Contact
  1. 7621-Aortaklepingreep TAVI (PID): H4 De TAVI

Patiënten Informatie Dossier

Waar wordt de ingreep gedaan?

 

De TAVI wordt op de hartkatheterisatiekamer uitgevoerd.

 

Een hartkatheterisatiekamer in Isala Hartcentrum

Een hartkatheterisatiekamer in Isala Hartcentrum

Wie zijn bij de TAVI aanwezig?

Bij de TAVI zijn aanwezig: een cardioloog, een thoraxchirurg, een anesthesist (alleen als u onder narcose gaat), HCK-laboranten en OK-assistenten. In totaal zijn er ongeveer 7 tot 9 mensen aanwezig.

Wat gebeurt er?

Op de hartkatheterisatiekamer worden de meest belangrijke aandachtspunten benoemd en gecontroleerd, dit is de Time Out Procedure. De specialist (cardioloog of thoraxchirurg) stelt u nog enkele vragen, waaronder uw naam en geboortedatum en welke ingreep u moet ondergaan.

Algehele narcose

U wordt aangesloten aan apparatuur waarmee we uw bloeddruk, hartritme en ademhaling goed in de gaten kunnen houden.
Als u onder narcose gaat, krijgt u van de anesthesist een zuurstofkapje op de mond en er wordt slaapmedicatie toegediend. Er wordt een tijdelijk plastic buisje (tube) ingebracht in de luchtpijp voor kunstmatige beademing tijdens de ingreep. U krijgt een infuus in uw pols (arterielijn).

Nadat u onder narcose gaat, wordt via de slokdarm een slang ingebracht voor het maken van een echo vooraf en tijdens de ingreep. Meer informatie hierover leest u in de folder Anesthesie bij Mitraclip of TAVI.

Bij de start van de ingreep wordt een tijdelijke pacemakerdraad ingebracht in de rechter hartkamer. Deze wordt gekoppeld aan een pacemaker buiten het lichaam (externe pacemaker). Tijdens de ingreep kan het hartritme of de prikkelgeleiding vertragen. Dan kan het nodig zijn om de pacemaker aan te zetten. Tijdens het plaatsen van de nieuwe klep wordt er altijd gebruik gemaakt van rapid pacing (heel snel hartritme) voor het plaatsen van de nieuwe hartklep. Hiervoor is ook de pacemaker nodig.

Vervolgens worden katheters (slangetjes) ingebracht via de bloedbaan. Eén voor het toedienen van contrastmiddel voor het goed in beeld brengen van de aortaklep en één voor het inbrengen van de nieuwe hartklep. Deze wordt in gekrompen toestand op het uiteinde van een katheter ingebracht en opgeschoven naar de plaats van uw eigen aortaklep. Wanneer de artsen zeker zijn van de juiste positie, wordt de nieuwe hartklep geplaatst. Tijdens het plaatsen worden de klepbladen van uw eigen hartklep aan de kant geduwd.

Na het plaatsen van de nieuwe hartklep worden controles gedaan om te zien of de positie en functie goed is. Dit gebeurt door middel van een echo en met contrastmiddel. En met behulp van drukmetingen. Hierna worden de katheters verwijderd. Verder worden de toegangswegen die gemaakt zijn om de ingreep te kunnen doen, gesloten. .

Wanneer het hartritme goed is, wordt de pacemakerdraad verwijderd. Mocht het nodig zijn, dan wordt een tijdelijke pacemaker gebruikt voor bewaking van het hartritme.
U wordt langzaam weer wakker op de hartkatheterisatiekamer. Vanaf de hartkatheterisatiekamer wordt u naar de afdeling hartbewaking gebracht voor observatie van onder andere het hartritme, bloeddruk, ademhaling en de insteekopeningen.

Lokale verdoving

Lokale verdoving wordt in het Engels ook wel 'no-sedation' genoemd. Bij lokale verdoving gaat u dus niet onder narcose. U krijgt wel rustgevende medicatie vooraf. U wordt aangesloten aan apparatuur voor de bewaking van uw bloeddruk, hartritme en ademhaling. U mag uw gehoorapparaten en gebitsprothese inhouden tijdens de ingreep. Voor de ingreep neemt de no-sedation laborant de gehele ingreep met u door. Tijdens de ingreep is hij/zij ook uw aanspreekpunt. Er is gedurende de hele ingreep contact tussen u en de no-sedation laborant.

