Vruchtbaarheidsbehandeling: IVF en ICSI Vruchtbaarheidsbehandeling: IVF en ICSI
- Isala
- Patiëntenfolders
- 6078-Vruchtbaarheidsbehandeling: IVF en ICSI
Bijlage van het PID Vruchtbaarheidsbehandeling
U heeft met de gynaecoloog of fertiliteitsarts gesproken over een IVF (in vitro fertilisatie)- of een ICSI (intracytoplasmatische spermacelinjectie)- behandeling. Voordat u met de behandeling begint, raden wij u aan deze informatie goed door te lezen. In deze folder leggen wij uit wat de belangrijkste stappen zijn van een IVF/ICSI-behandeling bij ons.
IVF-behandeling
IVF is een medische behandeling voor mensen die moeite hebben om zwanger te worden. Bij deze behandeling krijgt u hormonen om ervoor te zorgen dat er meer eicellen tegelijk groeien.
Tijdens een punctie prikt de arts de eiblaasjes 1 voor 1 aan en zuigt het vocht met hierin de eicellen op. Het vocht met de eicellen wordt onderzocht in het laboratorium. Hier worden de eicellen samengebracht met de zaadcellen. Zo kunnen ze bevrucht worden. Als een eicel bevrucht is en zich verder deelt, ontstaat er een embryo.
Een paar dagen later plaatst de arts het embryo in uw baarmoeder. Als er meer embryo’s zijn, kunnen die worden ingevroren. Deze ingevroren embryo’s kunnen later worden gebruikt.
Afbeelding 1: eierstok
Wie komt in aanmerking voor IVF?
U kunt een IVF-behandeling krijgen als er bij u en/of uw partner last sprake is van:
- afgesloten of verwijderde eileiders.
- een uitblijvende zwangerschap; u bent al langere tijd niet zwanger geworden en de arts weet niet precies waarom.
- een uitblijvende zwangerschap, ook na andere vruchtbaarheidsbehandelingen zoals IUI (waarbij zaadcellen direct in de baarmoeder worden ingebracht). IUI staat voor intra-uteriene inseminatie.
- uitblijvende zwangerschap na donorinseminaties.
- ernstige endometriose.
- verminderde spermakwaliteit.
- hormonale stoornissen.
- eiceldonatie, bijvoorbeeld als uw eierstokken geen (goede) eicellen aanmaken.
IVF in combinatie met erfelijk (genetisch) onderzoek of draagmoederschap vindt in het Isala Fertiliteitscentrum niet plaats. Hiervoor verwijzen wij u door naar een andere IVF-kliniek in een academisch ziekenhuis.
ICSI-behandeling
ICSI is een speciale vorm van IVF. Het grootste deel van de behandeling is hetzelfde als bij IVF. Alleen in het laboratorium gaat het anders. Bij ICSI kiest de laborant 1 zaadcel en brengt die in een rijpe eicel. Als de eicel bevrucht wordt en zich verder deelt, ontstaat er een embryo.
Wie komt in aanmerking voor ICSI?
U kunt een ICSI-behandeling krijgen als er bij u en/of uw partner sprake is van:
- minder dan 1 miljoen bewegende zaadcellen.
- het uitblijven van de bevruchting van alle eicellen bij een IVF-behandeling;
- een bevruchting van minder dan 20 procent van de eicellen bij een IVF-behandeling.
Kans op zwangerschap
Of u zwanger wordt met IVF of ICSI, hangt af van verschillende dingen. Bijvoorbeeld:
- uw leeftijd.
- of u eerder zwanger bent geweest.
- hoe lang u al probeert zwanger te worden.
- de oorzaak die de arts heeft gevonden.
Soms is een IVF- of ICSI-behandeling te riskant voor uw gezondheid. Dit kan zo zijn bij bepaalde ziektes of aandoeningen. Bijvoorbeeld bij:
- ernstige diabetes (suikerziekte)
- ernstig overgewicht (BMI boven 35)
- stoornissen in de bloedstolling
- ziekten aan het hart
- ernstige kwaadaardige ziekten
De behandeling en een zwangerschap kunnen risico’s geven voor vrouwen met deze aandoeningen. Soms is het niet veilig om met de behandeling te beginnen. Toch wordt de behandeling niet meteen uitgesloten. Het besluit wordt samen genomen met het IVF-team en de arts die u behandelt.
