Contact
  1. 6047-Operatie hersentumor

Bijlage van het PID Hersentumor

In deze bijlage leest u meer over de operatie van een hersentumor. Deze operatie noemen we een craniotomie. Tijdens deze operatie wordt via een luikje in de schedel het tumorweefsel voor een deel of helemaal verwijderd.

Waarom een craniotomie?

Voordat een craniotomie kan plaatsvinden, wordt er eerst een MRI scan gemaakt. Met de resultaten van deze MRI wordt een vermoedelijke diagnose vastgesteld. Het gaat dus nog niet om een definitieve diagnose, maar om wat de artsen verwachten dat er aan de hand is. De uitslag van de MRI wordt door de neurochirurg met u besproken voor de operatie. 

Het gaat in dit geval om patiënten waarvan de artsen denken dat ze:

  • een hersentumor hebben die in de hersenen zelf is ontstaan;
  • een uitzaaiing in de hersenen hebben van een tumor op een andere plaats in het lichaam;
  • een hersenvliestumor (meningeoom) hebben;
  • een ander type tumor hebben;
  • weefsel hebben dat beschadigd is geraakt door bestraling (radiocrenose).

Een craniotomie kan plaatsvinden om:

  • een stukje hersenweefsel te verwijderen voor onderzoek (open biopsie).
  • zoveel mogelijk tumorweefsel te verwijderen (tumorresectie). Ook dit weefsel wordt onderzocht.

De patholoog onderzoekt het verwijderde tumorweefsel. Hieruit volgt een definitieve diagnose.

Door tumorresectie kan ook druk binnen de schedel opgeheven worden. Verschijnselen als hoofdpijn, misselijkheid, krachtvermindering, problemen met praten en gedragsveranderingen kunnen daarna mogelijk verdwijnen of minder worden.

Voorbereiding

De neurochirurg bespreekt met u de reden van een craniotomie, de risico’s en de te verwachten opnameduur. Ook het gebruik van medicijnen wordt besproken.

U moet voor de operatie met het gebruik van sommige medicijnen stoppen. Dit geldt vooral voor medicijnen die van invloed zijn op de bloedstolling en sommige pijnstillers. De neurochirurg en/of anesthesioloog vertelt u of en met welk medicijn u moet stoppen.

Informatie en tips over de opname in Isala vindt u in de brochure Opname in Isala.

Problemen

Bij elke operatie bestaat een risico op problemen. De kans op problemen bij een craniotomie hangt samen met de plaats van de tumor in de hersenen. Deze problemen kunnen blijvende gevolgen hebben. Mogelijke gevolgen zijn:

  • verlammingen;
  • spraakproblemen;
  • bloeding;
  • ontsteking;
  • overlijden.

De neurochirurg bespreekt met u de kans op problemen voor uw specifieke situatie.

Opname

De dag vóór de operatie

Op de dag voor de operatie vinden de volgende voorbereidingen plaats:

  • De verpleegkundige van de verpleegafdeling meet uw polsslag, bloeddruk en temperatuur.
  • Als dat nodig is, volgen er onderzoeken zoals bloedonderzoek of een MRI-scan.
  • U krijgt het medicijn Dexamethason. Als u dit medicijn al gebruikt, dan wordt de hoeveelheid opgehoogd.
  • Op de dagen dat u Dexamethason gebruikt, wordt uw bloedsuikerspiegel regelmatig gecontroleerd.
  • Meer informatie over het medicijn Dexamethason vindt u in de bijlage ‘Dexamethason’ (hoofdstuk 6 van het PID Hersentumoren).
  • Ter voorkoming van een ontsteking, wast u uw haar/hoofdhuid met Betadine shampoo. Dit is een desinfecterende shampoo, die u krijgt van de verpleegkundige.
  • In overleg met de verpleegkundige kunt u een kijkje nemen op de afdeling Intensive care.
  • De voedingsassistente bespreekt met u uw dieetwensen.
  • Na overleg met de anesthesioloog krijgt u een slaaptablet voor een goede nachtrust, als u dat wilt.