Uw lies wordt lokaal verdoofd en tijdens de ingreep krijgt u pijnstilling mocht dit nodig zijn.
Bij het starten van de ingreep wordt een tijdelijke pacemakerdraad ingebracht in de rechter hartkamer. Deze wordt gekoppeld aan een pacemaker buiten het lichaam (externe pacemaker). Tijdens de ingreep kan het hartritme of de prikkelgeleiding vertragen. Dan kan het nodig zijn om de pacemaker aan te zetten. Tijdens het plaatsen van de nieuwe klep wordt er altijd gebruik gemaakt van rapid pacing (heel snel hartritme) voor het plaatsen van de nieuwe hartklep. Hiervoor is ook de pacemaker nodig.

Vervolgens worden katheters (slangetjes) ingebracht via de bloedbaan. Eén voor het toedienen van contrastmiddel voor beeldvorming van de aortaklep en één voor het inbrengen van de nieuwe hartklep. Deze wordt in gekrompen toestand op het uiteinde van een katheter ingebracht en opgeschoven naar de plaats van uw eigen aortaklep. Wanneer de artsen zeker zijn van de juiste positie, wordt de nieuwe hartklep geplaatst. Tijdens het plaatsen worden de klepbladen van uw eigen hartklep aan de kant geduwd.

Na het plaatsen van de nieuwe hartklep worden controles gedaan om te zien of de positie en functie goed is. Dit gebeurt door middel van een echo en met contrastmiddel en met behulp van drukmetingen. Hierna worden de katheters verwijderd en worden de toegangswegen die gemaakt zijn om de ingreep te kunnen doen, gesloten.
Wanneer het hartritme goed is, wordt de pacemakerdraad verwijderd. Mocht het nodig zijn, dan wordt een tijdelijke pacemaker gebruikt voor bewaking van het hartritme.

Na de ingreep gaat u direct terug naar de afdeling. Daar houden ze onder uw hartritme, de bloeddruk en de wond in de gaten.

Implantatie van de klepprothese via de liesslagader (transfemoraal)

De ingreep wordt uitgevoerd door een of twee interventiecardiologen in samenwerking met een hartchirurg. De katheters, die nodig zijn voor de behandeling worden via de liesslagader ingebracht.

Implantatie via de slagader onder het sleutelbeen (via subclavia)

De ingreep wordt uitgevoerd door een thoraxchirurg in samenwerking met een interventiecardioloog. De thoraxchirurg maakt een kleine opening in de huid net onder het linker sleutelbeen. Dan wordt de slagader zichtbaar, via een kleine opening in deze slagader worden catheters (slangetje) ingebracht die nodig zijn voor de behandeling.

Implantatie via de grote lichaamsslagader of aorta (transaortaal of direct aortic)

De ingreep wordt uitgevoerd door een thoraxchirurg in samenwerking met een interventiecardioloog. De thoraxchirurg maakt een kleine opening aan de bovenzijde van het borstbeen. Door deze opening is het opstijgende deel van de aorta zichtbaar. Via een kleine opening in de aorta worden catheters (slangetje) ingebracht die nodig zijn voor de behandeling.

Implantatie via de punt van het hart (transapicaal)

De ingreep wordt uitgevoerd door een thoraxchirurg in samenwerking met een interventiecardioloog. De thoraxchirurg maakt een kleine opening aan de linkerzijde van de borstkas tussen 2 ribben. Er wordt een kleine opening gemaakt in de punt van het hart (apex). Via deze opening worden catheters (slangetjes) ingebracht die nodig zijn voor de behandeling.

Hoe lang duurt het? 

De ingreep en het verblijf op de hartkatheterisatiekamer duurt gemiddeld 1,5 tot 3 uur.

Mogelijke complicaties van de behandeling

  • Er bestaat een kans op een geleidingsstoornis. Het kan noodzakelijk zijn een definitieve pacemaker in te brengen;
  • Door het opvoeren van de klep via de bloedbaan kunnen kalkdeeltjes loskomen van de binnenzijde van de aorta, waardoor er bijvoorbeeld een herseninfarct; nierfunctieverslechtering of een doorbloedingsstoornis van de benen ontstaat;
  • Er bestaat een risico van afsluiting van een kransslagader. De kans hierop is klein en zal zo mogelijk direct worden behandeld.
  • Er kan een bloeding optreden;
  • Verhoogde kans op acuut optredende verwardheid (delier) na de ingreep. U kunt hierdoor bijvoorbeeld vergeetachtig zijn, of zich onrustig of angstig voelen. Deze verschijnselen zijn van tijdelijke aard;
  • Er bestaat een kans op overlijden. 

Isala Hartcentrum heeft veel ervaring met aortaklepimplantaties. Als zich tijdens de implantatie via de TAVI methode een ernstige complicatie voordoet, wordt overwogen of een acute open hartoperatie mogelijk is. Opereren gebeurt dan met gebruik van de hartlongmachine.

Laatst gewijzigd 28 februari 2023 / 7621 / P