Psychische aandoeningen
Psychische aandoeningen, psychosociale omstandigheden en/of verslavingen kunnen een reden zijn voor het IVF-team om een negatief advies te geven. Dit gebeurt altijd in overleg met bijvoorbeeld een maatschappelijk werker, psycholoog, psychiater en/of andere betrokkenen.
Leeftijdgrens
In de meeste klinieken is de maximale leeftijd voor IVF of ICSI 41 jaar. Na die leeftijd wordt de behandeling meestal niet meer gedaan. Ook ons Isala fertiliteitscentrum houdt zich aan deze grens, volgens de landelijke richtlijn. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de kans op een levend geboren baby na 41 jaar veel kleiner wordt. Tegelijk nemen de risico’s tijdens de zwangerschap en bevalling toe.
In sommige gevallen kunnen vrouwen tussen de 41 en 43 jaar toch een IVF- of ICSI-behandeling krijgen. Dit hangt af van bijvoorbeeld de hormoonwaarden in het bloed en het aantal beschikbare eiblaasjes. Vrouwen mogen tot hun 50e nog wel een eerder ingevroren embryo terug laten plaatsen.
Infectieziekten
Patiënten met HIV kunnen in ons centrum geen IVF- of ICSI-behandeling krijgen. Dit komt door het risico op besmetting van de partner, de baby of andere patiënten. Deze patiënten verwijzen we naar het AMC in Amsterdam, waar wel behandelingen mogelijk zijn.
Hepatitis B
Patiënten met hepatitis B kunnen bij ons wel een IVF-behandeling krijgen, maar geen ICSI. Volgens de Nederlandse richtlijnen kan bij ICSI het virus in de eicel komen. Dit kan risico’s geven voor de baby. Het is nog niet precies bekend hoe groot die risico’s zijn en wat het effect is op het ongeboren kind.
Voordat u start met een IVF/ICSI-behandeling
Intakegesprek
Als u een verwijzing van uw huisarts heeft, krijgt u een afspraak voor een intakegesprek met de fertiliteitsarts of gynaecoloog. In dit gesprek kijkt de arts welke behandeling mogelijk is en welke onderzoeken nodig zijn. Later volgt een tweede gesprek. Dan bespreekt de arts de uitslagen van de onderzoeken met u. U krijgt uitleg over de behandeling en de mogelijke risico’s. Ook wordt er samen met u een behandelplan gemaakt.
Als de arts samen met u een behandelplan heeft gemaakt, kunt u worden ingepland voor de behandeling. De fertiliteitsverpleegkundige maakt dan een planning in overleg met u. Voor de meest actuele wachttijden voor intakegesprekken en behandelingen bij het Isala Fertiliteitscentrum kunt u kijken op onze website.
Tweede intakegesprek
Dit gesprek heeft u met een fertiliteitsverpleegkundige. De fertiliteitsverpleegkundige geeft uitleg over de behandeling en hoe en wanneer u kunt beginnen. U krijgt ook een behandelschema. Hierin staat duidelijk in welke volgorde de stappen van de behandeling gaan en welke medicijnen u moet gebruiken. U krijgt uitleg over hoe u de medicijnen moet injecteren, zodat u dit zelf kunt doen.
Onderzoek op infectieziekten
Bij de ICSI-behandeling, is het verplicht om bloedonderzoek te doen op hepatitis B, hepatitis C en HIV. Als de uitslag goed is (negatief), betekent dit dat u deze infecties niet heeft. Deze uitslag blijft 2 jaar geldig. Als bij u of uw partner een positieve uitslag wordt gevonden, verwijzen we u door naar een internist voor verder onderzoek.
Chromosomen en DNA-onderzoek
In sommige gevallen is het nodig om bij de man een chromosomen- en DNA-onderzoek te doen. Als dit bij u het geval is, bespreekt uw behandelend arts dit met u.
Behandelcontract
Tijdens het tweede intakegesprek ontvangt u een behandelcontract. Hierin worden uw en onze rechten en plichten vastgelegd voor de IVF- en ICSI-behandeling en voor het bewaren van embryo’s.
