Contact
  1. 6675-Hersentumoren (PID): H3 Behandeling hersentumor

Patiënten Informatie Dossier

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de behandelingen en controles die mogelijk zijn bij een hersentumor.

Behandelplan

Bij verdenking op een hersentumor bespreekt een multidisciplinair team uw situatie (zie hoofdstuk 2 van het PID Hersentumoren). Het team maakt een behandelplan voor uw persoonlijke situatie. De behandeling hangt af van de aard en plaats van de hersentumor. Uw leeftijd en algehele conditie spelen ook een rol. In het behandelplan kijken wij niet alleen naar de levensverwachting, maar ook naar de kwaliteit van leven. Uiteraard bespreken wij uw behandelplan zorgvuldig met u. U beslist uiteindelijk samen met uw arts met welke behandeling u start.

Soms kan voor een afwachtend beleid worden gekozen. Dat betekent dat u in eerste instantie niet start met een behandeling. Dit is mogelijk als u een laaggradige hersentumor heeft en u geen of weinig klachten heeft. Wel blijft u onder controle bij de neuroloog en krijgt u regelmatig MRI-scans.

In sommige situaties is het de beste keus om geen behandeling te geven tegen de tumor zelf. Dan is het beter om te kiezen voor een behandeling die symptomen of klachten van de tumor vermindert.

Behandelingen

De volgende behandelingen zijn mogelijk:

Operatie

Over een hersenoperatie leest u meer in de bijlage 'Operatie van een hersentumor' (hoofdstuk 6 van het PID Hersentumoren).

Bestraling (radiotherapie)

Bestraling is een plaatselijke behandeling van een tumor. Tijdens de behandeling ligt u onder of in het apparaat dat de straling uitzendt. Sneldelende cellen, zoals tumorcellen, zijn gevoelig voor deze straling en hun groei kan hiermee worden geremd. 

De radiotherapeut bespreekt met u welke bestraling het meest geschikt is voor uw situatie. Bij Isala kunt u een bestraling met fotonen en met de Gamma Knife krijgen.

  • Snelgroeiende gliomen worden meestal behandeld met fotonenbestraling. Meer informatie hierover vindt u in de bijlage ‘Hersenbestraling’ en via de bijbehorende film.
  • Langzaamgroeiende gliomen worden vaak behandeld met protonenbestraling.

Patiënten die protonenbestraling nodig hebben, worden doorverwezen naar het Universitair Medisch Centrum Groningen. Meer informatie hierover vindt u op de website van het Protonentherapiecentrum.

De afdeling Radiotherapie van Isala heeft een voorlichtingsfilm gemaakt. Via deze film krijgt u alvast een beeld van wat er op deze afdeling gebeurt. U kunt de film bekijken op de website van Isala. Meer informatie vindt u ook in de bijlage 'Hersenbestraling'

Voorlichtingsfilm Radiotherapie bij een hersentumor

Chemotherapie

Chemotherapie is een behandeling met medicijnen, die de groei van de tumor kunnen afremmen. Hierover heeft u een gesprek met de oncoloog. Meer informatie over chemotherapie vindt u in de ‘Behandelwijzer Chemotherapie’.

Doelgerichte therapie

Doelgerichte therapie is een behandeling met medicijnen. Deze medicijnen zijn specifiek gericht tegen bepaalde moleculaire kenmerken van een tumor (zie hoofdstuk 2). Een oncoloog schrijft deze medicijnen voor.

Medicijnen om klachten door de tumor te verminderen

Soms worden medicijnen voorgeschreven die niet bedoeld zijn om de tumor zelf te behandelen, maar om een andere reden. Bijvoorbeeld om zwelling door vocht  in de hersenen af te remmen. Meer informatie hierover leest u in de bijlage ‘Dexamethason’ (hoofdstuk 6 van het PID Hersentumoren).
Ook kunnen medicijnen worden gegeven om epileptische aanvallen te onderdrukken. Meer informatie hierover vindt u in de bijlage ‘Epilepsie’ (hoofdstuk 6 van het PID Hersentumoren).