De dag van de operatie

Voor de operatie vinden de volgende voorbereidingen plaats:

  • Vanaf 24.00 uur ’s nachts moet u nuchter zijn voor de operatie.
  • Vóór de operatie moet u zich douchen. Uw haar of hoofdhuid wast u nog een keer met Betadine shampoo.
  • U mag geen deodorant of make-up gebruiken. Wij vragen u om nagellak te verwijderen en sieraden af te doen.
  • Een uur voor de operatie krijgt u operatiekleding aan: een blauw hemdje en een papieren onderbroek.
  • U krijgt paracetamol en eventueel een rustgevend tabletje, als de anesthesioloog dat met u heeft afgesproken.
  • Een eventuele gebitsprothese, gehoorapparaat of bril doet u uit/af nadat u de rustgevende medicijnen heeft ingenomen of als u weggebracht wordt.
  • Als u aan de beurt bent, brengen de verpleegkundigen van de afdeling u naar de voorbereidingsruimte van de operatiekamer (holding). Daar wordt u op de operatietafel geholpen en vervolgens naar de operatiekamer gereden.
  • De anesthesieassistent sluit u aan op de hartbewaking (monitor). U krijgt een bloeddrukband om en een infuus in uw arm. Via het infuus worden de narcosemiddelen ingespoten. Deze middelen werken zeer snel. U wordt volledig verdoofd en valt tijdelijk in een diepe slaap.

De operatie

Tijdens de operatie opent de neurochirurg de hoofdhuid om bij de schedel te komen. Eerst wordt op die plek het haar weggeschoren. De neurochirurg maakt vervolgens in het schedelbot een soort ’luikje’, zodat de plek van de operatie zichtbaar wordt. Daarna kan de tumor helemaal of voor een deel verwijderd worden. Hierna wordt de schedel weer gesloten en de huid gehecht. De operatie kan enkele uren duren.

De neurochirurg kan op drie manieren de tumor zo nauwkeurig mogelijk verwijderen en het omliggende weefsel zo goed mogelijk sparen. Hij bespreekt dit natuurlijk met u voor de operatie. Deze drie manieren zijn:

  1. Neuronavigatie
    Bij deze methode wordt op de dag voor de operatie een MRI gemaakt. Tijdens de operatie wordt met camera’s vastgelegd waar de neurochirurg precies opereert. Deze beelden worden gekoppeld aan de MRI-beelden. Daardoor krijgt de neurochirurg zo goed mogelijk informatie over de plaats van het tumorweefsel en de plaats waar hij opereert.
  2. Gliolan of 5 ALA
    Bij deze methode wordt gebruik gemaakt van de stof gliolan of 5 ALA. De stof gliolan wordt vooral door de tumorcellen opgenomen. Het heeft fluorescerende eigenschappen: het kan oplichten. Tijdens de operatie wordt gebruik gemaakt van een speciaal filter op een microscoop. De gliolan licht op. Hierdoor weet de neurochirurg waar het tumorweefsel zich bevindt.
    Dit stofje krijgt u van de verpleegkundige in de vorm van een zuur drankje, een aantal uren voor de operatie. Na het drinken van het drankje blijft u in bed. Om uw bed wordt een soort tent geplaatst. Als u in het daglicht zou blijven liggen, zou uw huid door dit stofje kunnen verbranden.
  3. Wakker craniotomie
    In specifieke situaties stelt de neurochirurg voor een deel van de operatie niet onder volledige narcose uit te voeren. U bent dan dus wakker tijdens de operatie. Dat maakt het mogelijk spraak en/of bewegingen van de patiënt tijdens de operatie te testen.
    Het hersenweefsel dat mogelijk ziek is, wordt tijdens de operatie geprikkeld. Daardoor kan de functie als het ware tijdelijk worden uitgeschakeld. U kunt dan bijvoorbeeld uw arm niet optillen of niet goed tot tien tellen. Door met u te praten tijdens de operatie, wordt dit getest. Als tijdelijke uitval van een functie wordt waargenomen, weet de chirurg dat hij dit geprikkelde weefsel niet kan verwijderen.
    Voor deze operatie krijgt u een speciale voorbereiding: een Functionele MRI. Tijdens het maken van deze MRI krijgt u opdrachten, zoals uw handen of voeten bewegen of woorden lezen. U spreekt met een anesthesioloog die deskundig is op het gebied van deze operatie. Ook spreekt u met de logopedist, die de testen tijdens de operatie bij u uitvoert.

Na de operatie

Na de operatie wordt u wakker op de uitslaapkamer (recovery). De verpleegkundige van de uitslaapkamer neemt contact op met uw contactpersoon om te vertellen dat de operatie achter de rug is.

U ligt aan een monitor, zodat de verpleegkundige uw hartslag, ademhaling en bloeddruk kan controleren. Ook worden er regelmatig (neurologische) controles uitgevoerd. Er wordt getest of en wanneer u uw ogen opent, hoe de bewegingen zijn en hoe uw spraak is.

Het is mogelijk dat u na de operatie niet meteen kunt praten, omdat u nog beademd moet worden via een buisje in uw keel.