Postuumverklaring
Tijdens het tweede gesprek met de fertiliteitsverpleegkundige wordt ook besproken of het nodig is om een postuumverklaring op te stellen. Dit is een verklaring waarin staat wat er met ingevroren materiaal (zoals embryo’s) moet gebeuren als één van de partners overlijdt. Als één van de wensouders overlijdt, moeten de ingevroren embryo’s, zaadcellen of eicellen namelijk volgens de wet worden vernietigd. Dit gebeurt niet als er vooraf een schriftelijke verklaring is opgesteld. In die verklaring geeft u toestemming dat uw partner het ingevroren materiaal mag gebruiken om toch een zwangerschap tot stand te brengen na uw overlijden.
Foliumzuur
Foliumzuur is een belangrijke vitamine. U krijgt het binnen via gevarieerde voeding. Als u zwanger wilt worden, heeft uw lichaam extra foliumzuur nodig. Foliumzuur helpt om de kans op een open ruggetje of gespleten gehemelte bij de baby kleiner te maken.
Ons advies:
- Begin minimaal 4 weken voordat u zwanger wilt worden.
- Neem elke dag 1 tablet van 0,4 tot 0,5 milligram.
- Stop met foliumzuur na 10 weken zwangerschap.
- U kunt foliumzuur zonder recept kopen bij de apotheek of drogist.
Of is één van de ouders hiermee geboren? Dan heeft u meer foliumzuur nodig. Bespreek dit met uw arts.
Vitamine D
Vitamine D is ook belangrijk tijdens uw zwangerschap. Het helpt uw lichaam om calcium (kalk) op te nemen. Dat is goed voor uw botten én voor de botten van uw baby.
Ons advies:
- Neem elke dag 10 microgram vitamine D tijdens uw hele zwangerschap.
Koorts of gebruik van medicijnen kan de kwaliteit van sperma verminderen
Ons advies:
- Heeft u koorts (hoger dan 38 graden Celsius) of begint u met nieuwe medicijnen? Neem dan contact met ons op.
Een IVF/ICSI-behandeling bestaat uit de volgende stappen
Een IVF- of ICSI-behandeling bestaat uit 5 stappen. Hier bespreken we deze stappen. Maar eerst geven we een overzicht van medicijnen die u krijgt voorgeschreven.
Voorgeschreven medicijnen
Tijdens de IVF- of ICSI-behandeling zult u verschillende medicijnen voorgeschreven krijgen. Doel ervan is uw cyclus te reguleren en de follikels te laten ontwikkelen en rijpen. Alle medicijnen kunnen bijwerkingen geven, maar dat is zeker niet bij iedereen het geval. Ook de mate waarin dit voorkomt, kan per persoon en per cyclus verschillen.
Raadpleeg steeds uw behandelschema. Bij verkeerd gebruik kan het gevolg zijn dat we uw behandeling moeten afbreken.
Soortnaam | Merknaam | Werking |
Mogelijke bewerkingen |
---|---|---|---|
Anticonceptiepil |
Microgynon |
|
|
GnRh-agonist |
Decapeptyl Lucrin |
|
|
GnRh-antagonist | Cetrotide |
|
|
Gonadotrofinen (FSH) |
Gonal F Menopur Bemfola |
|
|
HCG | Ovitrelle Pregnyl |
|
|
Progesteron of HCG | Utrogestan Pregnyl Crinonegel |
|
|
Tabel 1: overzicht voorgeschreven medicijnen
Stap 1: Hormonale stimulatie
Soms is het nodig om vóór de start van de behandeling eerst de anticonceptiepil te gebruiken. Dit helpt om uw cyclus beter te regelen en de behandeling goed te plannen. Het slikken van de pil verkleint ook de kans op het ontstaan van cysten (vochtblaasjes) in de eierstokken.
Tijdens deze fase moet u elke dag een hormooninjectie zetten. Deze hormonen zorgen ervoor dat er meer eiblaasjes in uw eierstokken gaan groeien. Hoe uw lichaam reageert op de medicijnen is vooraf niet precies te voorspellen. Daarom krijgt u regelmatig een echo om te controleren hoe het gaat. Als er genoeg eiblaasjes zijn en ze groot genoeg zijn, plannen we de eicelpunctie in.
Tijdens de hormonale stimulatie krijgt u ook een extra medicijn. Dit medicijn zorgt ervoor dat uw eigen menstruatiecyclus tijdelijk wordt stilgelegd. Zo voorkomen we dat u te vroeg een eisprong krijgt. Ook dit medicijn geeft u zelf met een dagelijkse injectie.