Behandeling in onderzoeksverband

Er is veel wetenschappelijk onderzoek naar nieuwe behandelingen van kanker. Uw arts is hiervan op de hoogte. Komt u in aanmerking om mee te doen aan een behandeling in onderzoeksverband? Dan bespreekt de arts deze mogelijkheid met u. U krijgt hier dan uitgebreide informatie over. U krijgt informatie in een gesprek en informatie op papier. U krijgt voldoende tijd om een beslissing te nemen of u wilt deelnemen. Uw arts is ook op de hoogte van onderzoek naar nieuwe behandelingen in andere ziekenhuizen. Als dit voor uw situatie belangrijk is, bespreekt  uw arts dit met u.

Controle

De neuroloog of neurochirurg bespreekt met u hoe vaak er controles zijn tijdens de behandeling(en) en na de behandeling(en). 

Controle gliomen

Bij de controles na behandeling van een glioom worden MRI-scans gemaakt. Tijdens het maken van de MRI-scan krijgt u een contrastmiddel toegediend. Door gebruik van dit contrastmiddel kunnen we zien of er lekkage vanuit de bloedvaten is naar het hersenweefsel. Het contrastmiddel komt dan via de bloedvaten in het hersenweefsel terecht. Als dat het geval is, wordt dit zichtbaar op de scan. We noemen dit het aankleuren van het gebied.

De reden voor het aankleuren van hersenweefsel kan verschillend zijn. Naast tumoractiviteit, kan het ook gaan om een infarct (bloedstolsel), een ontstekingsreactie of afgestorven weefsel (necrose).

Epileptische aanvallen kunnen ook leiden tot veranderingen die zichtbaar zijn op de MRI-scan. Deze veranderingen verdwijnen later weer.

Bij laaggradige tumoren kijken we vooral naar de grootte van het afwijkende gebied op de MRI-scan. We vergelijken de grootte van het afwijkende gebied met de resultaten van eerder gemaakte scans. Laaggradige tumoren laten meestal geen aankleuring zien op de MRI-scan.

Bij hooggradige gliomen (graad 3 en graad 4) kijken we vooral naar aankleurende gebieden op de MRI-scan. Hooggradige tumoren laten vaak aankleuring zien op de MRI-scan. Na een operatie kan de aankleuring helemaal niet meer zichtbaar zijn. Het is ook mogelijk dat er wel ‘resten van aankleuring’ te zien blijven.

Pseudoprogressie

Pseudoprogressie betekent dat het op de MRI-scan net lijkt alsof de tumor groter wordt. Maar in het echt is dat niet zo. De verandering op de scan is een soort ontstekingsreactie als gevolg van de behandeling. Er is dus geen groei van de tumor. Deze afwijking kan later ook weer verdwijnen. Vaak heeft een patiënt er geen last van. Als dat wel het geval is, kan het nodig zijn om tijdelijk het medicijn ‘Dexamethason’ te gebruiken.

De kans op pseudoprogressie is het grootst in de eerste 3 maanden na een behandeling met tegelijkertijd bestraling én chemotherapie (Stupp-schema). Dit gebeurt bij patiënten met een glioom graad 4 (gliobastoom). Bij ongeveer 1 op de 5 patiënten komt dan pseudoprogressie voor. Ook na de eerste 3 maanden kan het voorkomen. Daarom maken we niet te snel een MRI-scan. Ook bij langzaam groeiende tumoren kan na bestraling pseudoprogressie voorkomen.

Om het verschil te kunnen zien tussen pseudoprogressie en echte groei van de tumor maken we een speciale MRI-scan: perfusie. De perfusiebeelden van de MRI geven informatie over de doorbloeding van een bepaald gebied in de hersenen. Als de tumor groeit, is op de scan meer doorbloeding te zien. Bij pseudoprogressie is dat niet het geval. Helaas zijn de perfusiebeelden nog niet honderd procent betrouwbaar.

Radionecrose

Net als pseudoprogressie kan ook radionecrose voorkomen. Radionecrose is afgestorven weefsel veroorzaakt door de bestraling. De cellen van het weefsel gaan dan kapot. Necrose komt regelmatig voor na bestraling. 

Laatst gewijzigd 31 januari 2025 / 6675 / P