gevolgen:

  • Veel vrouwen zijn na een behandeling met chemotherapie nog lang moe.

Vervroegd in de overgang

Voor vrouwen die nog niet in de overgang waren, betekent verwijdering van de eierstokken dat zij vervroegd in de overgang komen. Net als de natuurlijke overgang kan dit verschijnselen veroorzaken als ‘opvliegers’, overmatige transpiratie en het afwisselend warm en koud hebben. Ook het krijgen van een droge vagina kan voorkomen. Als u nog niet in de overgang bent, zal ook de bestraling van de eierstokken tot gevolg hebben dat u in de overgang komt. Soms is het mogelijk om van tevoren een of beide eierstokken buiten het bestralingsgebied te plaatsen. Bespreek dit van te voren met uw arts.

Seksualiteit

Elke gynaecologische klacht, aandoening, onderzoek of behandeling kan gevolgen hebben voor uw seksueel functioneren. Ook hormonale veranderingen kunnen hierop van invloed zijn. Omdat het schedeweefsel bij de baarmoederhals is verwijderd, kan de schede iets korter zijn geworden. Hierdoor kan het vrijen anders aanvoelen. U kan een verwijzing krijgen naar de fysiotherapeut of seksuoloog bijvoorbeeld voor instructie voor het gebruik van pelottes.

Door de verwijdering van de eierstokken kan een tekort aan geslachtshormonen zijn ontstaan, waardoor de zin in vrijen kan zijn verminderd. Zie ook hoofdstuk 4, 'Informatie en ondersteuning'.

Kans op genezing

De kans op genezing bij kanker, en dus ook bij baarmoederhalskanker, wordt meestal uitgedrukt in vijf-jaars overleving (de overleving na een periode van vijf jaar na de behandeling). De vijf-jaarsoverleving van baarmoederhalskanker in een vroegstadium is heel gunstig.

Naarmate er na de behandeling gedurende langere tijd geen aanwijzingen zijn dat de baarmoederhalskanker terug is gekomen, wordt de kans dát deze terugkomt, steeds kleiner. Vijf jaar na de behandeling is deze kans zo klein geworden dat u niet meer gecontroleerd hoeft te worden. De overleving na vijf jaar voor baarmoederhalskanker is afhankelijk van het stadium. Wat u als individuele patiënt voor de toekomst mag verwachten, kunt u het beste met uw arts bespreken.

Nazorg en controle bij baarmoederhalskanker

Is de behandeling afgerond? Dan blijft u nog een tijd onder controle. Vaak krijgt u ook nog nazorg. De termen controle en nazorg worden soms door elkaar gebruikt. Ze worden ook wel follow-up genoemd.

Controles na de behandeling

De eerste jaren na de behandeling voor baarmoederhalskanker komt u geregeld op controle bij de gynaecoloog en/of radiotherapeut. De arts verricht inwendig onderzoek en maakt meestal een uitstrijkje.
Vaak wordt ook bloedonderzoek en zo nodig radiologisch of echoscopisch onderzoek verricht.
Verliest u bloed uit uw vagina? Neem dan altijd contact op met uw huisarts of specialist.

Nazorg

Uit het lichamelijk onderzoek of het gesprek met uw arts of verpleegkundige kan blijken dat u gebaat bent bij bepaalde nazorg. Deze zorg is bedoeld om de kwaliteit van leven te verbeteren en de levensduur te verlengen. Voorbeelden van nazorg zijn:

  • begeleiding door een fysiotherapeut om (weer) conditie op te bouwen;
  • begeleiding door een diëtiste om op een door u gewenst gewicht te komen en/of te blijven;
  • begeleiding door een psycholoog of maatschappelijk werker voor psychosociale zorg;
  • behandeling van de late gevolgen van de behandeling tegen kanker.

Om uw behoefte aan nazorg in kaart te brengen, kan de arts of verpleegkundige gebruik maken van de lastmeter.

Lastmeter

De lastmeter is een vragenlijst die u kunt invullen en vervolgens met uw arts of verpleegkundige bespreekt. Uit uw antwoorden op de vragen wordt duidelijk van welke problemen of zorgen u op dat moment last heeft. En of u behoefte heeft aan extra ondersteuning. De Lastmeter wordt bij voorkeur op verschillende momenten in het hele zorgproces ingevuld.

Belangrijke informatie

Bij iedere patiënt die wordt opgenomen in het ziekenhuis bespreekt de arts een reanimatiebeleid. Misschien bent u al bekend binnen ons ziekenhuis, dan is mogelijk dat het reanimatiebeleid al eerder met u is besproken en is het bekend bij ons in uw dossier. Tóch zal de arts dit voor de opname nogmaals checken. Lees hierover in de folder (niet-)reanimeren.

Overal waar mensen leven bestaan risico’s op valpartijen en ongelukken. Risico’s in onze directe omgeving, maar ook risico’s die we in ons lichaam met ons meedragen, door bijvoorbeeld ouder worden, een ziekte of aandoening. In deze folder geven wij u tips waarmee u de kans om te vallen, kunt verkleinen. Lees ook de folder 'Voorkomen dat u valt'.

Laatst gewijzigd 30 november 2021 / 7211 / P