Voorafgaand aan de punctie krijgt u een hCG-injectie. Deze injectie helpt de eicellen om goed te rijpen. Ook zorgt de injectie ervoor dat de eicellen loskomen in het blaasje. Zo kunnen ze samen met het vocht worden opgezogen.
Stap 2: follikelpunctie
- Voorafgaand aan de punctie kunt u het beste een licht ontbijt eten en niet te veel drinken.
- Het is belangrijk dat u op tijd komt.
- Als het nodig is, levert uw partner sperma in. Bij het inplannen van de punctie krijgt u een potje mee met een instructiebrief. Wij bespreken van tevoren deze instructies met u.
Hoe gaat een punctie?
Hieronder leggen we stap voor stap uit wat er gebeurt tijdens de punctie:
- Infuus en pijnstilling: u krijgt een infuus in uw arm. Vlak voor de punctie krijgt u via dit infuus een pijnstiller. Deze werkt snel. U kunt er slaperig of suf van worden.
- De arts brengt een 'eendenbek' (speculum) in uw vagina. Daarna maakt de arts uw vagina schoon met water.
- De arts brengt een echo-apparaat via uw vagina naar binnen. Aan dit apparaat zit een dunne, holle naald. Met deze naald prikt de arts door uw vaginawand naar de eierstok. Op het scherm ziet de arts de eiblaasjes en zuigt ze leeg. Dit duurt ongeveer 5 tot 10 minuten.
- Het vocht uit de eiblaasjes wordt opgevangen in buisjes. Een analist bekijkt dit vocht in het laboratorium en telt hoeveel eicellen er zijn.
- U gaat naar de uitslaapkamer om even bij te komen. Voordat u naar huis gaat, hoort u hoeveel eicellen er zijn gevonden. Als het van toepassing is, hoort u ook de kwaliteit van het sperma.
Afbeelding 2: de punctie
Na de punctie
- Niet autorijden
Door de medicijnen die u heeft gekregen, mag u na de punctie niet zelf autorijden. - Rust en drinken
We raden aan om de rest van de dag rustig aan te doen. Drink ook voldoende water. - Lichte klachten
U kunt wat buikpijn of vaginaal bloedverlies hebben. Dit is normaal en wordt vanzelf minder. Bij pijn mag u paracetamol gebruiken: maximaal 4 keer per dag 1000 mg.
Wanneer bellen?
Wordt de pijn of het bloedverlies erger? Neem dan direct contact op met de fertiliteitsverpleegkundige.
Vaginale capsules
Na de punctie begint u met vaginale capsules (Utrogestan®). Deze helpen om uw baarmoeder goed voor te bereiden op de terugplaatsing van het embryo.
Stap 3: Bevruchting in het laboratorium
Voorbereiding
Als het nodig is, levert uw partner op de dag van de punctie sperma in. In het laboratorium wordt het sperma opgewerkt. De bewegende zaadcellen worden gescheiden van de zaadcellen die niet bewegen. Ook worden de eicellen uit het follikelvocht opgezogen en weggezet in een kweekschaaltje voor bevruchting later op de dag.
We gebruiken een digitaal controlesysteem (Matcher) om verwisseling van materiaal te voorkomen.
Bij een IVF-behandeling
wordt ongeveer 4 uur na de punctie een deel van de opgewerkte zaadcellen bij de eicellen in een kweekschaaltje gebracht. Daarna gaan eicellen en zaadcellen terug in de kweekstoof.
Bij een ICSI-behandeling
worden de rijpe eicellen en de zaadcellen in aparte kweekdruppels gebracht. Onder de microscoop zoekt de laboratoriummedewerker een zaadcel van goede kwaliteit. Deze zaadcel wordt opgezogen met een holle naald en in een eicel geprikt. Als alle eicellen geïnjecteerd zijn, worden ze in een schaaltje met kweekvloeistof in de kweekstoof gezet.
Bevruchting van de eicellen
De dag na de punctie wordt gekeken of de eicellen zijn bevrucht. Het is goed om te weten dat niet alle eicellen bevrucht worden. Als er wel bevruchting is, kunnen de eicellen zich verder ontwikkelen tot embryo’s. U krijgt een bericht via BeterDichtbij als er een bevruchting heeft plaatsgevonden. Als dat zo is, wordt er een moment gepland voor de terugplaatsing van het embryo.