U heeft een strak verband om uw hoofd dat de wond bedekt. In de wond laat de neurochirurg meestal één wonddrain achter. Een drain is een slangetje dat wondvocht en bloed afvoert. Ook heeft u nog een infuus, zuurstofslangetje en een urinekatheter.

Als u pijn heeft of misselijk bent, kunt u dit melden bij de verpleegkundige. De verpleegkundige vraagt u hoeveel pijn u heeft. U geeft dit aan via een pijnscore: een cijfer tussen de 1 en 10. De verpleegkundige kan u medicijnen tegen de pijn geven als dat nodig is.

Naar de Intensive care

Als alle controles in orde zijn, geeft de anesthesioloog toestemming om u naar de afdeling Intensive care (IC) over te plaatsen. U wordt opgehaald door de verpleegkundigen van de IC. Zij geven aan uw contactpersoon door dat u op de IC ligt. Ook overleggen zij wanneer u bezoek kunt ontvangen.

Om u goed in de gaten te houden, wordt u op de IC opnieuw op de monitor aangesloten. Ook worden de neurologische functies regelmatig beoordeeld. U mag na de operatie weer eten en drinken, afhankelijk van hoe u zich voelt. U mag op de dag van de operatie geen slaapmedicijnen gebruiken.

Hoe lang u op de IC blijft, hangt af van uw lichamelijke conditie, de neurologische functies en eventueel de bloedwaarden. U blijft altijd minimaal één nacht.

Van IC naar de verpleegafdeling

De neurochirurg bepaalt samen met de arts van de IC (de intensivist) wanneer u weer naar de verpleegafdeling kunt.

U wordt opgehaald door verpleegkundigen van de afdeling. Meestal heeft de patiënt dan nog een infuus, een drain en een urinekatheter. Op het moment dat u zelf weer voldoende kunt eten en drinken en u geen medicijnen meer via het infuus krijgt, wordt het infuus verwijderd. De drain en het strakke verband worden door de verpleegkundige verwijderd in overleg met de neurochirurg. De urinekatheter wordt meestal verwijderd op de dag dat een patiënt terug komt op de verpleegafdeling of de volgende ochtend.

Afhankelijk van de plaats van de operatie kan uw hoofd gezwollen zijn. Ook kan de huid verkleurd zijn door een bloeduitstorting.

De pijnscore wordt ook op de verpleegafdeling bijgehouden door de verpleegkundigen.

Als u het lichamelijk aankunt, wordt u uit bed geholpen. U wordt, als dit nodig is, geholpen met wassen, aankleden, naar de wc gaan, eten en drinken.

Voorbereiding op ontslag

De arts bespreekt met u wanneer u weer naar huis mag. De arts en verpleegkundige bespreken ook met u of u thuiszorg nodig heeft. Het kan zijn dat u hulp nodig heeft bij uw verzorging of bij het huishouden. Als u hulp nodig heeft bij het aanvragen van thuiszorg, dan kan dit via het Isala Transferbureau. Hierover kunt u meer lezen in de folder ‘Zorg na ziekenhuisopname’.

Soms is het nodig dat u extra hulp krijgt bij het lichamelijk herstel. De revalidatiearts bespreekt dit dan met u.

Dag van ontslag

De verpleegkundige bespreekt met u hoe laat u naar huis kunt. Voordat u naar huis gaat, heeft u nog een ontslaggesprek met een verpleegkundige. Zij bespreekt dan met u de informatie uit de folder 'Na een operatie aan de hersenen'.

Uitslag weefselonderzoek en vervolg

De uitslag van het weefselonderzoek is over het algemeen binnen tien dagen bekend.

Regelmatig vindt nog aanvullend onderzoek van het weefsel plaats in een ander laboratorium. Het kan dan twee tot drie weken duren voor de volledige uitslag bekend is. Dit zegt niets over de ernst van de aandoening.

Als de uitslag van het weefselonderzoek bekend is, wordt u gebeld om een poliklinische afspraak met de neurochirurg te maken. Ligt u nog in Isala, dan wordt op de verpleegafdeling een afspraak voor dit uitslaggesprek gemaakt. Als u bent overgeplaatst naar een ander ziekenhuis, krijgt u de uitslag te horen via uw neuroloog in uw eigen ziekenhuis.

Vaak wordt de uitslag besproken in een multidisciplinair overleg. Verschillende artsen bespreken daar samen de resultaten en doen een voorstel voor vervolgbehandeling en/ of controle.

De neurochirurg of neuroloog bespreekt de uitslag van het weefselonderzoek met u en uw naasten. Hij doet een (voorlopig) voorstel voor vervolgbehandeling en/of controle, als dat nodig is.

Laatst gewijzigd 30 november 2021 / 6047 / P