Geen bevruchting
Het kan helaas gebeuren dat er geen eicel is bevrucht. Als dat zo is, krijgt u hierover een telefoontje van iemand van het laboratorium. Daarna neemt ook de verpleegkundige contact met u op om samen te bespreken wat er verder gebeurt.
Stap 4: Embryoplaatsing
Bent u jonger dan 38 jaar?
- Dan mag er bij de eerste en tweede IVF- of ICSI-behandeling maar 1 embryo worden teruggeplaatst. Dit is een vaste regel in Nederland.
- Bij de derde IVF- of ICSI-behandeling en bij vrouwen van 38 jaar of ouder mogen er maximaal 2 embryo’s per keer worden teruggeplaatst. U kunt er ook voor kiezen om maar 1 embryo terug te laten plaatsen. Dit verkleint de kans op een meerlingzwangerschap. Bespreek samen met uw arts wat in uw situatie het beste is.
Soms toch maar één embryo
Voorbereiding
- In het laboratorium selecteren ze 1 of 2 embryo’s voor plaatsing. Als er meer embryo's ontstaan, dan kunnen deze worden ingevroren voor een latere plaatsing. De afspraken hierover bespreken wij met u voorafgaand aan de punctie.
- Het is belangrijk dat u op het afgesproken tijdstip naar het fertiliteitscentrum komt met een halfvolle blaas. Dit vergemakkelijkt de plaatsing van de katheter in de baarmoeder.
In de behandelkamer
- Zorg dat u op tijd bent voor uw afspraak. Het is ook belangrijk dat uw blaas goed gevuld is. Dat maakt het terugplaatsen van het embryo makkelijker.
-
Voor de terugplaatsing controleren de arts en de laboratoriummedewerker samen of het juiste embryo klaarstaat. Dit gebeurt met een speciaal controlesysteem, het Matcher-systeem. De laboratoriummedewerker controleert uw naam en geboortedatum en legt uit:
- hoe de embryo’s zich hebben ontwikkeld
- wat de kwaliteit is van het embryo
- en of er embryo’s zijn ingevroren voor later. - De arts brengt een eendenbek in uw vagina. Daarna verwijdert de arts mogelijk slijm of resten van Utrogestan®. Vervolgens brengt de arts een katheter (een dun slangetje) in uw baarmoeder. Tegelijk maakt de arts een echo via uw buik om te zien waar de katheter precies zit. Met een dunner slangetje wordt het embryo voorzichtig naar binnen geschoven, onder begeleiding van de echo. Na de plaatsing controleert de arts of het slangetje leeg is.
- Het plaatsen van een embryo is meestal makkelijk en doet geen pijn. Na de ingreep mag u meteen opstaan, plassen als dat nodig is, en naar huis gaan.
Na de embryoplaatsing
Na de terugplaatsing kunt u zelf weinig doen om de innesteling te helpen. U blijft Utrogestan® gebruiken tot aan de zwangerschapstest. U mag uw dagelijkse werk gewoon doen. Maar probeer in de eerste dagen geen zware dingen te tillen en niet intensief te sporten.
Zwangerschapstest
U spreekt samen met de arts of verpleegkundige af op welke dag u de zwangerschapstest doet. Dit geldt ook als u al menstrueert. Gebruik voor de test uw eerste ochtendurine. Geef de uitslag van de test door aan de verpleegkundige van het fertiliteitscentrum. Zij bespreekt dan met u wat de volgende stap is.
Stap 5: Uitslag
Een echo
Als u zwanger bent, krijgt u rond de achtste week een eerste echo. De arts kijkt dan: of het hartje klopt, of er geen buitenbaarmoederlijke zwangerschap of miskraam is, of de groei goed gaat en of u een eenling of meerling verwacht. Daarna bespreekt de arts met u welke prenatale onderzoeken mogelijk zijn. Ook hoort u waar u uw zwangerschapscontroles kunt doen: bij de verloskundige of bij de gynaecoloog.
Meer informatie over zwangerschap en voeding
- Voor tips over gezonde voeding tijdens de zwangerschap kunt u kijken op de website van het Voedingscentrum: www.voedingscentrum.nl.
- Voor algemene informatie over zwangerschap kunt u terecht op de website van het RIVM: www.rivm.nl.
Als het niet lukt om zwanger te worden
Niet alle IVF- of ICSI-behandelingen leiden tot een zwangerschap. Dat is net als bij een natuurlijke bevruchting. Dit kan een teleurstelling zijn en u kunt zich verdrietig voelen. Als u hulp nodig heeft om dit te verwerken, kunt u ondersteuning krijgen van een medisch maatschappelijk werker. Zij kunnen u helpen omgaan met uw gevoelens.
Evaluatiegesprek
Als een eerste of tweede IVF- of ICSI-behandeling niet is gelukt, kunt u behoefte hebben aan een gesprek met de arts. Geef dit dan door aan de fertiliteitsverpleegkundige. Tijdens het gesprek kunt u uw vragen stellen. De arts kijkt samen met u of het behandelplan moet worden aangepast. Soms nodigen wij u zelf uit voor een evaluatiegesprek, bijvoorbeeld als het resultaat van de behandeling tegenviel. De arts bespreekt dan met u of u de behandeling wilt en kunt voortzetten, en of dat medisch zinvol is.
Mogelijke risico's
We doen ons best om uw behandeling goed te laten verlopen. Toch zijn er altijd risico’s die bij de behandeling horen. Maar de kans hierop is klein.
Lage opbrengst
Soms reageert uw lichaam niet goed op de hormonen. De arts kan dan besluiten om de behandeling al vóór de punctie te stoppen. Dit telt niet mee voor uw verzekering. We kijken dan of we bij een volgende poging de hoeveelheid hormonen kunnen verhogen. Als uw lichaam ook bij de hoogste dosering niet reageert, is een IVF/ICSI-behandeling met uw eigen eicellen niet mogelijk. De arts bespreekt dan andere mogelijkheden met u. Een lage opbrengst komt vaker voor bij vrouwen die ouder zijn dan 38 jaar of een lage eicelvoorraad hebben.
Allergische reactie
Na een injectie kunt u een lichte huidreactie krijgen, zoals:
- roodheid
- gevoeligheid
- zwelling
- of jeuk.
Het is belangrijk dat u deze klachten altijd meldt. Ernstige allergische reacties komen bijna nooit voor.
Bent u overgevoelig voor antibiotica of pijnstillers?
Geef dit dan voor de start van de behandeling door aan uw arts. De arts kan dan, als het nodig is, een ander medicijn voorschrijven.
Overstimulatie
Bij ongeveer 2% van de IVF- of ICSI-behandelingen ontstaat overstimulatie. Dit komt vaker voor bij jonge vrouwen of vrouwen met het PCO-syndroom. Bij overstimulatie maakt het lichaam te veel eiblaasjes aan. U kunt dan last krijgen van:
- een opgeblazen gevoel
- misselijkheid
- buikpijn
- of kortademigheid.
In ernstige gevallen kan het bloed dikker worden. Hierdoor kan een trombosebeen of longembolie ontstaan. De klachten worden meestal minder door rust te nemen en veel te drinken. Soms zijn extra controles nodig. In ernstige gevallen is een opname in het ziekenhuis nodig.
Bij overstimulatie kunnen de eierstokken groter worden. Een vergrote eierstok kan kantelen. Dit kan plotseling zorgen voor hevige buikpijn. Krijgt u opeens ernstige buikpijn? Neem dan direct contact op met de fertiliteitsafdeling.
Als er te veel follikels groeien of uw hormoonwaarden te hoog zijn, stoppen we de behandeling. U krijgt dan geen hCG-injectie. Ook krijgt u het advies om geen onbeschermde seks te hebben. Om uw cyclus goed af te sluiten, krijgt u medicijnen. Bij een volgende behandeling krijgt u een lagere dosis hormonen.
Neem bij hevige buikpijn, kortademigheid, koorts boven 38 graden Celsius, snelle gewichtstoename of toename van uw buikomvang contact op met het fertiliteitscentrum.
Infectie
Tijdens de punctie kunnen er bacteriën in uw eierstokken komen. Meestal ruimt uw lichaam deze bacteriën zelf op. Soms ontstaat er een infectie. U kunt dan klachten krijgen zoals:
- buikpijn
- abnormale vaginale afscheiding
- koorts
- of u voelt zich ziek.
Heeft u deze klachten? Neem dan contact met ons op.
Als uit onderzoek blijkt dat u een infectie heeft, krijgt u antibiotica. Sommige vrouwen hebben meer kans op een infectie, bijvoorbeeld bij endometriose. Zij krijgen voorafgaand aan de punctie al antibiotica om een infectie te voorkomen.
Nabloeding
Na de punctie is het normaal dat u wat bloed verliest. Soms begint het bloeden al tijdens of direct na de punctie. Meestal stopt het bloeden snel als we er een gaasje op drukken. Als het nodig is, zetten we een hechting om het bloeden te stoppen. De kans op een inwendige bloeding is heel klein.
Miskraam of buitenbaarmoederlijke zwangerschap
Helaas kan een zwangerschap misgaan, bijvoorbeeld door een miskraam of een buitenbaarmoederlijke zwangerschap. Ook een meerlingzwangerschap brengt risico’s met zich mee.
Miskraam
Bij een IVF- of ICSI-behandeling is de kans op een miskraam iets groter: namelijk 20 tot 25 procent. Dit komt vaak doordat vrouwen die deze behandeling doen, wat ouder zijn. Ook wordt er vaak al vroeg getest of u zwanger bent. Daardoor wordt een miskraam sneller opgemerkt.
Buitenbaarmoederlijke zwangerschap
Soms nestelt een embryo zich buiten de baarmoeder, meestal in de eileider. Dit is gevaarlijk, want in de eileider is geen ruimte groei. De eileider kan dan scheuren. U kunt dan plotseling erge buikpijn krijgen en bloed verliezen. Heeft u deze klachten? Neem dan direct contact op met het fertiliteitscentrum.
Meerlingzwangerschap
Bij een tweeling of drieling zijn er meer risico’s. De baby’s kunnen te vroeg geboren worden of minder goed groeien. Ook voor de moeder is de kans op problemen groter. Als er 2 embryo’s worden teruggeplaatst, is de kans op een tweeling ongeveer 20 tot 25 procent. De kans op een drieling is ongeveer 1 procent.
Kans op aangeboren afwijkingen
Uit onderzoek is gebleken dat kinderen die zijn geboren uit IVF/ICSI-zwangerschappen, geen grotere kans hebben op een aangeboren afwijking vergeleken met kinderen geboren uit natuurlijk ontstane zwangerschappen. Prenatale diagnostiek (onderzoek vóór de geboorte) wordt dan ook niet standaard geadviseerd, alleen als hier aanleiding voor is.
IVF/ICSI-kinderen hebben wel een iets grotere kans op een vroeggeboorte, op groeiachterstand en op een iets lager geboortegewicht. Een mogelijke verklaring voor deze kleine verschillen is het feit dat de gemiddelde leeftijd van vrouwen die een IVF/ICSI-behandeling ondergaan iets hoger is.
Effecten op lange termijn
IVF en ICSI zijn relatief jonge behandelmethoden. Over de gevolgen op langere termijn bestaat nog geen volledige duidelijkheid. Hier wordt wel steeds onderzoek naar gedaan.
Kans op kanker na IVF of ICSI bij vrouwen
Tijdens een IVF- of ICSI-behandeling krijgt de vrouw hormonen om de eierstokken te stimuleren. Uit onderzoek blijkt dat vrouwen hierdoor geen grotere kans hebben op kanker. Dit geldt voor:
- eierstokkanker
- borstkanker
- melanoom (vorm van huidkanker)
- en baarmoederhalskanker.
Onbekende gevolgen voor het kind
Hoewel de IVF-behandeling sinds de jaren tachtig routinematig wordt toegepast, zijn er mogelijk gevolgen op de lange termijn die nu nog niet bekend zijn. Het oudste IVF-kind is geboren in 1978. Het oudste ICSI-kind is van begin jaren negentig. Of er op langere termijn ontwikkelingsstoornissen kunnen optreden, valt daarom nog niet met zekerheid te zeggen. Om deze reden gaan we voor uw IVF/ICSI-procedure een behandelovereenkomst aan, waarin onder meer is vastgelegd dat alle medewerkers van Isala Fertiliteitscentrum niet verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor de fysieke en/of mentale eigenschappen van door IVF en ICSI verwekte kinderen.
Contact
Heeft u nog vragen, dan kunt u bellen met:
Fertiliteitscentrum
088 624 52 24 (bereikbaar van maandag tot en met vrijdag van 8.30 tot 16.00 uur en in het weekend, in dringende gevallen, van 9.00 tot 12.00 uur)